Rb. Rotterdam, 27-07-2020, nr. 10-184386-19
ECLI:NL:RBROT:2020:6713
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
27-07-2020
- Zaaknummer
10-184386-19
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2020:6713, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 27‑07‑2020; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 27‑07‑2020
Inhoudsindicatie
Bewezenverklaring woninginbraak en diefstal van een brommobiel. Veroordeling tot een gevangenisstraf van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en een onvoorwaardelijke taakstraf van 60 uur, subsidiair 30 dagen hechtenis. Benadeelde partij is niet-ontvankelijk in de vordering, omdat het vermogen van de verdachte onder beschermingsbewind is gesteld en de bewindvoerder niet is opgeroepen voor de terechtzitting. De rechtbank acht wel oplegging van de schadevergoedingsmaatregel passend.
Partij(en)
Rechtbank Rotterdam
Team straf 3
Parketnummer: 10-184386-19
Datum uitspraak: 27 juli 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] te ( [postcode verdachte] ) [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. J.F. van Duin, advocaat te Ridderkerk.
1. Onderzoek op de terechtzitting
Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 13 juli 2020.
2. Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
3. Eis officier van justitie
De officier van justitie, mr. W.L. van Prooijen, heeft gevorderd:
- -
bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten, zij het niet in verenging gepleegd;
- -
veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 60 uur, subsidiair 30 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met een proeftijd van 2 jaar.
4. Waardering van het bewijs
4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Hiertoe is - kort gezegd - het volgende aangevoerd.
De verdachte heeft inhoudelijk geen advocaat geconsulteerd voordat het politieverhoor aanving, hetgeen betekent dat de verklaring van de verdachte van het bewijs uitgesloten dient te worden. Er is daarmee immers sprake van een schending van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM).
Het is de politie geweest die de advocaat buiten spel heeft gezet. Blijkens het proces-verbaal is er tegen de verdachte gezegd dat zij een advocaat zelf zou moeten betalen, terwijl duidelijk was dat zij daartoe niet in staat was. Er is voorts ook geen piketmelding gedaan en aan de advocaat is ook medegedeeld dat de politie dit niet zou doen. Het is uitsluitend om die reden dat de raadsman niet bij het verhoor is verschenen en geen andere, zoals ten onrechte in het proces-verbaal wordt vermeld.
Aangezien er na uitsluiting van het proces-verbaal van verhoor onvoldoende wettig en overtuigend bewijs overblijft om tot een veroordeling te kunnen komen, dient de verdachte te worden vrijgesproken.
In dat verband wordt nog opgemerkt dat de verklaring van de getuige [naam getuige] geen direct bewijs oplevert. Zij heeft immers alleen een klap gehoord en het geluid van brekend glas, maar niets gezien. Gezien de bewijsmiddelen kan er hoogstens sprake zijn van heling, nu de verdachte bij de bromscooter werd aangetroffen en niet van diefstal.
4.1.2.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat ook zonder de bekennende verklaring van de verdachte bij de politie uit de inhoud van de bewijsmiddelen voldoende blijkt dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de ten laste gelegde woninginbraak en diefstal van de brommobiel. Nu de rechtbank de bekennende verklaring van de verdachte bij de politie buiten beschouwing laat, zal zij niet inhoudelijk ingaan op het door de raadsman gevoerde Salduz-verweer.
Uit de aangifte blijkt dat op 16 september 2018 tussen 10.00 uur en 18.15 uur vanuit de woning van aangever de sleutel van de brommobiel, kenteken [kentekennummer] , is weggenomen. Het ruitje van de voordeur was vernield. De brommobiel stond in de straat geparkeerd en is ook weggenomen.
De getuige [naam getuige] heeft verklaard dat de verdachte een hamer en theedoek uit haar handen trok en de deur uitliep. De getuige zag dat de verdachte naar het huis van het slachtoffer liep en toen ging de getuige om een hoekje staan om te voorkomen dat de verdachte haar zag. De getuige hoorde toen een klap en het geluid van brekend glas.
Op diezelfde dag om 17.25 uur werd de verdachte aangetroffen met de brommobiel in Ridderkerk. De brommobiel was over de kop geslagen. De verdachte bleek onder invloed van alcohol te zijn.
4.1.3.
Conclusie
Gezien het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte degene is geweest die heeft ingebroken in de woning van de aangever en de sleutel van de brommobiel en de brommobiel heeft weggenomen. Het tenlastegelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
zij op 16 september 2018 te Ridderkerk
een sleutel (van een brommobiel), dat aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen sleutel onder haar bereik heeft gebracht door middel van braak;
2.
zij op 16 september 2018 te Ridderkerk
een brommobiel, dat aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer] , heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen brommobiel onder haar bereik heeftgebracht door middel van een valse sleutel, door gebruik te maken van een onlangs (door haar) weggenomen sleutel.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
5. Strafbaarheid feiten
De bewezen feiten leveren op:
1.
