Deze zaak hangt samen met de zaken tegen [medeverdachte 3] (11/02025) en [medeverdachte 2] (11/02028), in welke zaken ik vandaag eveneens concludeer.
HR, 09-04-2013, nr. 11/02026
ECLI:NL:HR:2013:BZ6507
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
09-04-2013
- Zaaknummer
11/02026
- Conclusie
Mr. Knigge
- LJN
BZ6507
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2013:BZ6507, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 09‑04‑2013; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:BZ6507
ECLI:NL:PHR:2013:BZ6507, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑02‑2013
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2013:BZ6507
- Vindplaatsen
Uitspraak 09‑04‑2013
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
9 april 2013
Strafkamer
nr. S 11/02026
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, van 19 april 2011, nummer 21/003541-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. S. Ben Tarraf, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 9 april 2013.
Conclusie 12‑02‑2013
Mr. Knigge
Partij(en)
Nr. 11/02026
Mr. Knigge
Zitting: 12 februari 2013
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1.
Het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem heeft bij arrest van 19 april 2011 verdachte wegens "diefstal" veroordeeld tot een geldboete van € 300,-, subsidiair zes dagen hechtenis.
2.
Tegen deze uitspraak is namens verdachte cassatieberoep ingesteld.1.
3.
Namens verdachte heeft mr. S. Ben Tarraf, advocaat te Amsterdam, een middel van cassatie voorgesteld.
4.
Het middel
- 4.1.
Het middel klaagt over de strafoplegging.
- 4.2.
Het Hof heeft de opgelegde geldboete als volgt gemotiveerd:
"Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof rekent verdachte aan dat zij deze diefstal pleegde tijdens of in vervolg op geweld jegens het slachtoffer door het groepje vriendinnen waartoe verdachte behoorde.
Bij de straftoemeting is voorts gelet op een verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 22 maart 2011, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor een soortgelijk delict.
Met het oog op het tijdsverloop van de totale procedure (waarbij de redelijke termijn niet is overschreden) zal het hof de strafsoort aanhouden, die door de politierechter is opgelegd. Het hof is echter van oordeel dat - gelet op de ernst van het feit en in weerwil van dat tijdsverloop- (toch) een verdubbeling van de door de politierechter opgelegde geldboete passend en geboden is."
- 4.3.
Blijkens de toelichting klaagt het middel over de verdubbeling door het Hof van de door de Politierechter opgelegde straf. In de overweging van het Hof, dat overweegt dat het (alleen) vanwege het tijdsverloop de strafsoort (geldboete) zal aanhouden waarvoor de Politierechter heeft gekozen, ligt besloten dat de verdubbeling van de geldboete voortvloeit uit een (heel) ander oordeel over de ernst van het bewezenverklaarde dan uit het vonnis van de Politierechter spreekt. Onbegrijpelijk is dat allerminst.
5.
Het middel faalt en kan worden afgedaan met de aan art. 81 RO ontleende motivering.
6.
Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.2.
7.
Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden,
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 12‑02‑2013
Wel merk ik op dat de verdachte volgens de bewezenverklaring heeft gehandeld 'tezamen en in vereniging met anderen'. De kwalificatie is daarmee niet in overeenstemming, maar reden om die verbeterd te lezen is er mijns inziens niet, in aanmerking genomen dat de bewezenverklaring in zoverre geen steun vindt in de bewijsmiddelen.