Hof Den Haag, 16-12-2020, nr. 2200277418
ECLI:NL:GHDHA:2020:2653
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
16-12-2020
- Zaaknummer
2200277418
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2020:2653, Uitspraak, Hof Den Haag, 16‑12‑2020; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2022:1407
Uitspraak 16‑12‑2020
Inhoudsindicatie
Poging tot seksueel binnendringen bij meisje jonger dan 12 jaar en kinderporno. Betrouwbaarheid verklaringen minderjarig slachtoffer. Maatregelen als compensatie voor het niet kunnen ondervragen van dat slachtoffer. Begin van uitvoering. Verminderd toerekeningsvatbaar. Zeer hoog recidiverisico. Verdachte heeft mogelijk na maximale duur tbs met voorwaarden nog toezicht nodig. Gevangenisstraf 11 maanden, met aftrek van voorarrest, en TBS met dwangverpleging, die periode van vier jaren te boven kan gaan. Toewijzing vordering benadeelde partij. Onttrekking aan het verkeer geheugensim. Afwijzing vordering tot gevangenneming.
Rolnummer: 22-002774-18
Parketnummer: 09-827594-17
Datum uitspraak: 16 december 2020
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 25 juni 2018 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993,
ten tijde van de behandeling ter terechtzitting in hoger beroep verblijvende in de Forensisch Psychiatrische Kliniek Assen, Dennenweg 9 te 9404 LA Assen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van voorarrest. Tevens is de terbeschikkingstelling (hierna ook: tbs) van de verdachte gelast, met voorwaarden zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep. Deze maatregel is dadelijk uitvoerbaar verklaard. Tot slot is beslist omtrent de vordering van de benadeelde partij en het in beslag genomen voorwerp, een en ander als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.hij op of omstreeks 27 september 2017 te [plaats], ter uitvoering van het door hem/haar voorgenomen misdrijf om met [slachtoffer] geboortedatum [geboortedatum], die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) te plegen, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], met zijn/haar mededader(s), althans alleen, die [slachtoffer] aan haar arm heeft vastgepakt en/of (vervolgens) zijn, verdachtes woning, in heeft getrokken en/of de deur heeft dicht gedaan en/of zijn gulp heeft opengedaan en/of zijn broek en/of onderbroek naar beneden heeft gedaan en/of (vervolgens, aldus) zijn (ontplote) penis heeft laten zien en/of heeft gezegd tegen die [slachtoffer]: "doe je mond open" en/of woorden van gelijke aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 september 2017 te [plaats] met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het opendoen van zijn gulp en/of zijn broek en/of onderbroek naar beneden doen en/of (vervolgens, aldus) zijn (ontplote) penis aan die [slachtoffer]heeft laten zien en/of (vervolgens) heeft gezegd doe je mond open;
2.hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 21 juli 2014 tot en met 28 september 2017 te [plaats], in elk geval in Nederland, één of meermalen (telkens) (een) afbeelding(en) en/of (een) gegevensdrager(s) bevattende (een) afbeelding(en) (te weten een mobiele telefoon met daarin een SD-kaart)
- in bezit heeft gehad en/of
- heeft verworven en/of
- zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft,
terwijl op die afbeelding(en) (een) seksuele gedraging(en) zichtbaar is/zijn, waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken
welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit (onder andere):
Film 1: (filename [file1])
op de film is een meisje zichtbaar in de geschatte leeftijd tussen de 7 en de 10 jaar oud. Het meisje ligt op haar rug op bed en draagt een rood met blauw jurkje. Het meisje heeft een tablet in haar handen waar ze mee speelt. Er komt een hand in beeld die de onderbroek van het meisje uittrekt en keukenpapier/papier onder de billen van het meisje neer legt. Er komt een stijve penis in beeld en de man wrijft met zijn penis tegen de vagina van het meisje. Kort hierna giet de man iets uit een fles over de vagina van het meisje wat op slaolie lijkt. De man gaat verder met wrijven tegen de vagina van het meisje en stopt zijn stijve penis in de vagina van het meisje. Aan het einde van de film haalt de man zijn penis uit de vagina van het meisje en trekt zichzelf af net zolang totdat hij klaar komt tussen de schaamlippen van het meisje. De man veegt zijn sperma weg met het papier wat hij eerder onder de billen van het meisje had neergelegd. Het meisje kijkt gedurende de gehele film en de handelingen van de man op haar tablet en/of
