NJB 2018/1436:Curaçao. Enquête. Mocht het hof aan zijn oordeel dat sprake is van wanbeleid en aan het aanwijzen van de daarvoor verantwoordelijke personen, feiten ten grondslag leggen die hebben plaatsgevonden vóór 1 januari 2012? Hoge Raad: 1. Overgangsrecht. De bevoegdheid van het hof tot het vaststellen van wanbeleid, het aanwijzen van de daarvoor verantwoordelijke personen en het treffen van voorzieningen kan mede berusten op feiten die zich voor de inwerkingtreding van het Curaçaose enquêterecht hebben voorgedaan. De negatieve effecten voor personen kunnen geen grond zijn om de wettelijke regeling geheel of gedeeltelijk buiten toepassing te laten, ook niet in verband met de toepassing op ‘anterieure feiten’. 2. Concordantiebeginsel. De Curaçaose overgangsregeling berust op een ander uitgangspunt dan de Nederlandse. Er zijn geen aanwijzingen dat de Curaçaose wetgever het Nederlandse uitgangspunt heeft willen overnemen. Gelet hierop kan het concordantiebeginsel niet meebrengen dat de Curaçaose overgangsregeling overeenkomstig de Nederlandse wordt uitgelegd