AB 2016/201
Wet Bibob. Onopgemerkte schending onschuldpresumptie?
ABRvS 04-05-2016, ECLI:NL:RVS:2016:1217, m.nt. B. van der Vorm
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
4 mei 2016
- Magistraten
Mrs. H.G. Lubberdink, G.M.H. Hoogvliet, B.J. Schueler
- Zaaknummer
201503291/1/A3
- Noot
B. van der Vorm
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS700718:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Openbare orde en veiligheid / Bibob
Bestuursrecht algemeen / Algemene beginselen van behoorlijk bestuur
- Brondocumenten
ECLI:NL:RVS:2016:1217, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 04‑05‑2016
- Wetingang
Art. 3:4, lid 2 Awb; art. 3, 7 Wet Bibob
Essentie
Onopgemerkte schending onschuldpresumptie Wet Bibob?
Samenvatting
De burgemeester heeft zich in het besluit van 4 juli 2014, anders dan waarvan het Bureau in het advies is uitgegaan, op het standpunt gesteld dat hij de fiscale feiten los van de opiumfeiten niet voldoende zwaarwegend zou hebben geacht om een ernstig gevaar aan te nemen, maar dat het feit van een “minstgenomen slordige administratie” van de coffeeshop wel spoort met de ernstige vermoedens over die opiumfeiten. Ter zitting bij de Afdeling heeft de burgemeester toegelicht dat de fiscale feiten nauwelijks hebben bijgedragen aan de in het besluit getrokken ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.