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder haar bereik heeft gebracht door middel van braak;
2.
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder haar bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.
6. Strafbaarheid verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering straffen
7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een woninginbraak door de ruit in de voordeur in te tikken en heeft de sleutel van een brommobiel uit de woning weggenomen. Vervolgens heeft zij deze sleutel gebruikt om de brommobiel zelf weg te nemen.
De verdachte heeft daarbij geen enkel oog gehad voor het leed en de overlast die zij daarmee voor het slachtoffer heeft aangericht. Dergelijke feiten veroorzaken niet alleen de nodige materiële schade, maar maken ook een forse inbreuk op de privacy van de bewoners. Het is voor hen vaak bijzonder onaangenaam om te leven met de wetenschap dat iemand in hun woning is geweest.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 24 juni 2020, waaruit blijkt dat de verdachte in de afgelopen vijf jaar niet is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
17 februari 2020. Dit rapport houdt onder andere het volgende in.
De verdachte heeft niet willen meewerken aan de totstandkoming van een reclasseringsadvies. Van de wijkagent heeft de reclassering begrepen dat sprake is van alcoholproblematiek en een zorgmijdende houding. Wel zijn de overlastmeldingen in de afgelopen periode in frequentie afgenomen.
Vanwege het gebrek aan informatie onthoudt de reclassering zich van advies. Wel wil de reclassering meegeven dat een eventuele oplegging van een werkstraf of voorwaarden niet c.q. nauwelijks uitvoerbaar wordt geacht, gelet op de houding van de verdachte.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank zal echter, mede gelet op de eis van de officier van justitie en het feit dat de verdachte ter terechtzitting heeft aangegeven een taakstraf te zullen uitvoeren indien deze wordt opgelegd, afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. In plaats daarvan wordt een taakstraf opgelegd, in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf. Dit laatste dient ertoe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst wederom strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
8. Vordering benadeelde partij
De heer [naam benadeelde] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 4.175,- aan materiële schade, vanwege de schade aan de brommobiel.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering geheel dient te worden toegewezen met verhoging met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de eventuele te maken executiekosten.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering voor toewijzing vatbaar is, indien de verdachte zal worden veroordeeld voor de ten laste gelegde feiten.
8.3.
Beoordeling
Ter terechtzitting is gebleken dat het vermogen van de verdachte onder beschermingsbewind, als bedoeld in de artikelen 1:431 en volgende van het Burgerlijk Wetboek, is gesteld. Hierdoor mist de verdachte de (zelfstandige) bevoegdheid tot beheer en beschikking over haar vermogen. Die bevoegdheid ligt bij de bewindvoerder, die de verdachte bij de vervulling van zijn taak ook in rechte vertegenwoordigt. Hieruit volgt dat de verdachte niet bevoegd is zelfstandig te procederen met betrekking tot de tegen haar ingestelde vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partijen. De bewindvoerder is niet opgeroepen, noch verschenen. Evenmin is de raadsman door de bewindvoerder gemachtigd. Het alsnog oproepen van de bewindvoerder in het geding, opdat die de procedure van de verdachte, voor wat betreft de vorderingen van de benadeelde partij, als formele procespartij over kan nemen, vormt in dit stadium van de procedure een onevenredige belasting van het strafgeding. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
De rechtbank stelt echter vast dat de verdachte jegens de benadeelde partij naar civielrechtelijke criteria aansprakelijk is voor de schade die zij door het onder 2 bewezen verklaarde feit heeft veroorzaakt. Dat de rechtbank de benadeelde partij in zijn vordering niet-ontvankelijk verklaart, staat er niet aan in de weg dat de rechtbank de verdachte ter vergoeding van de veroorzaakte schade en dus tot herstel van de rechtmatige toestand, de schadevergoedingsmaatregel oplegt. De rechtbank acht oplegging van die maatregel passend en zal die opleggen voor een bedrag van € 4.175,- , bestaande uit materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 september 2018.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
10. . Bijlagen
De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.
11. Beslissing
De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 60 (zestig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 30 (dertig) dagen;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
legt aan de verdachte verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [naam slachtoffer], te betalen € 4.175,- (zegge: vierduizend honderdvijfenzeventig euro) als vergoeding voor materiele schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
16 september 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom te vervangen door 51 (éénenvijftig) dagen gijzeling. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R. Brand, voorzitter,
en mrs. W.J.M. Diekman en A.M. van der Leeden, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Lobs-Tanzarella, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
zij op of omstreeks 16 september 2018 te Ridderkerk
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een sleutel (van een brommobiel), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen sleutel onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van
braak en/of verbreking;
2.
zij op of omstreeks 16 september 2018 te Ridderkerk
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een brommobiel, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen brommobiel onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door gebruik te maken van een onlangs (door haar) weggenomen sleutel, althans door gebruik te maken van een niet voor haar gebruik bestemde sleutel.