HR, 10-07-2015, nr. 15/00290
15/00290
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
10-07-2015
- Zaaknummer
15/00290
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2015:1775, Uitspraak, Hoge Raad, 10‑07‑2015; (Cassatie)
Beroepschrift, Hoge Raad, 10‑07‑2015
- Vindplaatsen
Uitspraak 10‑07‑2015
Inhoudsindicatie
Ontvankelijkheid. Art. 8:41, leden 4 en 6, Awb. Uit de uitspraak van de Rechtbank blijkt niet dat de Rechtbank heeft geverifieerd of de nota griffierecht op regelmatige wijze op het adres van belanghebbendes gemachtigde is aangeboden. Stelplicht en bewijslast met betrekking tot ontvangst afhaalbericht.
Partij(en)
10 juli 2015
nr. 15/00290
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de Rechtbank Gelderland van 16 december 2014, nr. AWB 14/3717, op het verzet van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2009 opgelegde aanslag in de vennootschapsbelasting. De uitspraak van de Rechtbank is aan dit arrest gehecht.
1. Beroep in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
2. Beoordeling van de klacht
2.1.
De Rechtbank heeft het door belanghebbende ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat zij het ter zake daarvan verschuldigde griffierecht niet heeft betaald. In de bestreden uitspraak heeft de Rechtbank verworpen de door belanghebbende in haar verzetschrift aangevoerde klacht dat zij de per aangetekende post verzonden nota griffierecht niet heeft ontvangen. De Rechtbank heeft hieraan ten grondslag gelegd i) dat de nota griffierecht door een medewerker van PostNL is aangeboden op het adres van belanghebbendes gemachtigde, ii) dat aldaar op het moment van aanbieding niemand aanwezig was, iii) dat de medewerker van PostNL op dat adres een afhaalbericht heeft achtergelaten, iv) dat belanghebbendes gemachtigde de nota niet heeft afgehaald, en v) dat deze laatste omstandigheid voor rekening en risico van belanghebbende komt.
2.2.1.
De klacht richt zich tegen het oordeel dat de medewerker van PostNL op het adres van belanghebbendes gemachtigde een afhaalbericht heeft achtergelaten. Volgens de klacht berust dit oordeel op een aanname en niet op een feitelijke vaststelling.
2.2.2.
Aangezien belanghebbende in verzet heeft aangevoerd dat zij de per aangetekende post verzonden nota griffierecht niet heeft ontvangen, had de Rechtbank ter beoordeling van de gegrondheid van deze stelling bij PostNL een onderzoek moeten instellen of de nota griffierecht op regelmatige wijze op het adres van belanghebbendes gemachtigde is aangeboden (zie HR 3 april 2009, nr. 08/00645, ECLI:NL:HR:2009:BH9194, BNB 2009/138). Uit de uitspraak van de Rechtbank of de stukken van het geding blijkt niet dat de Rechtbank dat onderzoek bij PostNL heeft uitgevoerd. Indien zij van oordeel was dat zij niet tot een dergelijk onderzoek was gehouden, berust dat oordeel, gelet op het hiervoor overwogene, op een onjuiste rechtsopvatting. Indien de Rechtbank is uitgegaan van de juiste rechtsopvatting behoefde het door de klacht bestreden oordeel – dat ook niet zonder meer wordt gedragen door de zich in het dossier bevindende bescheiden - nadere motivering, die ontbreekt. De klacht slaagt derhalve.
2.3.
Gelet op het hiervoor in 2.2.2 overwogene kan de uitspraak van de Rechtbank niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen voor een nieuw onderzoek naar de gegrondheid van het verzet. Daarbij dient het volgende in acht te worden genomen. Indien een stuk aangetekend is verzonden en de belanghebbende de ontvangst ervan ontkent, dient te worden onderzocht of het stuk door PostNL op regelmatige wijze aan het adres van de belanghebbende is aangeboden. Wanneer PostNL bij aanbieding van het stuk niemand thuis treft en daarom een afhaalbericht achterlaat, komt het niet ophalen van dat stuk bij het kantoor van PostNL voor rekening en risico van de belanghebbende. Stelt de belanghebbende geen afhaalbericht te hebben ontvangen, dan ligt het op zijn weg feiten aannemelijk te maken op grond waarvan redelijkerwijs kan worden betwijfeld dat een afhaalbericht is achtergelaten (vgl. ook ABRvS 3 april 2012, nr. 201106007/1/V1, ECLI:NL:RVS:2012:BW1458, JB 2012/126).
3. Proceskosten
De Staatssecretaris zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat de zaak met nummer 15/00289 met de onderhavige zaak samenhangt in de zin van het Besluit proceskosten bestuursrecht.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie gegrond,
vernietigt de uitspraak van de Rechtbank,
verwijst het geding naar de Rechtbank Zeeland-West-Brabant ter verdere behandeling van en beslissing op het verzet met inachtneming van dit arrest,
gelast dat de Staatssecretaris van Financiën aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie betaalde griffierecht ten bedrage van € 497, en
veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op de helft van € 980, derhalve € 490, voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 10 juli 2015.
Beroepschrift 10‑07‑2015
Geacht college,
Hierdoor stel ik beroep in cassatie in tegen de bijgevoegde uitspraak van de Rechtbank Gelderland d.d. 16 december 2014.
De Rechtbank Gelderland heeft het ingestelde verzet ongegrond verklaard. Het verzet was gericht tegen de niet-ontvankelijkheidsverklaring van een ingediend beroepschrift, omdat het verschuldigde griffiegeld niet was voldaan.
De motivering van dit beroep in cassatie tegen deze beslissing is dat de beslissing van de Rechtbank Gelderland niet deugdelijk gemotiveerd is. De rechtbank overweegt namelijk dat een ‘medewerker van Post NL een afhaalbericht heeft achtergelaten’. De rechtbank baseert zijn beslissing op een redenering die op deze aanname is gebaseerd, maar hetgeen wordt aangenomen is niet feitelijk vastgesteld. Sterker nog, dit is niet wat er gebeurd is. Bij ons kantoor is geen afhaalbericht achtergelaten dus was het mij onbekend dat er een aangetekend stuk kon worden afgehaald.
Ik verzoek u de beslissing van de Rechtbank Gelderland te vernietigen en het verzet alsnog gegrond te verklaren.
Met vriendelijke groeten en hoogachting,