Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2014/28/EU harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van en de controle op explosieven voor civiel gebruik
Bijlage II Essentiële veiligheidseisen
Geldend
Geldend vanaf 18-04-2014
- Bronpublicatie:
26-02-2014, PbEU 2014, L 96 (uitgifte: 29-03-2014, regelingnummer: 2014/28/EU)
- Inwerkingtreding
18-04-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-02-2014, PbEU 2014, L 96 (uitgifte: 29-03-2014, regelingnummer: 2014/28/EU)
- Vakgebied(en)
Openbare orde en veiligheid / Bijzondere onderwerpen
EU-recht / Marktintegratie
Gezondheidsrecht / Voedsel- en warenkwaliteit
I. Algemene eisen
1
Elk explosief moet zodanig ontworpen, vervaardigd en geleverd worden dat het voor de veiligheid en gezondheid van personen slechts een minimaal gevaar oplevert en dat schade aan eigendommen of aan het milieu kan worden voorkomen in normale of redelijkerwijze te verwachten omstandigheden, met name gelet op de veiligheidsvoorschriften en de regels van vakmanschap met inbegrip van de periode die aan het gebruik van het explosief voorafgaat.
2
Elk explosief moet het daaraan door de fabrikant toegeschreven prestatievermogen bezitten, ten einde een maximale veiligheid en beveiliging te garanderen.
3
Elk explosief moet zodanig ontworpen en vervaardigd worden dat, wanneer de juiste technieken worden gebruikt, het op de meest milieuvriendelijke manier kan worden verwijderd.
II. Bijzondere eisen
1
Voor zover van toepassing, moeten ten minste de volgende gegevens en eigenschappen in aanmerking worden genomen of gecontroleerd:
- a)
de bouw en de kenmerkende eigenschappen van het explosief, waaronder chemische samenstelling, mate van menging, en waar van toepassing, afmetingen en korrelgrootteverdeling;
- b)
de fysische en chemische stabiliteit van het explosief in alle omstandigheden waaraan het kan worden blootgesteld;
- c)
de schok- en wrijvingsgevoeligheid;
- d)
de compatibiliteit van alle bestanddelen uit het oogpunt van hun chemische en fysische stabiliteit;
- e)
de chemische zuiverheid van het explosief;
- f)
de bestendigheid van het explosief tegen de invloed van water wanneer het bestemd is voor gebruik in een vochtige of natte omgeving en de werkingseigenschappen ervan door water kunnen worden aangetast;
- g)
de bestendigheid tegen lage en hoge temperaturen wanneer het explosief bestemd is voor opslag of gebruik bij dergelijke temperaturen en de veiligheid of betrouwbaarheid ervan kan worden aangetast door verwarming of afkoeling van een bestanddeel van het explosief of van het explosief in zijn geheel;
- h)
de geschiktheid van het explosief voor gebruik in een gevaarlijke omgeving (bijvoorbeeld in aanwezigheid van mijngas of van hete voorwerpen) wanneer het explosief bestemd is voor gebruik in dergelijke omstandigheden;
- i)
veiligheidsvoorzieningen om voortijdige of onbedoelde inwerkingstelling of ontsteking te voorkomen;
- j)
de correcte werking en lading van het explosief wanneer het wordt gebruikt overeenkomstig zijn bestemming;
- k)
passende instructies en, waar nodig, markeringen inzake het veilig hanteren, opslaan, gebruiken en verwijderen;
- l)
het vermogen van het explosief, zijn omhulsel of andere bestanddelen om achteruitgang tijdens de opslag tot aan de door de fabrikant opgegeven uiterste gebruiksdatum tegen te gaan;
- m)
de aanduiding van alle inrichtingen of onderdelen die nodig zijn voor de betrouwbare en veilige werking van het explosief.
2
Elk explosief moet onder realistische omstandigheden worden gecontroleerd. Als dat niet in een laboratorium kan gebeuren, moeten de proeven worden verricht onder reële omstandigheden die overeenstemmen met het beoogde gebruik.
3
Eisen voor de groepen explosieven
- 3.1.
Mijnexplosieven moeten ook aan de volgende eisen voldoen:
- a)
de voorgestelde inleidingsmethode moet borg staan voor een veilige en betrouwbare en volledige ontbinding van het mijnexplosief. In het bijzondere geval van zwart buskruit moet het deflagratievermogen worden gecontroleerd;
- b)
bij brisante explosieven in de vorm van patronen moet de betrouwbaarheid en veiligheid van de detonatie in de gehele patronenreeks gewaarborgd zijn;
- c)
mijnexplosieven die bestemd zijn voor ondergronds gebruik mogen geen koolstofmonoxide, nitreuze gassen, andere gassen of dampen of vaste deeltjes in de lucht produceren in hoeveelheden die onder normale gebruiksomstandigheden de gezondheid kunnen aantasten.
- 3.2.
Slagsnoeren (detonating cords), veiligheidslonten, andere lonten en ‘shock tubes’ moeten ook aan de volgende eisen voldoen:
- a)
het omhulsel van slagsnoeren, veiligheidslonten, andere lonten en ‘shock tubes’ moet mechanisch voldoende stevig zijn en moet de explosieve vulling bij normale mechanische belasting afdoende beschermen;
- b)
de parameters voor de brandtijd van veiligheidslonten moeten worden vermeld en moeten betrouwbaar zijn;
- c)
slagsnoeren moeten op veilige wijze kunnen worden ingeleid, voldoende inleidend vermogen bezitten en voldoen aan bepaalde eisen inzake opslag, zelfs onder bijzondere klimatologische omstandigheden.
- 3.3.
Ontstekers (met inbegrip van ontstekers met vertraagde werking voor slagsnoeren moeten ook aan de volgende eisen voldoen:
- a)
ontstekers moeten de detonatie van de brisante explosieven die zijn bestemd om ermee te worden gebruikt, onder alle te verwachten omstandigheden op betrouwbare wijze inleiden;
- b)
ontstekers met vertraagde werking voor detonatiesnoeren moeten op betrouwbare wijze kunnen worden ingeleid;
- c)
het inleidend vermogen mag niet worden aangetast door vochtigheid;
- d)
de vertragingstijd van ontstekers met vertraagde werking moet voldoende uniform zijn om te garanderen dat de vertragingstijden van aangrenzende tijdstappen elkaar normaliter niet overlappen;
- e)
de elektrische kenmerken van elektrische ontstekers moeten op de verpakking worden vermeld (bijvoorbeeld minimuminleidingsstroom of weerstand);
- f)
de draden van de elektrische ontstekers moeten geïsoleerd en mechanisch voldoende sterk zijn, met inbegrip van de verbinding van de ontsteker, gelet op het te verwachten gebruik.
- 3.4.
Stuwstoffen en vaste brandstoffen voor raketten moeten ook aan de volgende eisen voldoen:
- a)
deze materialen mogen bij gebruik overeenkomstig hun gebruiksdoel niet detoneren;
- b)
materialen van dit type moeten indien nodig (en met name wanneer zij op nitrocellulose zijn gebaseerd) beschermd zijn tegen uiteenvallen;
- c)
vaste brandstoffen, in samengeperste of gegoten vorm, voor raketten mogen geen onopzettelijke scheuren of ongewenste gasbellen bevatten, waardoor het gebruik ervan gevaar zou kunnen opleveren.