Einde inhoudsopgave
Wet op het onderwijstoezicht
Artikel 11 Regulier onderzoek basisonderwijs, (voortgezet) speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en educatie en beroepsonderwijs.
Geldend
Geldend vanaf 01-08-2022
- Bronpublicatie:
27-01-2021, Stb. 2021, 57 (uitgifte: 10-02-2021, kamerstukken: 35611)
- Inwerkingtreding
01-08-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-11-2021, Stb. 2021, 599 (uitgifte: 09-12-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
- Vakgebied(en)
Onderwijsrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Ter uitvoering van de in artikel 3, eerste lid, onderdelen a tot en met c, bedoelde taken onderzoekt de inspectie jaarlijks met inachtneming van artikel 4 het onderwijs aan elke instelling. Naar aanleiding van het onderzoek geeft de inspectie een oordeel over de naleving van wettelijke voorschriften door de instelling en maakt zij aan de instelling haar bevindingen bekend over de ontwikkeling, in het bijzonder van de kwaliteit, van het onderwijs aan de instelling.
2.
De inspectie verricht het onderzoek aan de hand van de bij of krachtens een onderwijswet gegeven voorschriften en, indien het betreft een instelling als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs, Wet primair onderwijs BES, de Wet op de expertisecentra of de Wet voortgezet onderwijs 2020, aan de hand van de volgende indicatoren:
- a.
schoolplan,
- b.
leerresultaten en de voortgang in de ontwikkeling van leerlingen,
- c.
monitor inzake de veiligheid van leerlingen op school,
- d.
informatie uit de jaarstukken, met inbegrip van het financieel jaarverslag,
- e.
beschikbare signalen over mogelijke knelpunten, waaronder het gevoerde personeelsbeleid, voor zover daar op grond van artikel 6a, eerste en tweede lid, aanleiding toe bestaat.
3.
Indien uit het onderzoek, bedoeld in het tweede lid, een redelijk vermoeden voortvloeit dat de instelling tekortschiet in de naleving van wettelijke voorschriften, stelt de inspectie nader onderzoek in, waarbij tevens de oorzaken van het tekortschieten worden onderzocht. Dit nader onderzoek verricht zij, indien het betreft een instelling als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs, de Wet primair onderwijs BES, de Wet op de expertisecentra of de Wet voortgezet onderwijs 2020, aan de hand van het schoolplan.
4.
Indien de inspectie naar aanleiding van het onderzoek, bedoeld in het derde lid, oordeelt dat de instelling tekortschiet in de naleving van wettelijke voorschriften verricht zij na ten hoogste één jaar onderzoek naar de verbeteringen die de instelling heeft gerealiseerd.
5.
De inspectie stelt het bestuur in kennis van de datum en het doel van een onderzoek, bedoeld in het derde of vierde lid. Kennisgeving geschiedt ten minste vier weken voor aanvang van een onderzoek. Indien de inspectie dit nodig oordeelt, verricht zij onderzoek zonder deze kennisgeving.
6.
Bij de uitvoering van een onderzoek, bedoeld in het derde of vierde lid, kan de inspectie onafhankelijke deskundigen betrekken.
7.
Het tweede lid, onderdeel e, is van overeenkomstige toepassing op de instellingen, bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs of de Wet educatie en beroepsonderwijs BES.
8.
De inspectie bezoekt ten minste elke vier jaar een representatief aantal van de onder een bestuur ressorterende instellingen. Bij dit periodiek instellingsbezoek verricht zij, indien het betreft een instelling als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs, de Wet primair onderwijs BES, de Wet op de expertisecentra of de Wet voortgezet onderwijs 2020, het onderzoek aan de hand van het schoolplan.