Rb. 's-Gravenhage, 07-11-2006, nr. FA RK 05-4358 247570
ECLI:NL:RBSGR:2006:AZ5970
- Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
- Datum
07-11-2006
- Zaaknummer
FA RK 05-4358 247570
- LJN
AZ5970
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBSGR:2006:AZ5970, Uitspraak, Rechtbank 's-Gravenhage, 07‑11‑2006; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 07‑11‑2006
Inhoudsindicatie
Echtscheiding. Rechtsmacht met betrekking tot het echtscheidingsverzoek. Litispendentie. Nu partijen het erover eens zijn dat op het verzoek tot echtscheiding Nederlands recht van toepassing is, zal de rechtbank Nederlands recht op dat verzoek toepassen. De rechtbank verklaart zich onbevoegd om van de verzoeken inzake het gezag, de omgangsregeling en de verblijfplaats van de minderjarigen kennis te nemen. Nu de man in Nederland woont, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe ten aanzien van het verzoek van de vrouw tot vaststelling van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen en het verzoek van de vrouw tot vaststelling van een bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw. De rechtbank houdt de behandeling met betrekking tot de verzoeken tot vaststelling van een kinderbijdrage, een bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw en de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden aan. Partijen hebben in deze zaak een groot aantal stukken overgelegd in de Franse dan wel de Engelse taal. In een procedure voor de Nederlandse rechter dient evenwel het Nederlands als rechtstaal te worden gebezigd. Ook in het procesreglement scheiding wordt vermeld dat in een vreemde taal gestelde bescheiden moeten zijn voorzien van een beëdigde vertaling in de Nederlandse taal, tenzij het eenvoudig leesbare stukken betreft. Eén en ander brengt met zich dat de rechtbank geen kennis zal nemen van de door partijen in een vreemde taal overgelegde stukken, nu het merendeel van de door partijen in het geding gebrachte stukken niet is aan te merken als eenvoudig leesbaar. De rechtbank zal derhalve bepalen dat partijen de in een vreemde taal gestelde bescheiden waarop zij zich in deze procedure wensen te beroepen dienen te voorzien van een beëdigde vertaling in de Nederlandse taal (tenzij het eenvoudig leesbare stukken betreft).
Partij(en)
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector familie- en jeugdrecht
Meervoudige Kamer
Scheiding
rekestnummer: FA RK 05-4358
zaaknummer: 247570
datum beschikking: 7 november 2006
BESCHIKKING op het op 29 juli 2005 ingekomen verzoek van:
[de man],
de man,
ten tijde van de indiening van het verzoek wonende te [plaats A], Luxemburg, thans wonende te [plaats B],
procureur: mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt,
advocaat: mr. E.K.E. van Herk te Naarden,
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
[de vrouw],
de vrouw,
wonende te [plaats A], Luxemburg,
procureur: D.G.M. van den Hoogen,
advocaat: mr. R.J. Neijenhof te [plaats C].
PROCEDURE
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- -
het verzoekschrift;
- -
het verweerschrift tevens houdende zelfstandig verzoek;
- -
het verweerschrift tegen het zelfstandig verzoek tevens houdende zelfstandig verzoek;
- -
de brief met bijlagen d.d. 10 augustus 2006 van de zijde van de vrouw;
- -
de brief met bijlagen d.d. 10 augustus 2006 van de zijde van de man.
Op 22 augustus 2006 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de vrouw en haar advocaat en mevrouw Raalte, tolk, en de man en zijn advocaat. Zowel van de zijde van de man als van de zijde van de vrouw zijn pleitnotities overgelegd.
FEITEN
- 1.1.
Partijen zijn, onder het maken van huwelijkse voorwaarden, met elkander gehuwd op [datum] 1995 te [plaats C].
- 1.2.
Uit het huwelijk zijn geboren: [kind 1], op [datum] 1997 te Luxemburg en [kind 2], op [datum] 1999 te Luxemburg, hierna te noemen 'de minderjarigen'.
- 1.3.
Partijen hebben de Nederlandse nationaliteit.
- 1.4.
De man heeft op 29 juli 2005 een verzoek tot echtscheiding bij deze rechtbank ingediend.
- 1.5.
