Hof Arnhem-Leeuwarden, 08-08-2017, nr. 200.208.475
ECLI:NL:GHARL:2017:6845
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
08-08-2017
- Zaaknummer
200.208.475
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2017:6845, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 08‑08‑2017; (Hoger beroep)
Uitspraak 08‑08‑2017
Inhoudsindicatie
Schriftelijke aanwijzing: beperking contact met gezag belaste vader door GI in strijd met art. 1:265g BW
Partij(en)
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.208.475
(zaaknummer rechtbank Overijssel 193609)
beschikking van 8 augustus 2017
inzake
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats verzoeker] ,verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. E. Schriemer te Zwolle,
en
de gecertificeerde instelling
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI,
en
[moeder] ,
wonende op een geheim adres,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. J. de Ruiter te Kampen.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 6 december 2016, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.
2. Het geding in hoger beroep
2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 25 januari 2017;
- het verweerschrift van de GI met producties;
- het verweerschrift van de moeder;
- een journaalbericht van mr. De Ruiter van 4 juli 2017 met bijlagen;
- een journaalbericht van mr. Schriemer van 5 juli 2017 met bijlagen;
- een brief van mr. Schriemer, ingekomen op 12 juli 2017, met bijlagen;
- een journaalbericht van mr. Schriemer van 17 juli 2017 met bijlagen;
- een brief van mr. Schriemer, ingekomen op 18 juli 2017, met bijlagen.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 20 juli 2017 plaatsgevonden. De ouders zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Namens de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad) is [medewerker raad] verschenen. Namens de GI zijn verschenen [medewerker GI 1] en [medewerker GI 2] .
3. De vaststaande feiten
3.1
Uit de inmiddels beëindigde relatie van de moeder en de vader is [kind] geboren op [geboortedatum kind] te [geboorteplaats kind] , verder te noemen: [kind] .
De ouders waren tot 24 mei 2017 gezamenlijk belast met het gezag over [kind] . De kinderrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, heeft bij – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking van 24 mei 2017 met ingang van 24 mei 2017 de moeder, met uitsluiting van de vader, belast met het gezag over [kind] . [kind] woont bij de moeder.De ouders hebben na het beëindigen van hun relatie in onderling overleg een zorgregeling afgesproken.
3.2
Bij beschikking van 13 april 2016 heeft de kinderrechter in de rechtbank Overijssel [kind] onder toezicht gesteld van de GI. De ondertoezichtstelling is laatstelijk verlengd tot 13 april 2017.
3.3
Bij schriftelijke aanwijzing van 3 november 2016 heeft de GI op grond van artikel 1:265f van het Burgerlijk Wetboek (BW) een zorgregeling vastgesteld tussen de vader en [kind] van eenmaal per vier weken, gedurende een uur, op neutraal terrein, onder begeleiding van de jeugdzorgwerker en een medewerker van het zorgteam van [kind] .
4. De omvang van het geschil
4.1
Bij de voormelde beschikking van 6 december 2016 heeft de kinderrechter het verzoek van de vader om de schriftelijke aanwijzing van de GI van 3 november 2016 vervallen te verklaren, althans de GI op te dragen een bezoekregeling op te leggen met een hogere frequentie, afgewezen en de schriftelijke aanwijzing bekrachtigd.
4.2
De vader is met twee ongenummerde grieven in hoger beroep gekomen van die beschikking. De vader verzoekt het hof, uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en alsnog de schriftelijke aanwijzing van de GI van 3 november 2016 vervallen te verklaren en, opnieuw beschikkende, een bezoekregeling op te leggen met een hogere frequentie dan wel met een opbouw naar een hogere frequentie dan wel een bezoekregeling op te leggen in goede justitie te bepalen.
4.3
De GI verweert zich hiertegen en verzoekt het hof de vader in het door hem ingestelde hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel het verzoek in hoger beroep af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
4.4
De moeder voert eveneens verweer en verzoekt het hof de vader in het door hem ingestelde hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel het verzoek in hoger beroep af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
5. De motivering van de beslissing
5.1
Ingevolge artikel 1:263 lid 1 BW kan de GI ter uitvoering van haar taak schriftelijk aanwijzingen geven betreffende de verzorging en opvoeding van een minderjarige. Ingevolge het tweede lid van dat artikel dienen de met het gezag belaste ouder en de minderjarige deze aanwijzingen op te volgen.
5.2
Als een kind uit huis geplaatst is kan de GI op grond van artikel 1:265f lid 1 BW, voor zover noodzakelijk met het oog op het doel van de uithuisplaatsing en voor de duur van de uithuisplaatsing, de contacten tussen de met het gezag belaste ouder en het kind beperken. Op grond van lid 2 van artikel 1:265f BW geldt deze beslissing van de GI als een schriftelijke aanwijzing en kan de ouder op grond van het van toepassing zijnde artikel 1:264 BW de kinderrechter vragen de beslissing (de schriftelijke aanwijzing) vervallen te verklaren. De kinderrechter kan een zodanige regeling vaststellen als hem in het belang van de minderjarige wenselijk voorkomt.
5.3
In het onderhavige geval is sprake van een kind dat onder toezicht is gesteld en bij de moeder woont. Dit betekent dat artikel 1:265g BW en niet artikel 1:265f BW van toepassing is. De GI had derhalve geen schriftelijke aanwijzing mogen geven die het contact tussen de (destijds nog) met het gezag belaste vader en [kind] beperkte, maar had bij de kinderrechter een verzoek moeten indienen tot het vaststellen of wijzigen van een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. Nu de schriftelijke aanwijzing van de GI is afgegeven in strijd met de wet zal het hof de bestreden beschikking vernietigen en de schriftelijke aanwijzing van de GI alsnog vervallen verklaren.
5.4
Het verzoek van de vader om een bezoekregeling op te leggen wijst het hof af. Het hof overweegt dat, nu artikel 1:265f (lid 2) BW niet van toepassing is, ingevolge artikel 362 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in hoger beroep geen zelfstandig verzoek kan worden gedaan. Dit verzoek zal daarom worden afgewezen.
7. De beslissing
Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 6 december 2016, en, opnieuw beschikkende:
verklaart de schriftelijke aanwijzing van de GI van 3 november 2016 alsnog vervallen;
wijst af het meer of anders verzochte;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Feunekes, I.G.M.T. Weijers-van der Marck
en C.M. Schönhagen, bijgestaan door mr. M. Vodegel als griffier, en is op
8 augustus 2017 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.