Film 2: (filename: [file2])
Op de film is een meisje zichtbaar in de geschatte leeftijd tussen de 4 en 7 jaar oud. Het hoofd en de schouder van het meisje zijn zichtbaar. Het meisje krijgt een stijve penis van een man, die kennelijk voor haar staat, diep in haar keel geduwd. De man houdt het gezicht van het meisje vast zodat zijn stijve penis in de mond van het meisje blijft en/of
Film 3: (filename [file3])
Op de film is een meisje zichtbaar in de geschatte leeftijd tussen de 3 en de 6 jaar oud. De film begint met de tekst "Staring [naam], 3 Featuring nudity cock on pussy". Daarna komt er een klein meisje in beeld. Het meisje is geheel naakt en ligt met haar armen en benen gespreid op bed. Tussen de benen van het meisje komt een man zitten. De man begint met zijn penis tegen de vagina van het meisje te wrijven. Het meisje pakt de penis en probeert deze in haar vagina te stoppen. De man helpt het meisje en duwt zijn penis tegen de vagina van het meisje en/of
Foto 1: (filename [file4])
Op de foto is een meisje zichtbaar in de geschatte leeftijd tussen de 5 en de 8 jaar oud. Het meisje ligt op een groene deken, achter het meisje is een vloerkleed zichtbaar. Het meisje is geheel naakt en heeft 1 been opgetrokken. De foto is van bovenaf genomen. De aandacht van de foto richt zich op de blote vagina van het meisje. Rechts in de hoek van de foto staat de datum: 21/07/14 12:14 uur. De ogen van het meisje zijn zwart gemaakt zodat zij niet herkenbaar is. De foto is een onderdeel van een serie foto's van het meisje. De serie bestaat uit ongeveer 30 kinderporno foto's van dit meisje en/of
Foto 2: (filename [file5])
Op de foto is een meisje zichtbaar in de geschatte leeftijd tussen de 10 en de 14 jaar oud. De schouders en het hoofd van het meisje is zichtbaar. Het meisje draagt een een witte glimmende blouse. Voor het meisje staat een volwassen man. De man heeft zijn penis uit zijn onderbroek. Het meisje heeft de penis van de man in haar mond,
van welk(e) misdrijf/misdrijven hij verdachte een gewoonte heeft gemaakt.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gepersisteerd bij haar vordering, zoals gedaan ter terechtzitting in hoger beroep van 11 maart 2020, en aldus gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van voorarrest, en voorts dat aan hem de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege zal worden opgelegd. Tot slot heeft de advocaat-generaal gevorderd dat bij de einduitspraak de gevangenneming van de verdachte zal worden bevolen.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. hij op of omstreeks 27 september 2017 te [plaats], ter uitvoering van het door hem/haar voorgenomen misdrijf om met [slachtoffer], geboortedatum [geboortedatum], die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) te plegen, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], met zijn/haar mededader(s), althans alleen, die [slachtoffer] aan haar arm heeft vastgepakt en/of (vervolgens) zijn, verdachtes, woning, in heeft getrokken en/of de deur heeft dicht gedaan en/of zijn gulp heeft opengedaan en/of zijn broek en/of onderbroek naar beneden heeft gedaan en/of (vervolgens, aldus) zijn (ontbplote) penis heeft laten zien en/of heeft gezegd tegen die [slachtoffer]: "doe je mond open" en/of woorden van gelijke aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 21 juli 2014 tot en met 28 september 2017 te [plaats], in elk geval in Nederland, één of meermalen (telkens) (een) afbeelding(en) en/of (een) gegevensdrager(s) bevattende (een) afbeelding(en) (te weten een mobiele telefoon met daarin een SD-kaart)
- in bezit heeft gehad en/of
- heeft verworven en/of
- zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft,
terwijl op die afbeelding(en) (een) seksuele gedraging(en) zichtbaar is/zijn, waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken
welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit (onder andere):
Film 1: (filename [file1])
