Rb. Amsterdam, 25-07-2017, nr. 13/730018-14 (A), 13/730019-17 (B)
ECLI:NL:RBAMS:2017:5280
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
25-07-2017
- Zaaknummer
13/730018-14 (A), 13/730019-17 (B)
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2017:5280, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 25‑07‑2017; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 25‑07‑2017
Inhoudsindicatie
Een 29-jarige man is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 maanden voor wapenbezit en witwassen.
Partij(en)
RECHTBANK AMSTERDAM
VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/730018-14 (A), 13/730019-17 (B)
Datum uitspraak: 25 juli 2017
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het huis van bewaring [naam huis van bewaring] – [plaats] .
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit verkorte vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 juli 2017.
De rechtbank heeft de twee zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, op de terechtzitting van 11 juli 2017 gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A en zaak B aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. H. Hoekstra, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J.P. Plasman, naar voren hebben gebracht.
2. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
(in zaak A)
1. hij op of omstreeks 12 maart 2014 te 's-Gravenhage, in elk geval in Nederland,
een wapen van categorie I onder 7°, te weten een luchtdrukpistool (merk Gamo,
model P-23), zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen
een sprekende gelijkenis vertoonde(n) met (een) vuurwapen(s) genoemd in
bijlage B verboden nabootsingen andere wapens en/of met (een) voor ontploffing
bestemde voorwerp(en) voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
2. hij op of omstreeks 12 maart 2014 te 's-Gravenhage, in elk geval in Nederland,
voorhanden heeft gehad drie kogelpatronen, in elk geval een munitie in de zin
van de Wet Wapens en Munitie van Categorie III;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
(in zaak B, na wijziging op de zitting):
1. hij op of omstreeks 30 maart 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een
wapen van categorie III, te weten een pistool, Grand Power, model K100 en/of
munitie van categorie III, te weten 19 patronen (9mm), voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
2. hij op of omstreeks 30 maart 2017, te Amsterdam, althans in Nederland, een
voorwerp, te weten:
- een geldbedrag van (ongeveer) 13.655 euro en/of een Breitling (type chronomat UTC automatic, serienummer B13048 168745)
heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van een voorwerp, te weten een geldbedrag van (ongeveer) 13.655 euro, gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat bovenomschreven geldbedrag geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
3. Voorvragen
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is - zoals ter terechtzitting door de rechtbank is vastgesteld – ontvankelijk, ook na het toestaan van de vordering wijziging tenlastelegging in zaak B. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. Waardering van het bewijs
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van zaak A
Er zijn naar aanleiding van informatie uit een ander onderzoek twee doorzoekingen verricht, waaronder op het adres [adres] in [plaats] . Verdachte verbleef regelmatig op dit adres. Bij deze doorzoeking is een kogelwerend vest aangetroffen. Ongeveer een maand later heeft er opnieuw een doorzoeking op dat adres plaatsgevonden en ook de woning van verdachte aan de [straat] , wat toentertijd het GBA-adres van verdachte was, is doorzocht. Op laatstgenoemd adres is een luchtdrukpistool aangetroffen in de slaapkamer van verdachte en in de woning aan de [straat] zijn er drie kogelpatronen in de jaszak van verdachte aangetroffen. Verdachte heeft bekend dat hij deze patronen in zijn bezit had. Verder bevat het dossier telefoongesprekken en chatberichten die erop wijzen dat verdachte betrokken is bij de handel in wapens. Op basis van het voorgaande en de rapporten over het wapen en de munitie, kunnen de in zaak A ten laste gelegde feiten bewezen worden verklaard.
