Einde inhoudsopgave
Europese overeenkomst inzake de bescherming van dieren tijdens internationaal vervoer (herzien)
Artikel 26 Bijzondere bepalingen voor het vervoer per spoor
Geldend
Geldend vanaf 14-03-2006
- Bronpublicatie:
06-11-2003, Trb. 2007, 103 (uitgifte: 04-06-2007, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
14-03-2006
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
06-11-2003, Trb. 2007, 103 (uitgifte: 04-06-2007, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Dierenrecht / Algemeen
1.
Elke wagon die wordt gebruikt voor het vervoeren van dieren dient te zijn voorzien van een merkteken ter aanduiding van de aanwezigheid van levende dieren. Tenzij de dieren in containers worden vervoerd, dienen de binnenwanden van de wagon van een geschikt materiaal zijn, volledig glad te zijn en van ringen of staven te zijn voorzien waaraan de dieren kunnen worden vastgebonden en die op een passende hoogte zijn aangebracht.
2.
Eenhoevigen dienen, wanneer zij niet in individuele boxen worden vervoerd, hetzij langs dezelfde wand hetzij met de koppen naar elkaar toe te worden vastgemaakt. Veulens en niet-afgerichte dieren mogen echter niet worden vastgebonden.
3.
Grote dieren dienen zo in de wagons te worden geladen dat de begeleider tussen hen door kan lopen.
4.
Bij het samenstellen van treinen en bij elke andere verplaatsing van de wagons dienen de nodige voorzorgsmaatregelen te worden getroffen om heftig schokken van de wagons waarin zich dieren bevinden, te voorkomen.
5.
Er dient van elke gelegenheid gebruik te worden gemaakt om de dieren te controleren, zoals voorzien in artikel 24 van deze Overeenkomst, telkens wanneer de trein stopt of de weersomstandigheden veranderen.