op de film is een meisje zichtbaar in de geschatte leeftijd tussen de 7 en de 10 jaar oud. Het meisje ligt op haar rug op bed en draagt een rood met blauw jurkje. Het meisje heeft een tablet in haar handen waar ze mee speelt. Er komt een hand in beeld die de onderbroek van het meisje uittrekt en keukenpapier/papier onder de billen van het meisje neer legt. Er komt een stijve penis in beeld en de man wrijft met zijn penis tegen de vagina van het meisje. Kort hierna giet de man iets uit een fles over de vagina van het meisje wat op slaolie lijkt. De man gaat verder met wrijven tegen de vagina van het meisje en stopt zijn stijve penis in de vagina van het meisje. Aan het einde van de film haalt de man zijn penis uit de vagina van het meisje en trekt zichzelf af net zolang totdat hij klaar komt tussen de schaamlippen van het meisje. De man veegt zijn sperma weg met het papier wat hij eerder onder de billen van het meisje had neergelegd. Het meisje kijkt gedurende de gehele film en de handelingen van de man op haar tablet en/of
Film 2: (filename: [file2])
Op de film is een meisje zichtbaar in de geschatte leeftijd tussen de 4 en 7 jaar oud. Het hoofd en de schouder van het meisje zijn zichtbaar. Het meisje krijgt een stijve penis van een man, die kennelijk voor haar staat, diep in haar keel geduwd. De man houdt het gezicht van het meisje vast zodat zijn stijve penis in de mond van het meisje blijft en/of
Film 3: (filename [file3])
Op de film is een meisje zichtbaar in de geschatte leeftijd tussen de 3 en de 6 jaar oud. De film begint met de tekst "Staring [naam], 3 Featuring nudity cock on pussy". Daarna komt er een klein meisje in beeld. Het meisje is geheel naakt en ligt met haar armen en benen gespreid op bed. Tussen de benen van het meisje komt een man zitten. De man begint met zijn penis tegen de vagina van het meisje te wrijven. Het meisje pakt de penis en probeert deze in haar vagina te stoppen. De man helpt het meisje en duwt zijn penis tegen de vagina van het meisje en/of
Foto 1: (filename [file4])
Op de foto is een meisje zichtbaar in de geschatte leeftijd tussen de 5 en de 8 jaar oud. Het meisje ligt op een groene deken, achter het meisje is een vloerkleed zichtbaar. Het meisje is geheel naakt en heeft 1 been opgetrokken. De foto is van bovenaf genomen. De aandacht van de foto richt zich op de blote vagina van het meisje. Rechts in de hoek van de foto staat de datum: 21/07/14 12:14 uur. De ogen van het meisje zijn zwart gemaakt zodat zij niet herkenbaar is. De foto is een onderdeel van een serie foto's van het meisje. De serie bestaat uit ongeveer 30 kinderporno foto's van dit meisje en/of
Foto 2: (filename [file5])
Op de foto is een meisje zichtbaar in de geschatte leeftijd tussen de 10 en de 14 jaar oud. De schouders en het hoofd van het meisje is zichtbaar. Het meisje draagt een een witte glimmende blouse. Voor het meisje staat een volwassen man. De man heeft zijn penis uit zijn onderbroek. Het meisje heeft de penis van de man in haar mond,
van welk(e) misdrijf/misdrijven hij verdachte een gewoonte heeft gemaakt;.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Gevoerde verweren met betrekking tot het onder 1 tenlastegelegde
1. Uitsluiting van de verklaringen van slachtoffer] voor het bewijs
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte zich – overeenkomstig zijn overgelegde pleitnota – op het standpunt gesteld dat de door [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]) afgelegde verklaringen van het bewijs dienen te worden uitgesloten, primair nu aan die verklaringen, vanwege de wijze van totstandkoming van de eerste in de slaapkamer afgelegde verklaring, betrouwbaarheidsgebreken kleven en subsidiair omdat sprake is van schending van het recht op een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM), vanwege
– kortgezegd – het treffen van onvoldoende maatregelen ter compensatie van schending van het ondervragingsrecht.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Op 27 september 2017 werd door [moeder slachtoffer] bij de politie melding gemaakt van een mogelijk zedenmisdrijf, gepleegd tegen haar dochter [slachtoffer]. Een half uur na die melding sprak een hoofdagent persoonlijk met [slachtoffer]over hetgeen haar zojuist was overkomen. Enkele dagen later, op 3 oktober 2017, is [slachtoffer] in een kindvriendelijke studio als getuige gehoord.
