type: JvScoll: mb
Rb. Amsterdam, 03-10-2016, nr. C/13/613940 / KG ZA 16-1018
ECLI:NL:RBAMS:2016:6613
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
03-10-2016
- Zaaknummer
C/13/613940 / KG ZA 16-1018
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2016:6613, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 03‑10‑2016; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 03‑10‑2016
Inhoudsindicatie
Vordering jegens krakers tot ontruiming. Voorzieningenrechter constateert dat op het adres van de onroerende zaak vijf personen en een eenmanszaak staan ingeschreven en oordeelt dat wat hen betreft niet is voldaan aan de wettelijke voorschriften voor een anonieme dagvaarding.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/613940 / KG ZA 16-1018 CB/JvS
Vonnis in kort geding van 3 oktober 2016
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HBB EXPLOITATIEMAATSCHAPPIJ B.V.,
gevestigd te Heemstede,
eiseres bij dagvaarding van 30 augustus 2016,
advocaat mr. J.P. Koets te Amsterdam,
tegen
1. HEN DIE VERBLIJVEN IN DE ONROERENDE ZAAK (INCLUSIEF HET TERREIN), OF GEDEELTE DAARVAN, GELEGEN AAN DE [adres],
van wie zijn verschenen:
2. [gedaagde sub 2],
3. [gedaagde sub 3],
advocaat mr. R.K. Uppal te Amsterdam,
4. [gedaagde sub 4],
5. [gedaagde sub 5],
advocaat mr. J. Rutteman te Amsterdam.
Eiseres wordt hierna aangeduid als HBB en de verschenen gedaagden gezamenlijk ook als de krakers.
1. De procedure
Ter terechtzitting van 19 september 2016 heeft HBB gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. De krakers hebben verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht. Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
Ter zitting waren aanwezig:
aan de zijde van HBB: [naam 1] en mr. L. van Leeuwen, kantoorgenoot van mr. Koets,
aan de zijde van de krakers: [gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 3] , [gedaagde sub 4] , [gedaagde sub 5] , mrs. Uppal en Rutteman.
2. De feiten
2.1.
HBB is erfpachter van de onroerende zaak gelegen aan de [adres] . De onroerende zaak heeft de kadastrale aanduiding Sloten (N.H.) [kadasternummer] en is eigendom van de gemeente Amsterdam. De (opstallen op) de onroerende zaak (hierna het pand) bestaat(n) uit een kantoorruimte en bedrijfshal.
2.2.
In 2009 is het kantoorgedeelte van het pand gekraakt. HBB is na overleg op 12 november 2009 een gebruiksovereenkomst aangegaan met (een van) de kraker(s) te weten [gedaagde sub 5] . Min of meer gelijktijdig is HBB voor de bedrijfshal een gebruiksovereenkomst aangegaan met Comfort Multidiensten Nederland B.V. Na het vertrek van deze gebruiker is voor de bedrijfshal een gebruiksovereenkomst gesloten met de Stichting Crealisatie Coöperatie. Deze stichting gebruikt de bedrijfshal voor het uitoefenen van creatieve functies, variërend van schildersatelier tot houtzagerij.
2.3.
Bij e-mail van 12 juni 2012 heeft [naam 2] contact met HBB opgenomen met het verzoek of iemand op het contract van [gedaagde sub 5] bijgeschreven zou kunnen worden, omdat deze voornemens zou zijn om de kantoorruimte te gaan verlaten. HBB was daartoe bereid.
2.4.
Op 11 juli 2012 is HBB met [naam 2] een gebruiksovereenkomst aangegaan met betrekking tot de kantoorruimte.
2.5.
In maart 2015 heeft de brandweer Amsterdam-Amstelland de onroerende zaak gecontroleerd op brandveiligheid. Noch de bedrijfshal noch de kantoorruimte voldeden aan de eisen die daaraan worden gesteld door de brandweer. Er zijn vervolgens maatregelen genomen.
2.6.
Bij concept-besluit heeft de gemeente Amsterdam onder meer aan HBB meegedeeld dat er wooneenheden zijn gerealiseerd zonder een daartoe afgegeven omgevingsvergunning en dat de woningen niet voldoen aan de richtafstand uit de handreiking ‘Bedrijven en milieuzonering’. Daarnaast heeft de gemeente Amsterdam aan HBB meegedeeld dat het gebruik van de onroerende zaak als woonruimte moet worden beëindigd. Bij brief van 14 oktober 2015 heeft HBB het vorenstaande aan [naam 2] doorgegeven.
2.7.
