HR, 10-09-2013, nr. 11/02624
ECLI:NL:HR:2013:681
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
10-09-2013
- Zaaknummer
11/02624
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2013:681, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 10‑09‑2013; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:730, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2013:730, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 04‑06‑2013
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2013:681, Gevolgd
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2013-0348
Uitspraak 10‑09‑2013
Inhoudsindicatie
De HR verklaart de verdachte n-o in zijn cassatieberoep, nu niet binnen de in art. 437.2 Sv genoemde termijn door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie is ingediend.
Partij(en)
10 september 2013
Strafkamer
nr. 11/02624
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 24 mei 2011, nummer 22/001881-08, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1951.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Middelen van cassatie zijn namens deze niet voorgesteld.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het beroep.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, tweede lid, Sv, zodat de verdachte in het beroep niet kan worden ontvangen.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 10 september 2013.
Conclusie 04‑06‑2013
Inhoudsindicatie
De HR verklaart de verdachte n-o in zijn cassatieberoep, nu niet binnen de in art. 437.2 Sv genoemde termijn door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie is ingediend.
Nr. 11/02624 Zitting: 4 juni 2013 | Mr. Hofstee Conclusie inzake: [verzoeker = verdachte] |
1. Verzoeker is bij arrest van 24 mei 2011 door het Gerechtshof te ‘s-Gravenhage wegens de in dat arrest omschreven feiten veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 86 maanden en een geldboete van € 10.000,-, subsidiair 85 hechtenis. Tevens heeft het Hof de onttrekking aan het verkeer bevolen van een paspoort en de vordering tot verbeurdverklaring afgewezen.
2. Deze zaak hangt samen met de zaken met de griffienummers 11/02762 en 11/02769, in welke zaken ik heden eveneens concludeer.
3. Verzoeker heeft tijdig beroep in cassatie ingesteld. Hoewel de aanzegging als bedoeld in art. 435, eerste lid, Sv geldig is betekend, is namens verzoeker niet binnen de door de wet gestelde termijn een schriftuur ingediend.
4. Ingevolge art. 437, tweede lid, Sv dient op straffe van niet-ontvankelijkheid binnen twee maanden na betekening van de vorenbedoelde aanzegging door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie te zijn ingediend. Nu bij de Hoge Raad niet tijdig een schriftuur is ingediend, is verzoeker niet-ontvankelijk in zijn cassatieberoep.
5. Deze conclusie strekt tot het niet-ontvankelijk verklaren van verzoeker in zijn cassatieberoep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG