Einde inhoudsopgave
Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden
Artikel 38 Noodsituaties
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2021
- Bronpublicatie:
01-07-2020, Stb. 2020, 262 (uitgifte: 17-07-2020, kamerstukken: 35218)
- Inwerkingtreding
01-07-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
01-04-2021, Stb. 2021, 176 (uitgifte: 09-04-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
- Vakgebied(en)
Natuurbeschermingsrecht / Soortenbescherming
Agrarisch recht (V)
1.
Onze Minister kan ambtshalve of op aanvraag vrijstelling verlenen van de verboden, bedoeld in de artikelen 19, 20 en 22, voor het gebruik van een gewasbeschermingsmiddel overeenkomstig artikel 53 van verordening (EG) 1107/2009.
2.
Een vrijstelling wordt in ieder geval verleend ter uitvoering van een communautaire maatregel, die is gericht op een te bestrijden gevaar.
3.
Aan een vrijstelling kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden.
4.
Indien een onverwijlde voorziening noodzakelijk is, kan Onze Minister bepalen dat de vrijstelling onmiddellijk na haar bekendmaking in werking treedt. In dat geval kan het vrijstellingsbesluit op andere dan de in artikel 3:42 van de Algemene wet bestuursrecht bedoelde wijze worden bekendgemaakt.
5.
Bij regeling van Onze Minister kan worden bepaald dat een aanvraag eerst in behandeling wordt genomen nadat een daarvoor vastgesteld bedrag is voldaan. Tevens kunnen regels worden gesteld omtrent de te volgen procedure en minimumvoorwaarden voor vrijstelling.