Ktr. Enschede, 30-08-2011, nr. 360.980 CV EXPL 10-15366
ECLI:NL:RBALM:2011:BR6251
- Instantie
Rechtbank Almelo (Kantonrechter Enschede)
- Datum
30-08-2011
- Magistraten
Mr. E.W. de Groot
- Zaaknummer
360.980 CV EXPL 10-15366
- LJN
BR6251
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBALM:2011:BR6251, Uitspraak, Rechtbank Almelo (Kantonrechter Enschede), 30‑08‑2011
Uitspraak 30‑08‑2011
Mr. E.W. de Groot
Partij(en)
Vonnis in de zaak van:
[eiseres],
voorheen genaamd [eiseres].,
gevestigd te [plaats],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres],
gemachtigde: Van den Berg de Rie & Uyterlinde,
gerechtsdeurwaarders te Utrecht:
tegen
[gedaagde]
wonend te [plaats], [adres],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
schriftelijk procederend.
Het verdere procesverloop
Dit blijkt uit de navolgende stukken:
- —
het vonnis van 19 april 2011;
- —
de akte aan de zijde van [eiseres];
- —
de antwoordakte aan de zijde van [gedaagde].
Vonnis is bepaald op heden.
De verdere beoordeling
Bij het vonnis van 19 april 2011 is [eiseres] in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de dagwaarden en de verhuurpenningen en een specificatie van beide posten in het geding te brengen.
[eiseres] heeft daarop haar vordering nader toegelicht en gespecificeerd waarbij zij haar vordering heeft verminderd in die zin, dat zij aan hoofdsom thans een totaalbedrag van € 4.494,64 vordert, aan buitengerechtelijke kosten een bedrag van € 674,20 en aan inmiddels vervallen rente een bedrag van € 195,81 (berekend tot en met 8 december 2010).
[gedaagde] is het niet eens met de vordering. Hij heeft onder overlegging van het proces-verbaal van aangifte, melding van de diefstal gedaan bij [eiseres]. Hij vindt het niet terecht dat de schade op hem verhaald wordt nu hij alles gedaan heeft om de diefstal te voorkomen. De steiger stond achter het huis van zijn schoonouders op een aanhanger gestald, terwijl de aanhanger met een ketting gezekerd was. [gedaagde] geeft verder aan dat [eiseres] hem nooit heeft verteld dat hij de steiger tegen diefstal moest verzekeren.
Vastgesteld wordt dat tussen partijen niet in geschil is dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van zijn verbintenis de rolsteiger bij het einde van de huur weer ter beschikking te stellen van [eiseres]. De vraag of in dit geval de tekortkoming toegerekend dient te worden aan [gedaagde] dient te geschieden aan de hand van de algemene maatstaf als neergelegd in artikel 6:75 BW, meer in het bijzonder of de schuld krachtens in het verkeer geldende opvattingen voor rekening van [gedaagde] dient te komen (LJN: ZC2469, HR, 24-10-1997, 16395).
In dat kader heeft [gedaagde] onweersproken gesteld, dat hij van de diefstal aangifte heeft gedaan bij de politie en, conform artikel 11.2 van de toepasselijke algemene voorwaarden, een afschrift van het proces-verbaal van aangifte aan [eiseres] ter hand heeft gesteld. Gesteld noch gebleken is dat [eiseres] in de inhoud van de aangifte aanleiding heeft gevonden [gedaagde] te verwijten, dat hij niet heeft voldaan aan het bepaalde in artikel 10.9 van de toepasselijke algemene verhuurvoorwaarden. Vastgesteld wordt derhalve dat [eiseres] niet stelt, dat de diefstal aan de schuld van [gedaagde] te wijten is.
In beschouwing dient voorts genomen te worden de rechtsverhouding tussen partijen en de daarmee samenhangende verzekeringsaspecten.
Vastgesteld wordt dat [eiseres] een professionele verhuurder is en [gedaagde] een consument. Voorts wordt vastgesteld dat de rolsteiger voor de duur van één week is gehuurd voor een bedrag van € 100,00 per week. De dagwaarde van de rolsteiger heeft [eiseres] gesteld op € 2.559,75.
Gegeven het feit dat bouwmateriaal, waaronder mede wordt begrepen een rolsteiger, op derden een grote aantrekkingskracht kan uitoefenen, is het risico van diefstal groot. Zonder een verzekering tegen schade door diefstal is het risico zelfs onverantwoord groot, wat in dit geval wordt bevestigd door het feit dat de huurwaarde slechts een fractie is van de gestelde dagwaarde.
Blijkens de voorwaarden wordt een diefstalverzekering wel aangeboden aan bedrijven, maar niet aan particulieren/consumenten. Die kunnen slechts in aanmerking komen voor een schadeafkoopregeling, maar van deze regeling is schade door diefstal uitgesloten.
Tegen deze achtergrond is de kantonrechter van oordeel dat van [eiseres] verwacht had mogen worden dat zij [gedaagde] uitdrukkelijk erop zou wijzen, en hem zou waarschuwen, dat hij bij diefstal van de rolsteiger het risico op aanzienlijke schade liep. Dan had [gedaagde] kunnen onderzoeken of hij de mogelijkheid had zich hiertegen te verzekeren en, wanneer het antwoord negatief zou zijn, dit bij zijn keuze voor het huren van de rolsteiger kunnen betrekken, dan wel had hij nog meer dan de gebruikelijke maatregelen kunnen treffen om schade door diefstal te voorkomen.
Nu uit niets blijkt dat [eiseres] [gedaagde] op het risico van schade door diefstal heeft gewezen, althans daar blijkt niet van, komt de kantonrechter tot het oordeel dat de tekortkoming van [gedaagde], inhoudende: het niet in staat zijn de rolsteiger op het overeengekomen tijdstip weer aan [eiseres] ter beschikking te stellen, omdat deze is gestolen zonder dat dit [gedaagde] te verwijten valt, naar in het verkeer geldende opvattingen niet aan [gedaagde] kan worden toegerekend. De vordering dient afgewezen te worden.
Als de in het ongelijk gestelde partij dient [eiseres] in de kosten van het geding te worden veroordeeld.
Beslissing
Wijst de vordering van [eiseres] af.
Veroordeelt [eiseres] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [gedaagde] begroot op nihil.
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen te Enschede door mr. E.W. de Groot, kantonrechter, en op 30 augustus 2011 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.