In mei 2016 is HBB in contact gekomen met Immo Consult B.V. en [bedrijf] Deze partijen waren geïnteresseerd om de erfpacht van de onroerende zaak over te kopen van HBB. In dat verband wilden zij halverwege juni 2016 de onroerende zaak bezichtigen. HBB heeft [naam 2] , als gebruiker van de bedrijfsruimte, verzocht hieraan mee te werken. Bij e-mail van 14 juni 2016 heeft [naam 2] het volgende aan HBB meegedeeld:
‘dat is prima. Ik weet niet of [gedaagde sub 2] er dan is? Maar de andere contactpersoon van iemand die thuis is, is [gedaagde sub 3] (…).
zoals gezegd ben ik kort geleden verhuisd, dus misschien is het handig om een andere hoofdbewoner en contactpersoon op te nemen.’
2.8.
Op 21 juni 2016 is een koopovereenkomst tot stand gekomen tussen HBB, Immo en [bedrijf] . HBB heeft zich blijkens de koopovereenkomst verplicht om de onroerende zaak uiterlijk op 30 december 2016 leeg en ontruimd aan Immo en [bedrijf] te leveren.
2.9.
Bij brief van 30 juni 2016 heeft HBB aan [naam 2] meegedeeld dat de gebruiksovereenkomst wordt opgezegd met een opzegtermijn van twee maanden. Bij brief van diezelfde datum heeft HBB aan de voor haar onbekende bewoners laten weten dat de onroerende zaak is verkocht en dat de deze binnen twee maanden dient te zijn ontruimd.
2.10.
Per 23 september 2009, 7 mei 2010, 26 augustus 2011, 13 september 2013, 4 juni 2015 en 25 januari 2016 staan er personen c.q. een eenmanszaak op het adres van de onroerende zaak ingeschreven.
3. Het geschil
3.1.
HBB vordert samengevat - gedaagde(n) te veroordelen de onroerende zaak (inclusief terrein) binnen vijf dagen na betekening van het vonnis te verlaten met al degenen die en al hetgeen dat zich daarin bevindt/bevinden, en vervolgens ontruimd en verlaten te houden, met machtiging aan HBB de ontruiming zelf te doen bewerkstelligen met behulp van de sterke arm van politie en justitie op kosten van gedaagde(n), voor welke kosten zij ieder voor zich en gezamenlijk hoofdelijk aansprakelijk zijn, met bepaling dat dit vonnis ook zal kunnen ten uitvoer worden gelegd tegen een ieder, die ten tijde van de tenuitvoerlegging zich daar bevindt of daar binnentreedt en telkens wanneer zich dat voordoet, alsmede gedaagde(n) te veroordelen in de proceskosten te vermeerderen met nakosten.
3.2.
De krakers voeren verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1.
Uit de door de krakers overgelegde uittreksels uit de Basisregistratie Personen (hierna te noemen: de BRP) en de Kamer van Koophandel kan worden opgemaakt dat er op het adres van de onroerende zaak in ieder geval vijf personen en een eenmanszaak staan ingeschreven. Gelet op het vorenstaande bestond er ten aanzien van deze personen en de eenmanszaak geen aanleiding om anoniem te dagvaarden, aangezien deze wijze van dagvaarden uitdrukkelijk is beperkt tot personen van wie naam en woonplaats in redelijkheid niet kunnen worden achterhaald (artikel 45 lid 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). Er is daarom niet voldaan aan de wettelijke voorschriften voor een anonieme dagvaarding, zodat deze nietig is ten aanzien van de ingeschreven personen (art. 120 Rv), die niet zijn verschenen (art. 122 Rv). De nietigheid is gedekt ten aanzien van de wel verschenen en ingeschreven gedaagden.
4.2.
HBB heeft onvoldoende belang bij toewijzing van haar vorderingen, omdat de uitvoering van een ontruiming gemakkelijk kan worden tegengehouden door de niet verschenen en ingeschreven gedaagden, hetgeen naar verwachting ook zal gebeuren waardoor uitvoering van een ontruimingsvonnis praktisch onmogelijk is.
4.3.
De conclusie luidt dat de dagvaarding ten aanzien van de niet verschenen en ingeschreven gedaagden nietig zal worden verklaard. De vordering zal jegens de overige gedaagden worden afgewezen.
4.4.
HBB zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] worden begroot op:
- griffierecht € 288,00
- salaris advocaat € 816,00
-------------- +
Totaal € 1.104,00
De kosten aan de zijde van [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 5] worden begroot op:
- griffierecht € 288,00
- salaris advocaat € 816,00
-------------- +
Totaal € 1.104,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1.
verklaart de dagvaarding ten aanzien van de niet verschenen en ingeschreven gedaagden nietig,
5.2.
weigert de gevraagde voorzieningen ten aanzien van de overige gedaagden;
5.3.
veroordeelt HBB in de kosten van het geding gevallen aan de zijde van [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] en tot op heden begroot op € 1.104,00,
5.4.
veroordeelt HBB in de kosten van het geding gevallen aan de zijde van [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 5] en tot op heden begroot op € 1.104,00,
5.5.
verklaart deze kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M. Berkhout, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. J. van Sintemaartensdijk, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 3 oktober 2016.1.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 03‑10‑2016