Ten aanzien van zaak B
Op grond van informatie van het Team Criminele Inlichtingen (hierna: TCI) heeft er op 30 maart 2017 een doorzoeking plaatsgevonden in de woning aan de [straat] , waar verdachte hoogstwaarschijnlijk verbleef. In de bij de woning behorende brievenbus is het in de tenlastelegging omschreven wapen aangetroffen. In raadkamer van de rechtbank op 10 april 2017 heeft verdachte bekend dat het wapen aan hem toebehoort en er zijn DNA-sporen van hem op het wapen aangetroffen. Daarnaast is er op een kast in zijn slaapkamer € 13.655,- aan contant geld aangetroffen en is er in de woning een horloge van het merk Breitling aangetroffen. Onduidelijk is waar in de woning deze Breitling precies is aangetroffen. Verdachte heeft blijkens de door de Belastingdienst verstrekte gegevens geen inkomen en gelet op de waarde van het horloge, de hoogte van het contante geldbedrag en de coupures is er sprake van een witwasvermoeden. Verdachte heeft verklaard dat zijn neef, [naam neef] (hierna: [naam neef] ), het geldbedrag aan hem heeft geleend. [naam neef] is als getuige gehoord en heeft de lening bevestigd. Hij zou het contante geld uit de kas van zijn restaurant, een Surinaams eethuis, hebben gehaald. Dit is niet aannemelijk nu het geldbedrag bestond uit veel coupures van € 100,- en een briefje van € 200,-. De door verdachte en [naam neef] beschreven lening is daarnaast te bestempelen als een onzakelijke lening, omdat er geen schriftelijke overeenkomst bestaat, er geen rente wordt betaald, er geen afspraken zijn gemaakt over terugbetaling en de lening niet in de boekhouding van [naam neef] terug te vinden is. Bovendien heeft verdachte aanvankelijk niets gezegd over een geldlening en heeft de moeder van verdachte een heel andere verklaring voor het geldbedrag gegeven. De verklaring van verdachte voor de aanwezigheid van deze grote hoeveelheid contant geld is derhalve onvoldoende concreet en verifieerbaar en daarmee kan het niet anders zijn dan dat het geld en de Breitling zijn witgewassen door verdachte.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van zaak A
Verdachte heeft van meet af aan verklaard dat hij niet van het bestaan van het luchtdrukpistool af wist. Het is ook niet aangetroffen in zijn slaapkamer, maar in een rommelkamer waar verschillende mensen konden komen volgens cliënt. Er is derhalve onvoldoende bewijs ten aanzien van het voorhanden hebben van het luchtdrukpistool en verdachte dient daarvan te worden vrijgesproken. Ten aanzien van het voorhanden hebben van de patronen refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van zaak B
Verdachte heeft een verklaring gegeven voor de herkomst van het aangetroffen geldbedrag, namelijk dat hij het geld heeft geleend van [naam neef] . Laatstgenoemde heeft dit bevestigd. Het feit dat ten aanzien van deze lening geen schriftelijke bescheiden zijn opgemaakt, maakt de verklaring van verdachte niet minder aannemelijk. Een dergelijke lening is in de Surinaamse cultuur niet ongebruikelijk. Daarnaast zijn dergelijke coupures gebruikelijk in horecagelegenheden. Daarbij komt dat [naam neef] geen enkel belang heeft bij het afleggen van een valse verklaring over de bron van het geld, omdat hij zich dan zou moeten verantwoorden ten aanzien van de herkomst van het geld. Al met al is de verklaring van verdachte aannemelijk. Niet is komen vast te staan dat het geld een criminele herkomst had en vrijspraak dient dan ook te volgen.
Indien de rechtbank de verklaring van verdachte niet verifieerbaar en concreet acht, dan dient hij alsnog vrijgesproken te worden, nu vaststaat dat verdachte over grote geldbedragen kon beschikken. Deze geldbedragen verkreeg en verkrijgt hij uit het beheer van een aantal panden in Suriname. Dit heeft de Advocaat-generaal bij het gerechtshof bevestigd.
Ten aanzien van het Breitling horloge heeft verdachte verklaard dat het horloge aan zijn moeder toebehoort. Het is daarnaast niet duidelijk waar in de woning het horloge is aangetroffen en wat het horloge waard is. Verdachte dient te worden vrijgesproken.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Zaak A
Inleiding
Op 12 maart 2014 zijn de woningen aan de [adres] te [plaats] en de [straat] te [plaats] doorzocht. Tijdens deze doorzoeking is er in de laatstgenoemde woning een luchtdrukpistool aangetroffen in een kamer van de woning die verdachte ter terechtzitting heeft aangeduid als ‘de rommelkamer’. In de woning aan de [adres] zijn er drie patronen aangetroffen in een latexhandschoen in de jaszak van verdachte. Verdachte erkent dat deze patronen van hem zijn, hij ontkent daarentegen het luchtdrukpistool voorhanden te hebben gehad en heeft ter terechtzitting verklaard dat zijn neefje of zoontje het pistool misschien in de rommelkamer heeft neergelegd. Ook heeft hij in dit verband verklaard dat er veel mensen bij hem over de vloer komen.
Nadere overwegingen
De rechtbank acht de in zaak A ten laste gelegde feiten bewezen en grondt haar beslissing op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en onderstaande overwegingen. Indien tegen dit verkorte vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen, die redengevend zijn voor de bewezenverklaring, opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkorte vonnis gehecht.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
Voor een bewezenverklaring ter zake van het ‘voorhanden hebben’ als bedoeld in de Wet Wapens en Munitie dient te worden vastgesteld dat verdachte zich in meer of mindere mate bewust was van de aanwezigheid van het wapen of de munitie.
Aan die voorwaarde zal veelal zijn voldaan indien het wapen is aangetroffen op een plaats waartoe de verdachte vrijwel exclusief toegang had. Behoudens contra-indicaties wordt een bewoner geacht te weten wat er zich in diens woning bevindt. Dat geldt te meer voor gedeelten van een woning die bij uitstek privé zijn, zoals een slaapkamer.
Naar het oordeel van de rechtbank moet verdachte zich bewust zijn geweest van de aanwezigheid van het luchtdrukpistool. Het luchtdrukpistool is gevonden in een tas op een kamer die is aangeduid als rommelkamer. Vast staat dat verdachte samen met zijn oma woonachtig was in deze woning. Uitsluitend verdachte en zijn oma hadden zelfstandig en vrijelijk toegang tot de woning en de ruimte waarin de goederen zijn aangetroffen. Aannemelijk is dat die ruimte ook door verdachte werd gebruikt. De rechtbank acht het niet waarschijnlijk dat de oma van verdachte het wapen in de woning heeft gelegd. Dat er op dezelfde dag dat het pistool is aangetroffen ook munitie in de jaszak van verdachte is gevonden en dat een maand eerder een kogelwerend vest is aangetroffen in de woning aan de [adres] , sterkt de rechtbank in haar oordeel. Voorts zijn er in dit geval geen contra-indicaties die erop wijzen dat verdachte niet wist dat het luchtdrukpistool in zijn woning lag. De verklaring van verdachte ter terechtzitting dat zijn zoontje of neefje het luchtdrukpistool wellicht in de betreffende kamer heeft neergelegd schuift de rechtbank terzijde, nu het aangetroffen luchtdrukpistool totaal ongeschikt is als speelgoed voor jonge kinderen en dat het dus zeer onwaarschijnlijk is dat één van hen een luchtdrukpistool in zijn bezit had en in de rommelkamer van de woning heeft neergelegd. Mogelijk kwamen er, zoals verdachte heeft gesteld, ook anderen in zijn woning, maar er is geen enkele reden om aan te nemen dat een bezoeker zonder medeweten van verdachte het luchtdrukpistool in de rommelkamer heeft gelegd. Al met al acht de rechtbank dan ook bewezen dat verdachte het wapen voorhanden heeft gehad.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
Gelet op het feit dat de munitie in de jaszak van verdachte is aangetroffen en hij ook erkent dat deze munitie aan hem toebehoort, acht de rechtbank eveneens bewezen dat verdachte de ten laste gelegde munitie voorhanden heeft gehad.
4.3.2.
Zaak B
Inleiding
Op 30 maart 2017 is de woning aan de [straat] te [plaats] doorzocht. Tijdens deze doorzoeking is een geldbedrag van € 13.655,- aangetroffen op het nachtkastje in de slaapkamer van verdachte. Ook is een horloge van het merk Breitling gevonden maar de exacte vindplaats is niet duidelijk is geworden. Voorts is er in de brievenbus van de woning een vuurwapen aangetroffen. Verdachte erkent dat het vuurwapen van hem is. Hij heeft ten aanzien van het geld verklaard dat hij dit heeft geleend van [naam neef] . Het horloge is van zijn moeder, aldus verdachte
Nadere overwegingen
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank acht bewezen dat verdachte het ten laste gelegde vuurwapen voorhanden heeft gehad. Dit wapen is immers in de brievenbus van de woning waar verdachte verbleef aangetroffen en hij heeft ook bekend dat hij dit wapen heeft aangeschaft en in de brievenbus van zijn woning heeft neergelegd. Voorts blijkt uit onderzoek aan het aangetroffen wapen dat het om het ten laste gelegde merk en model gaat.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
Op grond van de beschikbare bewijsmiddelen is geen rechtstreeks verband te leggen tussen het bij verdachte aangetroffen geldbedrag en een bepaald misdrijf. Naar inmiddels bestendige jurisprudentie kan indien een groot geldbedrag wordt aangetroffen, niettemin bewezen worden geacht dat het bedrag uit enig misdrijf afkomstig is, indien het op grond van vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is.
