Rb. Zeeland-West-Brabant, 10-11-2022, nr. 02-179558-22
ECLI:NL:RBZWB:2022:6664
- Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum
10-11-2022
- Zaaknummer
02-179558-22
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBZWB:2022:6664, Uitspraak, Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 10‑11‑2022; (Op tegenspraak)
Uitspraak 10‑11‑2022
Inhoudsindicatie
Diefstal met bedreiging met geweld door tonen vuurwapen en vuurwapenbezit. Gev.straf 11 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met reclasseringstoezicht en bijzondere voorwaarden.
Partij(en)
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-179558-22
vonnis van de meervoudige kamer van 10 november 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1994 te [woonplaats] ,
thans gedetineerd in de PI Dordrecht, Kerkeplaat 25, 3313 LC Dordrecht,
raadsman mr. G. Demir, advocaat te Gilze.
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 27 oktober 2022, waarbij de officier van justitie, mr. L. den Braber, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
-’s nachts in Tilburg een telefoon van iemand heeft gestolen en daarbij een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft getoond en op die persoon heeft gericht en in Tilburg een alarm/startpistool met munitie voorhanden heeft gehad.
3. De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan. Bij feit 1 baseert zij zich op de aangiftes, het proces-verbaal bevindingen ten aanzien van de herkenning van verdachte, de verklaring van verdachte en het aantreffen van de telefoon van aangever bij verdachte in de woning. Bij feit 2 baseert zij zich op het aantreffen van het wapen in de woning van verdachte, het proces-verbaal van bevindingen betreffende het wapen en de bekennende verklaring van verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich voor wat betreft de bewezenverklaring aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1:
Gelet op de aangiftes van [aangever 1] en [aangever 2] alsmede de verklaring van verdachte ter zitting acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 4.4. tenlastegelegde handelingen heeft verricht. Verdachte heeft deze handelingen ook bekend, met uitzondering van het richten van het vuurwapen in de richting van de buik van aangever [aangever 2] . Echter, beide aangevers hebben verklaard dat verdachte het wapen op de buik van [aangever 2] richtte. Gelet op deze verklaringen kan ook wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte het wapen heeft gericht op de buik van [aangever 2] .
Feit 2:
Gelet op de in de bijlage II genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het wapen voorhanden had. Verdachte zal partieel vrijgesproken worden van het voorhanden hebben van de munitie, omdat abusievelijk de verkeerde categorie munitie is tenlastegelegd en daarom dat onderdeel van het tenlastegelegde niet kan worden bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 16 juli 2022 te Tilburg omstreeks 01:36 uur, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, op/aan de openbare weg, de Lange Nieuwstraat, een telefoon (Samsung Galaxy A51), die geheel aan [aangever 1] , toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [aangever 1] en [aangever 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, door
- het tonen van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan voornoemde [aangever 1] en [aangever 2] en vervolgens
- het richten van dat vuurwapen in de richting van de buik, van
voornoemde [aangever 2] en vervolgens
- het aan voornoemde [aangever 2] vragen of die geld of waardevolle goederen bij zich had en
mededelen dat hij, verdachte zijn tas wilde controleren en vervolgens het doorzoeken van de tas van voornoemde [aangever 2] en vervolgens
- het maken van zwaaiende bewegingen met dat op een vuurwapen
gelijkend voorwerp in de richting van het lichaam van voornoemde [aangever 1] en vervolgens
- het aan voornoemde [aangever 1] vragen/verzoeken om diens telefoon en/of andere goederen van waarde;
2.