Naar de betrouwbaarheid van deze beide verklaringen van [slachtoffer] is een, in de visie van het hof gedegen, onderzoek verricht door dr. G. Wolters. In de door hem uitgebrachte rapportage van 24 juli 2019 heeft hij geconcludeerd dat de door [slachtoffer] afgelegde verklaringen in aanzienlijke mate betrouwbaar kunnen worden geacht. Deze door de deskundige gebezigde aanduiding van de betrouwbaarheid betreft de op een na hoogste kwalificatie op de schaal van betrouwbaarheid (70 tot 90%), waarbij de deskundige ter terechtzitting in hoger beroep nog te kennen heeft gegeven dat de betrouwbaarheid in het onderhavige geval dichter bij de 90% dan bij de 70% ligt.
Bij zijn onderzoek heeft Wolters ook de ontstaansgeschiedenis van de verklaringen betrokken, waaronder dus ook de wijze waarop de eerste verklaring van [slachtoffer], afgelegd in haar slaapkamer tegenover een hoofdagent, tot stand is gekomen. Er zijn geen aanwijzingen, zo concludeert de deskundige, dat [slachtoffer] tijdens dat eerste moment is gestuurd of beïnvloed noch dat de toen door haar afgelegde verklaring, zo heeft de deskundige ter terechtzitting in hoger beroep verklaard, de betrouwbaarheid van haar latere op 3 oktober 2017 afgelegde getuigenverklaring negatief heeft beïnvloed.
Het hof is van oordeel dat het eerste contactmoment met [slachtoffer] in haar slaapkamer op 27 september 2017 niet heeft te gelden als een (vooraf gepland) verhoor, maar dat sprake is geweest van een informatief gesprek tussen de hoofdagent en [slachtoffer], teneinde – op basis van de inhoud van dat gesprek – te beoordelen of opsporingshandelingen moesten worden verricht en zo ja, op welke wijze. De toen door [slachtoffer] afgelegde verklaring behoefde dan ook niet, anders dan door de raadsman is gesteld, audiovisueel te worden geregistreerd. Pas als sprake is van een gepland verhoor dient daar, op grond van het bepaalde in de ‘Aanwijzing auditief en audiovisueel registreren van verhoren van aangevers, getuigen en verdachten’, toe worden overgegaan. Evenmin diende dit gesprek, op grond van het bepaalde in de ‘Aanwijzing Zeden’, door een gecertificeerd zedenrechercheur te worden gevoerd. Van enig vormverzuim is dan ook geen sprake.
Het hof ziet, gelet op al het voorgaande, alsmede gelet op de overige inhoud van het dossier en in hetgeen op zitting is behandeld, geen enkele reden om aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer] te twijfelen. Het hof kan zich vinden in de voormelde bevindingen en conclusies van de deskundige Wolters en maakt die tot de zijne.
Voorts overweegt het hof met betrekking tot het subsidiair gevoerde verweer als volgt.
Naar het oordeel van het hof staat – artikel 6, derde lid, aanhef en onder d, van het EVRM in aanmerking genomen – de omstandigheid dat de verdediging, ondanks het nodige initiatief daartoe, geen gebruik heeft kunnen maken van de mogelijkheid om [slachtoffer] zelf als getuige te horen, er evenmin aan in de weg haar verklaringen voor het bewijs te gebruiken. Het hof is van oordeel dat er voldoende maatregelen zijn getroffen ter compensatie van het niet kunnen uitoefenen van het ondervragingsrecht. Het hof wijst hierbij op het volgende.