Witwasvermoeden
Op het nachtkastje van verdachte is een groot bedrag aan contant geld aangetroffen, gebundeld in stapeltjes van telkens € 1.000,-. Diezelfde dag is een vuurwapen in zijn brievenbus aangetroffen. Voorts blijkt uit onderzoek dat er bij de Belastingdienst geen legale bron van inkomsten van verdachte bekend is. Verdachte heeft zich in de politieverhoren van 30 maart 2017 en 5 april 2017 en bij de inbewaringstelling door de rechtercommissaris op 31 maart 2017 beroepen op zijn zwijgrecht.
De grootte van het geldbedrag, de wijze van aantreffen daarvan, de omstandigheid dat verdachte geen legale inkomsten lijkt te hebben en aanvankelijk geen verklaring voor de aanwezigheid van het geld heeft gegeven, rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank het vermoeden dat het geldbedrag – onmiddellijk of middellijk – uit enig misdrijf afkomstig is en dat daarom van verdachte mag worden verlangd dat hij een verklaring geeft over de herkomst van het geldbedrag.
Verdachte heeft niet eerder dan in de raadkamerzitting van 10 april 2017 verklaard dat hij het geldbedrag heeft geleend van [naam neef] .
Naar aanleiding van voornoemde verklaring van verdachte en de door hem overgelegde persoonsgegevens van [naam neef] heeft de officier van justitie nader onderzoek verricht. Voornoemde [naam neef] is gehoord. Hij heeft verklaard dat hij een geldbedrag van € 13.500,- aan verdachte heeft geleend. Hij heeft hiervan geen schriftelijke overeenkomst, hij heeft geen onderpand geëist en er is ook geen rente- of terugbetalingsregeling afgesproken tussen beiden. [naam neef] heeft over de herkomst van het geld verklaard dat het afkomstig is uit de inkomsten die hij verkrijgt uit zijn restaurant. De lening is echter niet verwerkt in zijn boekhouding.
Conclusie
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de officier van justitie met voornoemd verricht onderzoek afdoende aan haar onderzoeksverplichting voldaan. Uit dit onderzoek is gebleken dat [naam neef] de verklaring van verdachte weliswaar heeft bevestigd, maar dat van de door hen gestelde lening niets op schrift is gesteld, er geen zekerheid is gesteld, er geen rentebetaling of terugbetalingsregeling is afgesproken en dat de lening ook niet is verwerkt in de boekhouding van het restaurant van [naam neef] . De lening is dus niet verifieerbaar. Voorts heeft verdachte pas in een laat stadium een verklaring afgelegd over de lening en in een nog later stadium een verklaring afgelegd over het doel van de lening (het kopen van een auto). Op basis van alle voornoemde feiten en omstandigheden kan naar het oordeel van de rechtbank met voldoende mate van zekerheid worden uitgesloten dat het geldbedrag, een legale herkomst heeft en kan een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring gelden. Daarmee acht de rechtbank het witwassen bewezen.
Geld afkomstig uit Suriname?
De raadsman heeft nog betoogd dat verdachte over grote geldbedragen kon beschikken doordat hij panden in Suriname beheert en dat het geldbedrag dus daaruit afkomstig kan zijn. Verdachte heeft dit alternatieve scenario niet zelf naar voren gebracht, maar heeft, zoals hierboven omschreven, verklaard dat het geld afkomstig is uit een lening. De rechtbank is onder deze omstandigheden niet gehouden om een alternatief scenario te onderzoeken dat in theorie wellicht denkbaar is, maar dat tegenstrijdig is met het door verdachte zelf geschetste scenario. Bovendien is op geen enkele wijze onderbouwd dat verdachte inkomsten uit Suriname genoot.
Partiële vrijspraak
Nu niet kan worden vastgesteld waar het horloge exact is aangetroffen, aan wie het horloge toebehoort en wat de waarde van het horloge is, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte het horloge heeft witgewassen. Zij spreekt verdachte daarom vrij van dit onderdeel van de tenlastelegging.
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte de in zaak B bewezen geachte feiten heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.
5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
ten aanzien van zaak A :
1. op 12 maart 2014 te 's-Gravenhage, een wapen van categorie I onder 7°, te weten een luchtdrukpistool merk Gamo, model P-23, zijnde een voorwerp genoemd in bijlage I, lijst b van de Regeling wapens en munitie, voorhanden heeft gehad.
