Europees Verdrag tot bestrijding van terrorisme
Artikel 10
Geldend
Geldend vanaf 04-08-1978
- Bronpublicatie:
27-01-1977, Trb. 1977, 63 (uitgifte: 19-04-1977, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
04-08-1978
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
02-05-1985, Trb. 1985, 66 (uitgifte: 01-01-1985, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht / Uitlevering en overlevering
Internationaal publiekrecht / Verdragenrecht
Internationaal strafrecht / Algemeen
1.
Elk geschil tussen Verdragsluitende Staten inzake de uitleg of toepassing van dit Verdrag dat niet langs de weg aangegeven in het tweede lid van artikel 9, kan worden beslecht, wordt op verzoek van één van de bij het geschil betrokken Partijen onderworpen aan arbitrage. Iedere Partij wijst een scheidsman aan en beide scheidsmannen wijzen een derde scheidsman aan. Indien één van de Partijen binnen drie maanden na het verzoek om arbitrage niet een scheidsman heeft aangewezen, wordt de scheidsman, op verzoek van de andere Partij, aangewezen door de President van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens. Indien de President van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens onderdaan is van één van de bij het geschil betrokken Partijen, geschiedt de aanwijzing van de scheidsman door de Vice-President van het Hof, of indien de Vice-President onderdaan is van één van de bij het geschil betrokken Partijen, door het in dienstjaren oudste lid van het Hof dat geen onderdaan is van één van de bij het geschil betrokken Partijen. Dezelfde procedure is van toepassing indien beide scheidsmannen geen overeenstemming kunnen bereiken ten aanzien van de keuze van een derde scheidsman.
2.
Het scheidsgerecht stelt zijn eigen procedure vast. De beslissingen van het scheidsgerecht worden met meerderheid van stemmen genomen. Zijn uitspraak is definitief.