De verdediging heeft allereerst de gelegenheid gehad om [moeder slachtoffer], de moeder van [slachtoffer], bij de raadsheer-commissaris als getuige te horen. Tevens is de door de verdediging voorgedragen deskundige dr. G. Wolters door de raadsheer-commissaris benoemd, die, zoals reeds overwogen, de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer] heeft onderzocht en daaromtrent heeft gerapporteerd. Tot slot is de verdediging, ter terechtzitting in hoger beroep van 2 december 2020, de gelegenheid geboden deze deskundige nader te bevragen.
Gelet op al deze, naar het oordeel van het hof als voldoende compenserend aan te merken, maatregelen is het hof van oordeel dat geen aanleiding bestaat de verklaringen van Chelsea uit te sluiten van het bewijs.
Het verweer wordt in al zijn onderdelen verworpen.
2. Begin van uitvoering
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte zich voorts op het standpunt gesteld dat de onder feit 1 primair tenlastegelegde gedragingen geen begin van uitvoering vormen. De verdachte dient derhalve van het onder 1 primair tenlastegelegde te worden vrijgesproken, aldus de raadsman.
Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat de onder feit 1 primair bewezenverklaarde gedragingen van de verdachte een begin van uitvoering, als bedoeld in artikel 45, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, vormen, nu die gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm moeten worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van het door de verdachte voorgenomen misdrijf om – kort gezegd – gemeenschap te hebben met [slachtoffer]. Het hof verwerpt het verweer.
Nadere bewijsoverweging ten aanzien van feit 2
In de telefoon van de verdachte is een SD-kaart aangetroffen. Op deze SD-kaart is kinderpornografisch materiaal aangetroffen, te weten 97 foto’s en 23 films die worden aangeduid als accessible.
Deze aangetroffen foto’s en films staan in de map [mapnaam]. Deze map is toegankelijk voor de verdachte, de gebruiker van de telefoon. Uit de collectiescan volgt dat de foto’s en filmpjes voor 100% zien op meisjes in de leeftijd tussen de 5 en 14 jaar oud. Een van de op de telefoon aangetroffen filmpjes komt voor in de database van ICSE en de maker van dat filmpje heeft verklaard dat de door hem gemaakte filmpjes zijn vervaardigd in 2016 of 2017. Dit laatste maakt dat het hof de verklaring van de verdachte, inhoudende dat hij de SD-kaart in 2014 of 2015 van [naam] heeft gekregen en dat die filmpjes zonder dat hij het wist op die SD-kaart stonden, passeert. Niet alleen was dat laatste filmpje toen nog niet via internet beschikbaar, ook heeft [naam] bij de raadsheer-commissaris verklaard nooit een SD-kaart aan de verdachte te hebben gegeven. Een en ander betekent dat het hof – bij gebreke van een andere verklaring – ervan uitgaat dat de verdachte degene is geweest die dit laatste filmpje, maar ook de overige aangetroffen afbeeldingen en filmpjes, op de SD-kaart heeft gezet.
Het hof acht het onder 2 tenlastegelegde feit aldus wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het onderdeel ‘gewoonte maken’.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
poging tot met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, verwerven en in bezit hebben, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen straf en maatregel
Het hof heeft de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot seksueel misbruik van een jong meisje. De verdachte heeft het meisje, toen zij bij zijn huis aanbelde om kinderpostzegels te verkopen, aan haar arm zijn woning ingetrokken. Vervolgens heeft hij zijn gulp opengedaan, zijn broek en onderbroek naar beneden getrokken en zijn penis aan haar laten zien, waarbij hij tegen haar heeft gezegd dat zij haar mond open moest doen. Het meisje heeft de woning daarop weten te ontvluchten, waarmee zij heeft voorkomen dat het daadwerkelijk tot seksueel contact is gekomen.
Het behoeft geen betoog dat de verdachte, door zich op deze manier te gedragen, de grenzen van het toelaatbare ernstig heeft overschreden. Met zijn handelen heeft hij een onaanvaardbare inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer, voor wie het bewezenverklaarde zeer beangstigend en traumatiserend is geweest.
