Einde inhoudsopgave
RvdW 2013/1000
Merkenrecht. Inbreukactie; ongerechtvaardigd voordeel trekken uit onderscheidend vermogen of reputatie van een merk (‘kielzogvaren’); art. 2.20 lid 1, onder c, BVIE; art. 5 Richtlijn 2008/95/EG (Merkenrichtlijn); omstandigheden van het geval; bewijslast.
HR 09-08-2013, ECLI:NL:HR:2013:CA0273 (Red Bull/Osborne)
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
9 augustus 2013
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, A.M.J. van Buchem-Spapens, M.A. Loth, C.E. Drion, G. de Groot
- Zaaknummer
12/00405
- Conclusie
A-G i.b.d. mr. D.W.F. Verkade
- Roepnaam
Red Bull/Osborne
- Vakgebied(en)
Intellectuele-eigendomsrecht / Modellen- en merkenrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2013:CA0273, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 09‑08‑2013
Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 03‑05‑2013
Beroepschrift, Hoge Raad, 20‑12‑2011
- Wetingang
Essentie
Merkenrecht. Inbreukactie; ongerechtvaardigd voordeel trekken uit onderscheidend vermogen of reputatie van een merk (‘kielzogvaren’); art. 2.20 lid 1, onder c, BVIE; art. 5 Richtlijn 2008/95/EG (Merkenrichtlijn); omstandigheden van het geval; bewijslast.
Uit HvJEG 18 juni 2009, C-487/07, NJ 2009/576, m.nt. J.H. Spoor (L’Oréal/Bellure) blijkt dat voor de inbreukmodaliteit ‘ongerechtvaardigd voordeel trekken uit het onderscheidend vermogen of de reputatie van een merk’ als bedoeld in art. 2.20 lid 1, onder c, BVIE en art. 5 lid 2 van Richtlijn 2008/95/EG, is vereist dat de beweerde inbreukmaker ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.