Einde inhoudsopgave
Handelsregisterwet 2009 BES
Artikel 14
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2022
- Bronpublicatie:
11-12-2019, Stb. 2020, 16 (uitgifte: 27-01-2020, kamerstukken: 35246)
- Inwerkingtreding
01-01-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-02-2021, Stb. 2021, 128 (uitgifte: 15-03-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Economische ordening
1.
Bij de eerste inschrijving van een onderneming, rechtspersoon of nevenvestiging en vervolgens jaarlijks na het jaar van inschrijving is voor elke ingeschreven onderneming, rechtspersoon of nevenvestiging een bijdrage verschuldigd, die niet voor elke Kamer hetzelfde hoeft te zijn.
2.
De bijdrage, bedoeld in het eerste lid, wordt bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vastgesteld. Hierbij kunnen regels worden gesteld over de verhouding naar rechtsvorm en grootte, niet zijnde het maatschappelijk kapitaal, in relatie tot de hoogte van de bijdrage tussen de verschillende ondernemingen en rechtspersonen.
3.
De bedragen voor de inschrijving zijn verschuldigd door degene aan wie de onderneming of nevenvestiging behoort. Behoort de onderneming of nevenvestiging aan meer dan een persoon, dan zijn deze ieder voor het geheel voor de voldoening aansprakelijk. Behoort de onderneming aan een rechtspersoon, dan zijn de bedragen voor de inschrijving door de rechtspersoon verschuldigd. De bedragen voor de inschrijving van een stichting, een stichting particulier fonds en een vereniging aan wie niet een onderneming toebehoort zijn verschuldigd door de stichting, de stichting particulier fonds en de vereniging. Bij ontbinding of omzetting in een buitenlandse rechtspersoon zijn respectievelijk de met vereffening belaste personen en de bestuurders hoofdelijk daarvoor aansprakelijk.
4.
De Kamer kan degene die tot het doen van opgave ter inschrijving in het handelsregister verplicht is, ten hoogste eenmaal per jaar schriftelijk verzoeken aangifte te doen ten behoeve van de rangschikking van de onderneming. Een dergelijk verzoek wordt niet gedaan voordat een jaar is verstreken sinds de aangifte bij de inschrijving of, bij gebreke daarvan, sinds de inschrijving heeft plaatsgevonden.
5.
De Kamer kan degene die een aangifte ten behoeve van de rangschikking heeft gedaan, schriftelijk verzoeken een nadere toelichting op die aangifte te verstrekken.
6.
De Kamer geeft, in haar gebied, kennis aan belanghebbende van de bedragen verschuldigd ingevolge de voorgaande bepalingen, welke bedragen dan binnen een maand na dagtekening van de mededeling moeten zijn voldaan.