Slachtoffers van feiten als het onderhavige lijden vaak nog ruime tijd onder de gevolgen van hetgeen hen is aangedaan. Daarop vormt het slachtoffer in deze zaak geen uitzondering. Uit de door de moeder van het slachtoffer in eerste aanleg en in hoger beroep voorgelezen slachtofferverklaringen blijkt treffend welke gevolgen het handelen van de verdachte voor het slachtoffer heeft gehad. Het jonge slachtoffer is gediagnosticeerd met een posttraumatische stressstoornis en heeft daarvoor een EMDR-therapie moeten ondergaan. Die behandeling is inmiddels afgerond, maar desalniettemin kampt het slachtoffer tot op de dag van vandaag met de nadelige gevolgen van het gebeurde. Zij durfde mannelijke personen niet meer te vertrouwen en ook is zij afstandelijker geworden tegenover vreemden.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het verwerven en in bezit hebben van 97 foto’s en 23 films van kinderpornografische aard. Met het verwerven en voorhanden hebben van dergelijk materiaal heeft de verdachte indirect een bijdrage geleverd aan het toebrengen van grote psychische, emotionele en lichamelijke schade aan de kinderen die het betreft, nu voor de productie van dat materiaal jonge kinderen ernstig seksueel misbruikt en uitgebuit worden.
Justitiële documentatie
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 20 november 2020, waaruit blijkt dat de verdachte twee keer eerder, zij het vele jaren geleden, onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van zedendelicten, en dat aan hem daarvoor (onder meer) een PIJ-maatregel is opgelegd. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
De persoon van de verdachte
Het hof heeft allereerst acht geslagen op de omtrent de persoon van de verdachte opgemaakte Pro Justitia rapportage van 19 februari 2018, opgemaakt door dr. R.A.R. Bullens, klinisch psycholoog. De rapporteur heeft geconcludeerd dat bij de verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis, in de zin van een autismespectrumstoornis en een aandachtsdeficiëntie-/hyperactiviteitsstoornis. Ten tijde van de tenlastegelegde feiten was deze situatie niet anders. Ter terechtzitting in hoger beroep van 11 maart 2020 heeft de deskundige aangegeven dat sprake is van een hoog recidiverisico.
Het hof heeft verder acht geslagen op de door A.M.M. van der Reijken, psychiater, omtrent de persoon van de verdachte opgemaakte Pro Justitia rapportage van 21 februari 2018. De rapporteur concludeert eveneens dat bij de verdachte sprake is van een autismespectrumstoornis, een aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit en voorts dat sprake is van zwakbegaafdheid op verbaal niveau. Hiervan was ook sprake ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde.
Beide rapporteurs hebben vanwege het feit dat de verdachte ontkent de feiten gepleegd te hebben geen antwoord kunnen geven op de vraag in welke mate het tenlastegelegde aan de verdachte is toe te rekenen.
Ook heeft het hof acht geslagen op de door C.J. van Gestel, psychiater, omtrent de persoon van de verdachte opgemaakte Pro Justitia rapportage d.d. 13 juni 2020. Dit rapport is opgesteld in het kader van het verlengingsonderzoek van de in eerste aanleg aan de verdachte opgelegde, en dadelijk uitvoerbaar verklaarde, tbs-maatregel met voorwaarden. Ook Van Gestel concludeert dat de verdachte lijdende is aan een stoornis in het autismespectrum en aan ADHD. De verdachte is daarnaast volgens de deskundige erg impulsief. Omdat de verdachte op grond van zijn autisme weinig vaardigheden heeft deze impulsen in goede banen te leiden, is er frequent sprake geweest van ongepast gedrag. De steeds terugkerende seksueel grensoverschrijdende gedragingen zijn problematisch en het risicomanagement dient zich met name daarop te richten. Het recidiverisico is volgens de rapporteur als zeer hoog te karakteriseren als toezicht ontbreekt. De inzet op externe beschermende factoren lijkt in potentie de grootste risicobeperkende mogelijkheden te bieden. De rapporteur voorziet, op grond van de primaire diagnosen, namelijk dat de behandelbaarheid van de verdachte beperkt is. De verdachte zal de inzichten die worden opgedaan in de toekomstige behandelmodules, zonder ondersteuning, controle en begrenzing niet zonder meer in een andere setting kunnen toepassen.
