NJ 1937/1037
Oplichting . Het „bewegen" tot afgifte. Verklaring de auditu. Oogmerk van wederrechtelijke bevoordeeling. Op den grondslag der t.l.l.
HR 18-05-1937, ECLI:NL:HR:1937:71, m.nt. Prof. Mr. B.M. Taverne
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
18 mei 1937
- Magistraten
Mrs. Visser, Taverne, Servatius, Donner en van der Meulen
- Zaaknummer
[18051937/NJ_1937-1037]
- Noot
Prof. Mr. B.M. Taverne
- JCDI
JCDI:ADS130244:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1937:71, Uitspraak, Hoge Raad, 18‑05‑1937
- Wetingang
Essentie
Oplichting . Het „bewegen" tot afgifte. Verklaring de auditu. Oogmerk van wederrechtelijke bevoordeeling. Op den grondslag der t.l.l.
Samenvatting
Niet juist is, dat voor „bewegen" in den zin van art. 326 Sr. noodig zou zijn „aandringen, althans tegenover bedenkingen of weigerachtigheid de voorwendsels aandikken of daaraan uitbreiding geven." Voldoende is, dat zonder aanwending der door art. 326 gewraakte middelen de afgifte niet zou zijn gevolgd.
De grief omtrent het door het Hof als bewijsmiddel voor de onjuistheid van req.’s aan benadeelden gedaan verhaal bezigen van een ambtseedig proces-verbaal relateerende een verklaring van v. d. W., waarbij deze ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.