Volgens een 'certificat de résidence' d.d. 1 augustus 2005 dat met betrekking tot zowel de man als de vrouw is afgegeven namens de burgemeester van [plaats], Luxemburg, stonden de man en de vrouw op die datum ingeschreven op het adres, [adres] [plaats A], Luxemburg.
- 1.6.
Blijkens een exploot van 12 augustus 2005 van toegevoegd-kandidaat gerechtsdeurwaarder G.J.M. Wouters:
- -
is dat exploot gericht aan de vrouw, wonende te Luxemburg aan de [adres],
[plaats A];
- -
heeft op grond van de EU Betekeningsverordering (de EG-verordening nummer 1348/ 2000 van de Raad van de Europese Unie van 29 mei 2001) middels aangetekende post verzending plaatsgevonden aan de ontvangende instantie te Luxemburg van twee afschriften van dit exploot, alsmede van een bij deze rechtbank door de man ingediend verzoekschrift d.d.
- 29.
juni 2005 houdende verzoek tot echtscheiding met nevenverzoeken, alsmede de Franse vertalingen hiervan;
- -
is het formulier als bedoeld in artikel 4 lid 3 van de EU Betekeningsverordering ingevuld in de Franse taal;
- -
is aan de ontvangende instantie verzocht het exploot aan de vrouw te betekenen dan wel daarvan kennis te geven op de wijze als onder 5 in het formulier 'aanvraag om betekening of kennisgeving van stukken' omschreven, te weten betekening volgens de wet van de aangezochte staat (5.1 van dat formulier);
- -
wordt bij dat exploot betekend een bij deze rechtbank door de man ingediend verzoekschrift d.d. 29 juni 2005 houdende verzoek tot echtscheiding met nevenverzoeken;
- -
is bij dat exploot aangezegd dat de vrouw niet persoonlijk doch uitsluitend door tussenkomst van een procureur hetzij uiterlijk 16 november 2005 een verweerschrift kan indienen, hetzij tot die datum om uitstel tot het indienen van een verweerschrift kan verzoeken.
- 1.7.
De vrouw heeft op 23 augustus 2005 een verzoek tot echtscheiding in Luxemburg ingediend.
VERZOEK EN VERWEER
- 2.1.
Het verzoek van de man, zoals dat bij verzoekschrift luidt, strekt tot echtscheiding; tevens verzoekt de man verklaring voor recht dat het gezamenlijk ouderlijk gezag over de minderjarigen na echtscheiding bij partijen gezamenlijk blijft rusten, een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaar verklaring bij voorraad en kosten rechtens.
- 2.2.
De vrouw stelt zich primair op het standpunt dat niet deze rechtbank, maar de Luxemburgse rechter bevoegd is van het echtscheidingsverzoek kennis te nemen. Voor het geval deze rechtbank zich bevoegd acht van het verzoek tot echtscheiding met nevenverzoeken kennis te nemen, voert de vrouw gemotiveerd verweer. Zij betoogt onder meer dat ter zake van de gezagskwestie en de omgangsregeling de Luxemburgse rechter rechtsmacht heeft en zij verzoekt dienaangaande verwijzing naar de Luxemburgse rechter.
- 2.3.
Tevens verzoekt de vrouw - subsidiair, indien en voor zover de rechtbank zich bevoegd acht van het verzoek van de man kennis te nemen - zelfstandig de echtscheiding tussen partijen uit te spreken, alsmede:
- -
bepaling dat de minderjarige kinderen van partijen de hoofdverblijfplaats bij de vrouw hebben;
- -
vaststelling van een door de man aan de vrouw te betalen kinderbijdrage van € 2.000,- per maand per kind;
- -
vaststelling van een door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw van € 10.500,- per maand;
- -
veroordeling van de man om aan de vrouw, krachtens het tussen partijen geldende Amsterdams verrekenbeding, te betalen de waarde van de helft van zijn vermogen, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der indiening van dit verweerschrift tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede in dit kader de man te veroordelen de bescheiden als bedoeld in artikel 1:143 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek over te leggen;
- -
veroordeling van de man om mee te werken aan de verdeling bij helfte van de zaken die geacht worden gemeenschappelijk eigendom te zijn;
Voor het geval deze rechtbank zich bevoegd acht kennis te nemen van de zaak ten aanzien van het gezag en een omgangsregeling, verzoekt de vrouw uiterst subsidiair te bepalen dat:
- -
de vrouw alleen wordt belast met het ouderlijk gezag over de minderjarige kinderen van partijen;
- -
de man met de minderjarigen begeleide omgang zal hebben, waarbij de omgang enkel zal plaatsvinden in Luxemburg,
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaar verklaring bij voorraad.