Daarnaast heeft het hof acht geslagen op het Reclasseringsrapport van het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering van 20 november 2020, opgesteld door dhr. J. Nijkamp, welke deskundige ter terechtzitting in hoger beroep van 2 december 2020 ook is gehoord. Met de psychiater Van Gestel is de reclassering van mening dat het risico op recidive, gezien de eerdere 6 jaar durende behandeling van de verdachte in het kader van een aan hem opgelegde PIJ-maatregel, de gestagneerde behandeling bij FPA De Boog, de relatief recente start van de klinische behandeling bij de FPK in Assen en de uitkomsten van de risicotaxaties, als zeer hoog is te karakteriseren. Een maatregel van TBS met dwangverpleging biedt de meeste zekerheid daar waar het gaat om het voorkomen van recidive en het beschermen van de maatschappij. De reclassering ziet de maatregel van tbs met voorwaarden alleen dan als een passende sanctie als het recidivegevaar binnen de maximale termijn van 9 jaar voldoende kan worden verminderd door het stellen van voorwaarden, maar het is de reclassering thans niet duidelijk of dit een reële optie is.
Het hof heeft voorts acht geslagen op de ter terechtzitting in hoger beroep van 2 december 2020 afgelegde verklaring van de deskundige C.H.M. Prins (psycholoog), die als regiebehandelaar bij de behandeling van de verdachte in de FPK te Assen is betrokken. Ook zij heeft aangegeven dat bij de verdachte sprake is van autisme en ADHD. De autismespectrumstoornis staat op de voorgrond en ligt deels ten grondslag aan het seksueel grensoverschrijdende gedrag dat de verdachte vertoont. Er is sprake van beperkte leerbaarheid bij de verdachte, wat niet alleen maakt dat een langdurige klinische behandeling nodig zal zijn maar ook dat, na afronding van de behandeling, veel externe structuur en begeleiding noodzakelijk is. Het is goed mogelijk dat de benodigde duur van de behandeling en/of de externe begeleiding meer dan 9 jaren bedraagt.
Het hof heeft ten slotte ook kennisgenomen van alle overige in het dossier aanwezige rapporten omtrent de persoon van de verdachte.
De op te leggen maatregel
Op grond van de voormelde bevindingen en conclusies van de gedragsdeskundigen Bullens, van der Reijken, van Gestel en Prins, welke conclusies het hof overneemt, is het hof van oordeel dat de verdachte ten tijde van het onder 1 primair bewezenverklaarde feit lijdende was aan een ziekelijke stoornis als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. Hoewel door de deskundigen Bullens en van der Reijken geen uitspraak is gedaan omtrent de mate van toerekenbaarheid van het tenlastegelegde, acht het hof aannemelijk dat het onder 1 primair bewezenverklaarde, gelet op de bij de verdachte aanwezige stoornissen, in verminderde mate aan hem kan worden toegerekend en het hof zal daarvan uitgaan.
Gelet op de ernst van het onder 1 primair bewezenverklaarde feit – een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld - en gelet op hetgeen hiervoor omtrent de persoon van de verdachte en het gevaar voor herhaling is overwogen, is het hof van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van een maatregel tot terbeschikkingstelling eist.
Ook is het hof van oordeel dat de voornoemde veiligheid tevens een verpleging van overheidswege eist. Zoals uit het voorgaande blijkt is er, bij gebrek aan toezicht op de verdachte, sprake van een zeer hoog recidiverisico. De verdachte is beperkt behandelbaar en zal, na afloop van de klinische behandeling, langdurig afhankelijk blijven van externe structuur, controle en begrenzing. Het is een zeer reële mogelijkheid dat de benodigde behandeling en het daarop volgende, in een externe setting uit te oefenen, toezicht een termijn van 9 jaren, zijnde de maximale duur van een tbs-maatregel met voorwaarden, zal overschrijden. Daarbij is de houding van de verdachte wat betreft behandeling op zijn minst genomen ambivalent. Enerzijds stelt hij zich op het standpunt dat hij gemotiveerd is een behandeling te ondergaan, anderzijds stelt hij zich tijdens de gesprekken met behandelaren zeer terughoudend op, vindt hij dat hij ‘wel wat kan bijleren als het gaat over het praten over emoties’ en wil hij het liefst zo snel mogelijk naar huis en bij of in de buurt van zijn moeder wonen.
