Hof 's-Hertogenbosch, 02-02-2022, nr. 20-001823-20
ECLI:NL:GHSHE:2022:411
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
02-02-2022
- Zaaknummer
20-001823-20
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2022:411, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 02‑02‑2022; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2024:367
Uitspraak 02‑02‑2022
Inhoudsindicatie
Gepubliceerd in verband met ingesteld cassatieberoep.
Parketnummer : 20-001823-20
Uitspraak : 2 februari 2022
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, locatie ’s-Hertogenbosch, van 24 augustus 2020, in de strafzaak met parketnummer 01-860254-19 tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1983,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte door de politierechter ter zake van witwassen veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis. Tevens heeft de politierechter de inbeslaggenomen geldbedragen verbeurd verklaard.
Van de zijde van de verdachte is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter zal bevestigen, met aanvulling de bewijsmiddelen, met uitzondering van de in dat vonnis opgelegde straf en, opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 30 uren subsidiair 15 dagen hechtenis.
De verdediging heeft primair bepleit dat het hof de verdachte vrij zal spreken van het tenlastegelegde. Subsidiair heeft de verdediging een strafmaatverweer gevoerd. Met betrekking tot de inbeslaggenomen geldbedragen heeft de verdediging verzocht dat het hof de teruggave aan de verdachte zal gelasten.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis, behalve voor wat betreft de door de politierechter gebezigde bewijsmiddelen, de bewijsoverweging, (een gedeelte van) de opgelegde straf, de strafmotivering en de aangehaalde wetsartikelen en zal in zoverre opnieuw rechtdoen.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging bepleit dat het hof de verdachte dient vrij te spreken van het tenlastegelegde. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte in de loop der jaren het aangetroffen geld eerlijk bij elkaar heeft gespaard.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Het hof leidt uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden af.
Op 8 mei 2019 is bij de securitycheck op Eindhoven Airport bij de verdachte een geldbedrag aangetroffen van in totaal € 8.000,00. Het geld zat als een dubbelgevouwen stapeltje in zijn nektas. De verdachte verklaarde bij zijn aanhouding dat hij naar Turkije ging om een auto te kopen voor zijn vader, dat hij het geld beetje bij beetje gespaard heeft en hij de coupures van € 500,00 bij de bank heeft gekregen. Het aangetroffen geldbedrag is inbeslaggenomen (dossierpagina 34 e.v.). Bij het politieverhoor later die dag verklaarde de verdachte dat hij de coupures van € 500,00 in zijn bezit had doordat hij in de loop der jaren kleinere coupures heeft gewisseld voor grotere coupures bij kennissen met een supermarkt en een autohandel (dossierpagina 45 e.v.). Bij zijn aanhouding is tegelijkertijd een reisgezel van de verdachte aangehouden die ook in het bezit was van een geldbedrag van in totaal
€ 9.690,00. Ook dat geldbedrag was een dubbelgevouwen stapeltje geld in voornamelijk coupures van € 500,00. De verdachte heeft verklaard dat zijn reisgezel een oude bekende van hem was uit zijn schooltijd en dat hij hem even tevoren bij toeval heeft ontmoet op de luchthaven en dat hij niet wist dat ook zijn reisgezel een geldbedrag in cash bij zich droeg.
Bij de aangifte inkomstenbelasting 2017 heeft de verdachte aangegeven een contant tegoed ter hoogte van € 4.959,00 te hebben. Over de jaren 2016 en 2018 zijn er met betrekking tot de verdachte geen gegevens welke duiden op contante tegoeden (dossierpagina 133 e.v.). Daarnaast blijkt uit het overzicht op pagina 217 van het dossier dat de verdachte in de periode van 2 januari 2018 tot en met 7 juni 2019 in totaal een bedrag van € 5.627,14 van zijn betaalrekeningen heeft opgenomen, waarvan hij € 1.104,19 in Turkije heeft opgenomen. Uit het overzicht op pagina 218 van het dossier blijkt vervolgens dat hij in diezelfde periode een bedrag van in totaal € 2.130,00 op zijn betaalrekeningen heeft gestort.
Op grond daarvan acht het hof het vermoeden gerechtvaardigd dat het geldbedrag in de tenlastelegging uit enig misdrijf afkomstig is, wat betekent dat van de verdachte mag worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het geldbedrag niet van misdrijf afkomstig is.
Het hof is van oordeel dat de verklaring die de verdachte daarover heeft gegeven niet als zo'n verklaring kan worden aangemerkt. De verdachte heeft verklaard dat hij het geld in de loop der jaren heeft gespaard en kleine coupures heeft gewisseld voor grote coupures met kennissen. De verdachte heeft deze verklaring echter op geen enkele manier onderbouwd met stukken.
Het aldus door de verdachte geboden tegenwicht tegen de verdenking van witwassen geeft onvoldoende aanleiding tot een nader onderzoek door het openbaar ministerie. Er is daarom geen andere conclusie mogelijk dan dat het tenlastegelegde geldbedrag onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is.
Het hof verwerpt mitsdien het tot vrijspraak strekkende verweer van de verdediging.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast heeft het hof gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof heeft het navolgende in aanmerking genomen.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen van € 8.000,00, zoals in de bewezenverklaring nader omschreven. Door opbrengsten van misdrijven aan het zicht van justitie te onttrekken en daaraan een schijnbaar legale herkomst te verschaffen wordt de integriteit van het financieel en economisch verkeer aangetast. Bovendien bevordert het handelen van de verdachte het plegen van delicten, omdat zonder het verschaffen van een schijnbaar legale herkomst van criminele gelden het generen van illegale winsten een stuk minder lucratief zou zijn. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 25 november 2021, betrekking hebbend op het justitieel verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
Bij de straftoemeting heeft het hof voorts gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, welke tijdens het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep zijn gebleken. Hierbij is het hof gebleken dat de verdachte werkt als controleur van producten.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat de oplegging van de straf als gevorderd door de advocaat-generaal, te weten een taakstraf voor de duur van 30 uren subsidiair 15 dagen hechtenis, niet volstaat in onderhavige zaak. Het hof acht oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 week met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden.
Met het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf beoogt het hof enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking te brengen en anderzijds de strafoplegging dienstbaar te maken aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Beslag
De hierna te noemen inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven geldbedragen zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu met betrekking tot deze geldbedragen het tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan. Het hof zal – evenals de politierechter – de geldbedragen verbeurdverklaren. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de door de politierechter opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) week.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Verklaart verbeurd het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1. G19-040198-5, 7000 euro, IBN 8-5-2019;
2. G19-040198-6, 1000 euro, IBN 8-5-2019.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door:
mr. A.J.A.M. Nieuwenhuizen, voorzitter,
mr. J.J.J. Wubben en mr. CH.N.G.M. Starmans, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.H.A. Dibbits, griffier,
en op 2 februari 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. A.J.A.M. Nieuwenhuizen en mr. CH.N.G.M. Starmans zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.