op 17 juli 2022 te Tilburg een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten een, alarm- c.q. startpistool en een voor dat wapen geschikte patroonhouder, voorhanden heeft gehad;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring cursief verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarden de door de reclassering in het reclasseringsrapport geadviseerde voorwaarden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de door de officier van justitie geëiste duur van de gevangenisstraf niet passend is omdat het gebruik van het wapen veel te zwaar in de eis doorweegt met een verhoging van 150% op de richtlijn. De verdediging verzoekt om aan verdachte een gevangenisstraf van elf maanden waarvan vijf maanden voorwaardelijk op te leggen met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden, zoals die door de reclassering zijn geadviseerd. Verdachte is bereid en gemotiveerd zich aan de bijzondere voorwaarden te houden. Hij wil zo snel mogelijk starten met de behandelingen en zijn leven weer oppakken. De verdediging verzoekt rekening te houden met de houding van verdachte. Verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd bij de politie, heeft zich vriendelijk en correct opgesteld in het contact met de slachtoffers en spijt betuigd. Verdachte is bovendien niet eerder veroordeeld voor een geweldsdelict. Daarbij komt dat verdachte het feit heeft gepleegd onder invloed van alcohol. Hierdoor was verdachte minder goed in staat om andere gedragskeuzes te maken. Ook is er geen sprake van letsel bij de slachtoffers en is de werkwijze van verdachte allesbehalve professioneel te noemen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een straatroof waarbij een mobiele telefoon is weggenomen. Verdachte heeft zich daarbij ook schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. Door verdachte is een zeer bedreigende sfeer gecreëerd door dit op een vuurwapen gelijkend voorwerp te tonen aan de slachtoffers én te richten op één van hen. Weliswaar betrof het een alarm- c.q. startpistool, maar dit maakt de situatie voor de slachtoffers niet minder beangstigend. Het is zeer voorstelbaar dat het handelen van verdachte gevoelens van onveiligheid en angst heeft opgeroepen bij de slachtoffers. De slachtoffers waren bovendien minderjarig.. Het is een feit van algemene bekendheid dat dergelijke misdrijven bijdragen aan het gevoel van onveiligheid in de samenleving. De rechtbank acht het ernstige feiten. Verdachte heeft verklaard dat hij in de stad met vrienden aan het drinken was. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij kennelijk met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp met vrienden op pad gaat en dan ook nog eens een dergelijke hoeveelheid alcohol nuttigt waardoor hij niet meer weet wat hij doet
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor het voorhanden hebben van wapens. Verdachte is niet eerder veroordeeld voor geweldsdelicten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 30 september 2022, waaruit blijkt dat er bij verdachte sprake is van forse middelenproblematiek en dat zijn sociale netwerk een negatieve invloed op hem heeft. Ook maakt de reclassering zich zorgen omdat verdachte in het laatste jaar meermaals met politie en justitie in aanraking is geweest. Daarom wordt geadviseerd, indien verdachte wordt veroordeeld, een deels voorwaardelijke straf op te leggen met een proeftijd en met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname, een alcoholverbod, het meewerken aan middelencontrole en andere voorwaarden het gedrag betreffende.
De rechtbank heeft zich bij het bepalen van de straf gebaseerd op de Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) oriëntatiepunten. Het oriëntatiepunt voor een straatroof met licht geweld of verbale bedreiging is een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden. In strafverzwarende zin neemt de rechtbank mee dat er in deze zaak is gedreigd met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, dat het feit in de nacht heeft plaatsgevonden en dat sprake is van minderjarige, kwetsbare, slachtoffers. Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd. Van belang is dat verdachte een forse stok achter de deur heeft om de door de reclassering geadviseerde voorwaarden mogelijk te maken. De rechtbank acht, alles overwegend, de door de raadsman verzochte strafduur- en modaliteit passend. De rechtbank legt aan verdachte op een gevangenisstraf voor de duur van elf maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daaraan zal zij de bijzondere voorwaarden verbinden zoals door de reclassering zijn geadviseerd.
7. Het beslag
7.1
De teruggave
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp, een mes, aan de rechthebbende.
8. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9. De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: Diefstal, voorafgegaan en vergezeld met bedreiging met geweld met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en makkelijk te maken;
feit 2: Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, Wet Wapens en Munitie;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 11 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd meldt bij de reclassering zo lang en zo frequent als deze dit nodig acht. De reclassering zal contact met verdachte opnemen voor de eerste afspraak. Hij dient zich te houden aan de aanwijzingen van de reclassering. Hieronder valt ook het meewerken aan huisbezoeken. Verdachte is verantwoordelijk telefonisch en per post bereikbaar te zijn. De reclassering controleert de behandelvoortgang en woont evaluaties bij;
* dat verdachte zich voor zijn impulsiviteit, beïnvloedbaarheid, verstevigen van zijn zelfvertrouwen, geslotenheid en het maken van de verkeerde keuzes laat behandelen door een forensische ambulante polikliniek in zijn woonomgeving, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Ook als dit betekent het meewerken aan een IQ-test en/of een
persoonlijkheidsonderzoek;
*dat verdachte zich laat behandelen door een zorgverlener in zijn woonomgeving die zich richt op middelenproblematiek, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
* Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert (of bij terugval gedurende het behandeltraject) laat verdachte zich, na rechtelijke goedkeuring, opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die
de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
*dat verdachte geen alcohol gebruikt en meewerkt aan urineonderzoek om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
*dat verdachte meewerkt aan controle van het gebruik van drugs om het middelengebruik beter in beeld te krijgen en mogelijk beter te beheersen. Hij dient zijn gebruik te minimaliseren. De reclassering kan urineonderzoek gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.
* dat verdachte de inspanningsverplichting krijgt een structurele dagbesteding te zoeken en te behouden. Indien hij, door omstandigheden, geen zinvolle dagbesteding heeft, krijgt hij de verplichting dit bij de reclassering kenbaar te maken.
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave van het inbeslaggenomen mes aan de rechthebbende;
Voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van de dag dat het voorarrest gelijk is aan de opgelegde onvoorwaardelijke straf;
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Kooijman, voorzitter, mr. C.J.G.M. van der Weide en mr. F.L. Donders, rechters, in tegenwoordigheid van G.T.A. Schuurmans-Knoop en mr. A. Luijten, griffiers, en is uitgesproken ter openbare zitting op 10 november 2022.