Het hof acht het, gelet hierop, dan ook noodzakelijk dat het eventuele, na afronding van de behandeling, te bieden externe toezicht blijft plaatsvinden binnen een forensisch kader.
Het hof is dan ook – alles afwegende – met de advocaat-generaal van oordeel dat aan de verdachte de maatregel van tbs met dwangverpleging dient te worden opgelegd.
Het hof bepaalt voorts dat de op te leggen tbs met dwangverpleging niet op voorhand is gemaximeerd, nu deze wordt opgelegd ter zake van een misdrijf (feit 1) dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, als bedoeld in artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De totale duur van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
De op te leggen straf
Het hof is voorts van oordeel dat, naast tbs met dwangverpleging, een gevangenisstraf dient te worden opgelegd.
Op het plegen van dergelijke ernstige strafbare feiten kan naar het oordeel van het hof niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Het hof is – al het voorgaande afwegende – van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van voorarrest, in beginsel een passende en geboden reactie vormt.
Het hof heeft evenwel geconstateerd dat de behandeling van de zaak in hoger beroep niet heeft plaatsgevonden binnen een redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM, nu er tussen het instellen van het hoger beroep op 9 juli 2018 en het wijzen van het onderhavige arrest een periode van meer dan 24 maanden is gelegen.
Het hof zal deze overschrijding in de strafmaat verdisconteren, in die zin dat het hof in plaats van de voormelde straf een gevangenisstraf voor de duur van 11 maanden, met aftrek van voorarrest, zal opleggen.
Vordering tot schadevergoeding van [slachtoffer]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer] zich als benadeelde partij gevoegd. Namens haar is door haar moeder [moeder slachtoffer] een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 primair tenlastegelegde, tot een bedrag van
€ 8,08 aan geleden materiële schade en € 850,- aan geleden immateriële schade, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente over dit totale bedrag van
€ 858,08.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot volledige toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en vermeerdering met de wettelijke rente.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte niet anders dan met een beroep op vrijspraak betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde materiële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 primair bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij ter zake van de materiële schade zal derhalve volledig worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 27 september 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 1 primair bewezenverklaarde. De vordering ter zake van geleden immateriële schade leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot het gevorderde bedrag, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 27 september 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 858,08, met rente, aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag, met rente, aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer].
Beslag
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het in beslag genomen voorwerp wordt onttrokken aan het verkeer.
Het hof zal bevelen dat het in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten de op de beslaglijst vermelde geheugensim, dient te worden onttrokken aan het verkeer, nu het bewezenverklaarde met betrekking tot dit voorwerp is begaan en het ongecontroleerde bezit daarvan, vanwege het daarop aangetroffen kinderpornografisch materiaal, in strijd is met de wet.
Vordering tot gevangenneming
Nu de verdachte niet tot een vrijheidsbenemende straf wordt veroordeeld die de duur van de reeds ondergane voorlopige hechtenis overschrijdt, zijn naar het oordeel van het hof geen gronden aanwezig om de gevangenneming van de verdachte te bevelen.
Het hof zal de vordering tot gevangenneming van de verdachte derhalve afwijzen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 11 (elf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast (ten aanzien van het onder 1 primair bewezenverklaarde) dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, vermeld op de zich in het dossier bevindende beslaglijst, te weten 1 STK geheugensim Kruidvat Micro Hc 32 bg.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van € 858,08 (achthonderdachtenvijftig euro en acht cent) bestaande uit € 8,08 (acht euro en acht cent) materiële schade en
€ 850,00 (achthonderdvijftig euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer], ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 858,08 (achthonderdachtenvijftig euro en acht cent) bestaande uit € 8,08 (acht euro en acht cent) materiële schade en € 850,00 (achthonderdvijftig euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 17 (zeventien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 27 september 2017.
Wijst af de vordering tot gevangenneming van de verdachte.
Dit arrest is gewezen door mr. M.J. de Haan-Boerdijk,
mr. H. van den Heuvel en mr. S.A.J. van 't Hul, in bijzijn van de griffier mr. W. Jansen.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 16 december 2020.
mr. S.A.J. van ’t Hul en de griffier zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.