- 2.4.
De man voert verweer tegen de zelfstandige verzoeken van de vrouw en verzoekt tevens zelfstandig:
- -
primair: een omgangsregeling tussen de man en de minderjarigen vast te stellen;
subsidiair: te bepalen dat de minderjarigen hun hoofdverblijfplaats bij de man hebben, met vaststelling in goede justitie van een omgangsregeling tussen de minderjarigen en de vrouw;
- -
voorwaardelijk, voor het geval de vrouw haar verzoek tot afrekening van de huwelijkse voorwaarden handhaaft: de vrouw te veroordelen om huishoudgeld aan de man te betalen over de periode 1 april 2005 tot 1 augustus 2005, in die zin dat zij alsnog haar netto salaris over die maanden stort op de en/of rekening van partijen,
kosten rechtens.
BEOORDELING
- 3.
echtscheiding
rechtsmacht met betrekking tot het echtscheidingsverzoek
- 3.1.
Zowel de man als de vrouw hebben de Nederlandse nationaliteit. De Nederlandse rechter komt derhalve met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding rechtsmacht toe op grond van het bepaalde in artikel 3 lid 1 aanhef en sub b van Brussel II-bis (de Verordening (EG) nr. 2201/ 2003 van 27 november 2003, betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid).
De rechtbank verwerpt het betoog van de vrouw dat met 'de nationaliteit' in artikel 3 lid 1 sub b bedoeld is de gemeenschappelijke nationaliteit en dat voor de definiëring daarvan gekeken moet worden naar de effectieve nationaliteit van partijen, hetgeen volgens de vrouw in haar geval niet de Nederlandse, maar de Amerikaanse nationaliteit is. Nu Brussel II-bis op dit punt geen uitsluitsel geeft, dient naar het oordeel van de rechtbank ter zake uitgegaan te worden van het interne Nederlands recht. Naar Nederlands internationaal privaatrecht geldt dat bij de bevoegdheid om kennis te nemen van een internationale echtscheiding tussen twee Nederlanders de nominale (gemeenschappelijke) nationaliteit voldoende is voor het aannemen van rechtsmacht en dat derhalve een effectiviteitstoets achterwege gelaten moet worden.
Eveneens gaat de rechtbank voorbij aan het betoog van de vrouw dat de rechtbank niet bevoegd is van het verzoek tot echtscheiding kennis te nemen omdat aan geen van de voorwaarden als genoemd in artikel 3 lid 1 aanhef en sub a van Brussel II-bis is voldaan. Nu tussen de in artikel 3 van Brussel II-bis genoemde bevoegdheidcriteria geen onderlinge hiërarchie bestaat.
litispendentie
- 3.2.
De man heeft zijn verzoek tot echtscheiding met nevenverzoeken bij deze rechtbank ingediend, welk verzoek op 29 juli 2005 ter griffie is ingekomen. De vrouw heeft, zo staat tussen partijen vast, op 23 augustus 2005 in Luxemburg een verzoek tot echtscheiding ingediend. Er dient derhalve van worden uitgegaan dat bij gerechten van dezelfde lidstaten van de Europese Unie tussen dezelfde partijen een procedure tot echtscheiding aanhangig is. Dit roept de vraag op bij welk gerecht de zaak het eerst is aangebracht. Gelet op het bepaalde in artikel 17 en artikel 19 van Brussel II-bis is de rechtbank van oordeel dat zij deze vraag ambtshalve dient te beantwoorden.
- 3.3.
