Einde inhoudsopgave
Invoeringswet Waterwet
Artikel 2.25a (overgangsrecht advies indirecte lozingen)
Geldend
Geldend vanaf 22-12-2009
- Bronpublicatie:
09-11-2009, Stb. 2009, 489 (uitgifte: 24-11-2009, kamerstukken: 31858)
- Inwerkingtreding
22-12-2009
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
10-12-2009, Stb. 2009, 549 (uitgifte: 18-12-2009, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
- Vakgebied(en)
Milieurecht (V)
1.
Tot het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 2.26 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, stelt het bevoegd gezag voor een vergunning als bedoeld in artikel 8.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer, waarbij vanuit een inrichting waartoe een gpbv-installatie behoort of vanuit een inrichting die behoort tot een aangewezen categorie van inrichtingen als bedoeld in artikel 8.1, tweede lid, van de Wet milieubeheer, afvalwater of andere afvalstoffen in een voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater worden gebracht, naar aanleiding van de aanvraag om die vergunning het dagelijks bestuur van het in artikel 3.4, eerste lid, van de Waterwet bedoelde waterschap of de beheerder van het oppervlaktewaterlichaam waarop het afvalwater vanuit die voorziening wordt gebracht, in de gelegenheid advies uit te brengen.
2.
Indien ten gevolge van de activiteit waarvoor vergunning wordt gevraagd:
- a.
de doelmatige werking van het zuiveringtechnisch werk zou worden belemmerd, of
- b.
de krachtens hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer gestelde grenswaarden voor de kwaliteit van het oppervlaktewater zouden worden overschreden,
kan het advies inhouden dat de daarin opgenomen voorschriften die nodig zijn om die gevolgen te voorkomen, aan de vergunning moeten worden verbonden. Indien die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, kan het advies inhouden dat de vergunning geheel of gedeeltelijk moet worden geweigerd.