2. op of omstreeks 12 maart 2014 te 's-Gravenhage, in elk geval in Nederland, voorhanden heeft gehad drie kogelpatronen;
ten aanzien van zaak B :
1. op 30 maart 2017 te Amsterdam, een wapen van categorie III, te weten een pistool, Grand Power, model K100 en munitie van categorie III, te weten 19 patronen (9mm), voorhanden heeft gehad;
2. op 30 maart 2017, te Amsterdam, een voorwerp, te weten:
- een geldbedrag van 13.655 euro
voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist, dat bovenomschreven geldbedrag geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
6. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
7. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8. Motivering van de straffen
8.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar in de zaken A en B bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 (veertien) maanden, met aftrek van voorarrest.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gelet op het tijdsverloop en het feit dat verdachte een wapen heeft aangeschaft ten behoeve van zijn eigen veiligheid (verdachte stond op een zogenoemde dodenlijst), maar inmiddels inziet dat het aanschaffen van een wapen geen oplossing is, verzocht om verdachte een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de door hem in voorarrest doorgebrachte tijd. Dit kan desgewenst worden gecombineerd met een taakstraf.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een luchtdrukpistool, een vuurwapen en munitie. Een van de wapens die bij verdachte is aangetroffen is een vuistvuurwapen, dat met een eenvoudige beweging doorgeladen kon worden zodat het vuurgereed zou zijn. Vuurwapens worden vaak gebruikt bij het begaan van strafbare feiten en circuleren veelvuldig in het criminele circuit. Het onbevoegd voorhanden hebben van vuurwapens maakt een ernstige inbreuk op de rechtsorde en brengt een onaanvaardbaar risico met zich voor de veiligheid van personen. Dit handelen moet daarom worden tegengegaan door streng op te treden tegen verboden wapenbezit.
De rechtbank ziet aanleiding om bij de strafoplegging acht te slaan op de zogenoemde oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht van de hoven en de rechtbanken (hierna: LOVS). Genoemde oriëntatiepunten dienen ter bevordering van de rechtseenheid in de strafoplegging. Volgens deze oriëntatiepunten is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden het uitgangspunt bij het voorhanden hebben van een vuurwapen. Verdachte heeft zowel in 2014 als in 2017 een verboden wapen en munitie voorhanden gehad. In strafverzwarende zin weegt de rechtbank mee dat het vuurwapen snel gereed kon worden gemaakt om ermee te vuren en dat verdachte ook in 2013 is veroordeeld wegens wapenbezit (pleegdatum 10 december 2011).
Verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan het witwassen van een geldbedrag van € 13.655,-. Door het witwassen van crimineel vermogen wordt de integriteit van het financiële en economische verkeer aangetast, hetgeen een bedreiging vormt voor de samenleving. Geld dat wordt verdiend met het plegen van strafbare feiten kan een ontwrichtende werking hebben op de samenleving. Verdachte heeft kennelijk gehandeld uit winstbejag.
De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid van het Europees verdrag tot Bescherming van de Mens en de Fundamentele Vrijheden is overschreden, nu verdachte in zaak A op 12 maart 2014 is aangehouden en het vonnis pas op 25 juli 2017 is uitgesproken. De rechtbank zal de duur van de gevangenisstraf daarom enigszins matigen.
Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) maanden aangewezen. Zij wijkt hiermee af van de eis van de officier van justitie, onder meer omdat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie.
9. Beslag
9.1.
Verbeurdverklaring
Het inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerp onder nummer 2 op de beslaglijst, te weten: een geldbedrag ter hoogte van € 13.655,- dat aan verdachte toebehoort, dient te worden verbeurd verklaard en is daarvoor vatbaar, aangezien met betrekking tot dat geldbedrag het in zaak B onder feit 2 bewezen geachte is begaan.
9.2.
Teruggave
Het inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerp onder nummer 3 op de beslaglijst, te weten: een horloge van het merk Breitling, dient te worden teruggegeven aan de beslagene
10. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 33, 33a, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie.
11. Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het in zaak A en B ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
in zaak A het onder 2 ten laste gelegde en in zaak B het onder 1 ten laste gelegde:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen en munitie van categorie III, meermalen gepleegd; en
in zaak A het onder 1 ten laste gelegde:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie; en
in zaak B het onder 2 ten laste gelegde:
witwassen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering (en in voorlopige hechtenis) is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart verbeurd:
- nummer 2: een geldbedrag ter hoogte van € 13.655,-.
Gelast de teruggave aan de beslagene van:
- nummer 3: horloge, merk Breitling.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter,
mrs. J.M. Jongkind en F.P. Lauwaars, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A. Bouwman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 juli 2017.