Ter beantwoording van voornoemde vraag dient te worden bezien wanneer het echtscheidingsverzoek bij deze rechtbank aanhangig is gemaakt. Nu hier te lande een verzoek geacht wordt aanhangig te zijn vanaf het moment van indiening daarvan is beslissend het tijdstip waarop het verzoekschrift (zijnde het inleidende gedingstuk) van de man ter griffie van deze rechtbank is ingekomen. Vervolgens moet - gelet op het bepaalde in artikel 16 aanhef en sub a van Brussel II-bis - worden beoordeeld of de man niet heeft nagelaten naar Nederlands recht de vereiste stappen te nemen teneinde het verzoek tot echtscheiding met nevenverzoeken aan de vrouw te doen betekenen of mede te delen.
- 3.4.
Het exploot d.d. 12 augustus 2005 (zoals weergegeven in rechtsoverweging 1.6) is in Luxemburg - blijkens de overgelegde 'modalités de la remise de l'exploit' en 'attestion de remise d'acte' naar het voorkomt op 1 september 2005 - aan de vrouw betekend op het adres [adres], [plaats A] (Luxemburg), zijnde het adres van de voormalig echtelijke woning van partijen. De man stelt dat dit toen formeel nog steeds het woonadres van de vrouw was, dat de vrouw vrije toegang tot die woning had en dat hem na 3 augustus 2005 wekenlang geen ander adres van de vrouw bekend was. De vrouw heeft betoogd dat het de man bekend was dat zij niet naar dit adres zou terugkeren zolang hij daar nog woonde.
- 3.5.
In het midden kan blijven of betekening aan voornoemd adres als een juiste wijze van betekening kan worden aangemerkt, omdat het er naar het oordeel van de rechtbank voor dient te worden gehouden dat de vrouw, in ieder geval vóórdat zij op 23 augustus 2005 een verzoek tot echtscheiding in Luxemburg indiende (en naar het voorkomt ook vóór betekening van voornoemd exploot d.d. 12 augustus 2005), bekend was met het door de man op 29 juli 2005 bij deze rechtbank ingediende het verzoek tot echtscheiding met nevenverzoeken. Dit baseert de rechtbank op de volgende omstandigheden.
Ter terechtzitting heeft de man onweersproken gesteld dat op 22 augustus 2005 in Luxemburg een zitting heeft plaatsgevonden in een aldaar aanhangig gemaakte voorlopige voorzieningen procedure en dat tijdens deze zitting is gebleken dat de vrouw op de hoogte was van de echtscheidingsprocedure in Nederland.
Voorts heeft de man op 9 augustus 2005 bij deze rechtbank een verzoekschrift voorlopige voorzieningen ingediend, waarin wordt vermeld dat de man op 29 juli 2005 bij deze rechtbank een echtscheidingsverzoek heeft ingediend. De rechtbank heeft naar aanleiding van het verzoek tot voorlopige voorzieningen op 25 augustus 2005 een mondelinge behandeling bepaald. Bij brief van 23 augustus 2005 heeft de advocaat van de vrouw aanhouding van die mondelinge behandeling verzocht, onder meer omdat het verzoekschrift voorlopige voorzieningen hem eerst op 22 augustus 2005 had bereikt.
- 3.6.
De rechtbank stelt vast dat de vrouw in ieder geval vóórdat zij op 23 augustus 2005 een verzoek tot echtscheiding in Luxemburg indiende bekend was met het door de man op 29 juli 2005 bij deze rechtbank ingediende verzoek tot echtscheiding met nevenverzoeken.
Het voorgaande leidt ertoe dat het bij deze rechtbank ingediende echtscheidingsverzoek eerder is aangebracht dan het door de vrouw in Luxemburg ingediende echtscheidingsverzoek, ook indien er van moet worden uitgegaan dat het indienen van dat verzoek op 23 augustus 2005 kan worden aangemerkt als het aanbrengen van een dergelijk verzoek bij een Luxemburgse rechter. De rechtbank zal derhalve de zaak niet aanhouden op grond van het bepaalde in artikel 19 van Brussel II-bis en zal, nu haar op grond van het bepaalde in artikel 3 lid 1 aanhef en sub b van Brussel II-bis rechtsmacht toekomt, het echtscheidingsverzoek van de man behandelen.
het op het echtscheidingsverzoek toepasselijke recht
- 3.7.
Nu partijen het erover eens zijn dat op het verzoek tot echtscheiding Nederlands recht van toepassing is, zal de rechtbank krachtens artikel 1 lid 4 van de Wet van 25 maart 1981, houdende regeling van het conflictenrecht inzake ontbinding van het huwelijk en scheiding van tafel en bed en de erkenning daarvan, Nederlands recht op dat verzoek toepassen.
het echtscheidingsverzoek (inhoudelijk)
- 3.8.
De gestelde duurzame ontwrichting van het huwelijk is niet bestreden en staat dus in rechte vast, zodat het daarop steunende niet weersproken verzoek tot echtscheiding als op de wet gegrond voor toewijzing vatbaar is.
- 4.
gezag, omgang en verblijfplaats van de minderjarigen
- 4.1.
De verzoeken inzake het gezag, de omgangsregeling en de verblijfplaats van de minderjarigen zijn gedaan in het kader van nevenvoorzieningen bij echtscheiding. Tussen partijen staat vast dat de minderjarigen hun gewone verblijfplaats bij de vrouw in Luxemburg hebben. Op grond van het bepaalde in artikel 8 van Brussel II-bis is derhalve de Luxemburgse rechter bevoegd kennis te nemen van deze verzoeken terzake van de ouderlijke verantwoordelijkheid.
Het door de man gedane beroep op het bepaalde in artikel 4 Brussel bis-II gaat niet op, omdat er vanuit moet worden gegaan dat artikel 4 slechts bevoegdheid schept voor tegenverzoeken die binnen de reikwijdte van afdeling 1 van hoofdstuk II vallen en dat is met een tegenverzoek met betrekking tot de ouderlijke verantwoordelijkheid niet het geval. Een andere lezing van artikel 4 zou strijd opleveren de voorwaarden die artikel 12 Brussel bis-II stelt aan de bevoegdheid van de echtscheidingsrechter om kennis te nemen van nevenverzoeken met betrekking tot de ouderlijke verantwoordelijkheid. Aangezien de vrouw zich op het standpunt stelt dat de Nederlandse rechter niet bevoegd is om te beslissen op de verzoeken terzake van de ouderlijke verantwoordelijkheid, is naar het oordeel van de rechtbank niet aan de voorwaarden van artikel 12 Brussel bis-II voldaan.
De rechtbank verklaart zich dan ook onbevoegd om van de verzoeken inzake het gezag, de omgangsregeling en de verblijfplaats van de minderjarigen kennis te nemen.
- 5.
kinderbijdrage
- 5.1.
Nu de man in Nederland woont, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe ten aanzien van het verzoek van de vrouw tot vaststelling van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen.
- 5.2.
Op het verzoek tot vaststelling van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen zal de rechtbank op grond van artikel 4 van het Verdrag inzake de wet die van toepassing is op onderhoudsverplichtingen van 2 oktober 1973, Trb. 1974, 86, Luxemburgs recht toepassen.
- 5.3.
De rechtbank stelt voorop dat zij op dit punt reeds hierover geen beslissing kan geven omdat veel stukken die partijen hebben overgelegd zijn gesteld in een andere taal dan de Nederlandse. Zoals met partijen ter terechtzitting is besproken dienen, conform het bepaalde in het procesreglement, stukken waarop zij zich wensen te beroepen te zijn voorzien van een vertaling in het Nederlands. De rechtbank verwijst met betrekking tot dit punt verder naar punt 8.1.
- 5.4.
Partijen dienen zich uit te laten omtrent de inhoud van het op dit punt toepasselijke Luxemburgse recht. Daartoe dienen zij in ieder geval stukken over te leggen inzake het vaststellen van een kinderbijdrage naar Luxemburgs recht, waaronder in ieder geval (vertaalde) relevante wetsartikelen en literatuur en eventueel door de vrouw in Luxemburg te behalen (fiscale) voordelen inzake de kinderen.
- 6.
partneralimentatie vrouw
- 6.1.
Nu de man in Nederland woont, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe aangaande het verzoek van de vrouw tot vaststelling van een bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw.
- 6.2.
Op het verzoek tot alimentatie voor de vrouw zal de rechtbank op grond van artikel 8 van het Verdrag inzake de wet die van toepassing is op onderhoudsverplichtingen van 2 oktober 1973, Trb. 1974, 86, Nederlands recht toepassen.
