Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2008/90/EG betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal van fruitgewassen, alsmede van fruitgewassen die voor de fruitteelt worden gebruikt
Artikel 12
Geldend
Geldend vanaf 13-10-2022
- Redactionele toelichting
De datum van inwerkingtreding is de datum van het Publicatieblad.
- Bronpublicatie:
12-10-2022, PbEU 2022, L 266 (uitgifte: 13-10-2022, regelingnummer: 2022/1933)
- Inwerkingtreding
13-10-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-10-2022, PbEU 2022, L 266 (uitgifte: 13-10-2022, regelingnummer: 2022/1933)
- Vakgebied(en)
Agrarisch recht (V)
Gezondheidsrecht / Voedsel- en warenkwaliteit
1.
Volgens de in artikel 19, lid 2, bedoelde procedure wordt besloten of teeltmateriaal en fruitgewassen die in een derde land zijn geproduceerd en dezelfde garanties bieden inzake verplichtingen van de leverancier, identiteit, kenmerken, fytosanitaire aspecten, substraat, verpakking, voorschriften met betrekking tot inspectie, waarmerking en plombering, in al deze opzichten gelijkwaardig zijn aan teeltmateriaal en fruitgewassen die in de Gemeenschap zijn geproduceerd en aan de eisen en voorschriften van deze richtlijn voldoen.
2.
In afwachting van het in lid 1 bedoelde besluit kunnen de lidstaten tot 31 december 2025 en onverminderd de bepalingen van Richtlijn 2000/29/EG op de invoer van teeltmateriaal en fruitgewassen uit derde landen voorwaarden toepassen die ten minste gelijkwaardig zijn aan de voorwaarden die op tijdelijke of permanente basis zijn opgenomen in de in artikel 4 bedoelde specifieke voorschriften. Indien in deze specifieke voorschriften niet in dergelijke voorwaarden is voorzien, dienen de voorwaarden voor de invoer ten minste gelijkwaardig te zijn aan de voorwaarden die gelden voor de productie in de betrokken lidstaat.
In afwachting van het in lid 1 van dit artikel bedoelde besluit kan de in de eerste alinea van dit lid bedoelde termijn volgens de in artikel 19, lid 2, bedoelde procedure voor de onderscheiden derde landen worden verlengd.
Voor teeltmateriaal en fruitgewassen die door een lidstaat worden ingevoerd overeenkomstig een besluit dat die lidstaat overeenkomstig de eerste alinea heeft genomen, mogen ten aanzien van de in lid 1 vermelde punten in andere lidstaten geen beperkingen ten aanzien van het in de handel brengen gelden.