- 6.3.
Voor wat betreft de vertaling van door partijen overgelegde of nog over te leggen stukken verwijst de rechtbank naar hetgeen zij hierover onder 8.1 zal overwegen.
- 6.4.
De man dient een recente draagkrachtberekening, alsmede recente salarisspecificaties en/of recente specificaties betreffende zijn inkomsten en bankafschriften ten aanzien van de recente stand van zijn vermogen, over te leggen. In dit verband verwijst de rechtbank tevens naar de stukken zoals vermeld in bijlage 3 bij het procesreglement scheiding.
- 6.5.
De vrouw dient recente salarisspecificaties en/of recente specificaties betreffende haar inkomsten en bankafschriften ten aanzien van de recente stand van haar vermogen, over te leggen, alsmede toe te lichten welk belastingregime voor haar geldt. Ook in dit verband verwijst de rechtbank tevens naar de stukken zoals vermeld in bijlage 3 bij het procesreglement scheiding.
- 7.
de huwelijkse voorwaarden
- 7.1.
Nu de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft met betrekking tot het echtscheidingsverzoek, heeft hij tevens rechtsmacht met betrekking tot het verzoek tot de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden.
- 7.2.
Krachtens artikel 3 van het Haags Huwelijksvermogensverdrag van 14 maart 1978, Trb. 1988, 130, wordt het huwelijksvermogensregime beheerst door het Nederlands recht, nu de echtgenoten dat interne recht - gelet op artikel 10 van de door hen op 4 oktober 1995 overeengekomen huwelijkse voorwaarden - vóór het huwelijk hebben aangewezen als het op hun huwelijksvermogensregime toepasselijke recht.
- 7.3.
De tussen partijen overeengekomen huwelijkse voorwaarden bepalen onder meer dat tussen partijen alleen een gemeenschap van inboedel zal bestaan en dat elke andere huwelijksvermogensrechtelijke gemeenschap wordt uitgesloten (artikel 1). Ook bepalen die huwelijkse voorwaarden dat partijen periodiek, doch tenminste eenmaal per kalenderjaar, hun overgespaarde inkomens zullen bijeenvoegen en verrekenen, welke bijeenvoegingsplicht eindigt zodra de gemeenschappelijke huishouding duurzaam heeft opgehouden te bestaan (artikel 6).
- 7.4.
Ten aanzien van de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden dienen partijen - op overzichtelijke wijze en onderbouwd met verificatoire bescheiden, voor zover in een vreemde taal vergezeld van een beëdigde vertaling in de Nederlandse taal - over te leggen:
- -
een schriftelijke overeenstemming inzake de een peildatum voor het vaststellen van de samenstelling en de omvang van het te verrekenen vermogen en de te verdelen inboedel, bij gebreke waarvan als tijdstip zal gelden de datum waarop het echtscheidingsverzoek is ingediend;
- -
een overzicht van te verrekenen bedragen per de peildatum;
- -
een overzicht van de samenstelling van de (in-)boedel en de waarde van de verschillende
(in-)boedelbestanddelen op de peildatum, waarbij partijen ervoor dienen zorg te dragen dat zij dezelfde (in-)boedelbestanddelen op dezelfde wijze aanduiden,
- -
indien verschil van mening bestaat over de waarde, een voorstel ten aanzien van de wijze waarop de waarde moet worden vastgesteld, vergezeld van een voorstel met betrekking tot de eventueel te benoemen taxateur(s),
- -
een voorstel tot verdeling en verrekening,
- -
een overzicht van de punten waarover partijen het ook na het door hen gevoerde overleg niet met elkaar eens zijn geworden.
- 8.
de processtukken
- 8.1.
Partijen hebben in deze zaak een groot aantal (ruim zestig) stukken overgelegd in de Franse dan wel de Engelse taal. In een procedure voor de Nederlandse rechter dient evenwel het Nederlands als rechtstaal te worden gebezigd. Ook in het procesreglement scheiding wordt onder punt 1.8. vermeld dat in een vreemde taal gestelde bescheiden moeten zijn voorzien van een beëdigde vertaling in de Nederlandse taal, tenzij het eenvoudig leesbare stukken betreft. Eén en ander brengt met zich dat de rechtbank geen kennis zal nemen van de door partijen in een vreemde taal overgelegde stukken, nu het merendeel van de door partijen in het geding gebrachte stukken niet is aan te merken als eenvoudig leesbaar.
De rechtbank zal derhalve bepalen dat partijen de in een vreemde taal gestelde bescheiden waarop zij zich in deze procedure wensen te beroepen dienen te voorzien van een beëdigde vertaling in de Nederlandse taal (tenzij het eenvoudig leesbare stukken betreft). De rechtbank verwacht van partijen bovendien dat zij daarbij aangeven ter onderbouwing van welke stellingen de desbetreffende stukken worden overgelegd, bij gebreke waarvan de rechtbank de stukken niet in de procedure zal betrekken.
- 9.
tussentijds hoger beroep
- 9.1.
Gelet op de aard van voornoemde beslissingen stelt de rechtbank ingevolge artikel 358 lid 4 Rv partijen in staat tussentijds hoger beroep in te stellen tegen deze (tussen)beschikking.
- 10.
verdere verloop van de zaak
- 10.1.
In afwachting van het verstrijken van de hoger beroepstermijn en om partijen gelegenheid te geven tot onderling overleg en het (zo nodig) in het geding brengen van de hiervoor in 5.3, 6.3, 6.4, 7.4 en 8.1 genoemde stukken zal de rechtbank iedere verdere beslissing pro forma aanhouden tot 15 april 2007.
- 10.2.
Partijen dienen uiterlijk vier weken voor genoemde pro forma datum de rechtbank schriftelijk mede te delen of zij in hoger beroep zijn gegaan en zo ja, wat de stand van zaken is in deze procedure.
Indien alsdan geen hoger beroep (meer) aanhangig is, dienen partijen uiterlijk vier weken voor de pro forma datum voornoemde en eventueel verdere stukken over te leggen. De wederpartij zal tot aan de pro forma datum de gelegenheid krijgen hierop te reageren.
BESLISSING
De rechtbank:
- I.
spreekt uit de echtscheiding tussen: [de man] en [de vrouw], gehuwd op [datum] 1995 in de gemeente [plaats C];
- II.
verklaart zich onbevoegd kennis te nemen van de verzoeken met betrekking tot het gezag, een omgangsregeling en de verblijfplaats van de minderjarigen, [kind 1], geboren op [datum] 1997 te Luxemburg en [kind 2], geboren op
[datum] 1999 te Luxemburg;
- III.
houdt de behandeling met betrekking tot de verzoeken tot vaststelling van een kinderbijdrage,
een bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw en de afwikkeling van de huwelijkse
voorwaarden aan tot 15 april 2007 pro forma;
- IV.
bepaalt dat partijen tussentijds hoger beroep kunnen instellen tegen deze beschikking;
- V.
bepaalt dat partijen uiterlijk vier weken vóór genoemde pro forma datum schriftelijk aan de
rechtbank dienen mee te delen of zij in hoger beroep zijn gegaan en zo, ja wat de stand van
zaken in die procedure is;
- VI.
bepaalt dat partijen - indien alsdan geen hoger beroep (meer) aanhangig is - uiterlijk vier
weken vóór genoemde pro forma datum aan elkaar en aan de rechtbank dienen over te
leggen de stukken als bedoeld in de rechtsoverwegingen 5.3, 6.3, 6.4, 7.4 en 8.1;
- VII.
bepaalt dat stukken, voor zover in een vreemde taal gesteld, moeten zijn voorzien van een beëdigde vertaling in de Nederlandse taal, tenzij het eenvoudig leesbare stukken betreft;
- VIII.
bepaalt dat partijen tot de pro forma datum op de door de wederpartij overgelegde stukken
schriftelijk mogen reageren;
- IX.
bepaalt dat de behandeling ter zitting eerst na tijdige ontvangst van alle bovengenoemde stukken
zal worden voortgezet;
- X.
beveelt de griffier partijen tegen het tijdstip van de nadere behandeling ter terechtzitting ieder
via de eigen procureur op te roepen;
- XI.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. P.D. Veenendaal, Th.G. Lautenbach, R. Cats, tevens kinderrechters, bijgestaan door mr. A.C. Bakker als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 november 2006.