Europees Verdrag ter voorkoming van foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing
Bijlage Voorrechten en immuniteiten
Geldend
Geldend vanaf 01-02-1989
- Bronpublicatie:
26-11-1987, Trb. 1988, 19 (uitgifte: 25-02-1988, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-02-1989
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
09-12-1988, Trb. 1988, 152 (uitgifte: 01-01-1988, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
EU-recht / Rechtsbescherming
1
Voor de toepassing van deze Bijlage worden verwijzingen naar leden van het Comité geacht tevens verwijzingen naar de in artikel 7, tweede lid, bedoelde deskundigen te omvatten.
2
De leden van het Comité genieten, tijdens de uitoefening van hun functies en gedurende reizen gemaakt in de uitoefening van hun functies, de volgende voorrechten en immuniteiten:
- a.
immuniteit van persoonlijke arrestatie of gevangenhouding en van inbeslagneming van hun persoonlijke bagage en, met betrekking tot in hun officiële hoedanigheid gesproken of geschreven woorden of verrichte handelingen, vrijstelling van gerechtelijke vervolging van welke aard ook;
- b.
vrijstelling van alle beperkingen ten aanzien van hun bewegingsvrijheid bij het verlaten van of de terugkeer naar het land van hun gewone verblijfplaats en bij het binnenkomen en verlaten van het land waarin zij hun functies uitoefenen, alsmede van vreemdelingenregistratie in het land dat zij bezoeken of waar zij doorreizen in de uitoefening van hun functies.
3
Gedurende de reizen die de leden van het Comité in de uitoefening van hun functies maken, ontvangen zij, wat de douane- en deviezencontrole betreft,
- a.
van hun eigen Regering dezelfde faciliteiten als die welke worden toegekend aan hoge ambtsdragers die met een tijdelijke, officiële opdracht naar het buitenland reizen;
- b.
van de Regeringen van de andere Partijen dezelfde faciliteiten als die welke worden toegekend aan de vertegenwoordigers van buitenlandse Regeringen met een tijdelijke, officiële opdracht.
4
Documenten en papieren van het Comité zijn onschendbaar, voor zover zij betrekking hebben op de aangelegenheden van het Comité.
De officiële correspondentie en andere officiële mededelingen van het Comité mogen niet worden opgehouden of aan censuur worden onderworpen.
5
Ten einde de voor leden van het Comité volledige vrijheid van spreken en onafhankelijkheid bij de uitoefening van hun taak te verzekeren, blijft de immuniteit van rechtsvervolging met betrekking tot door hen gesproken of geschreven woorden en alle door hen in de uitoefening van hun functie verrichte handelingen toegekend, niettegenstaande het feit dat de betrokken persoon niet langer is belast met de uitoefening van dergelijke taken.
6
Voorrechten en immuniteiten worden aan de leden van het Comité toegekend niet voor het persoonlijke voordeel van de individuen zelf, doch ter waarborging van de onafhankelijke uitoefening van hun functie. Het Comité is bevoegd afstand te doen van de immuniteit van zijn leden; het heeft niet alleen het recht, maar ook de plicht afstand te doen van de immuniteit van een van zijn leden, in elk geval waar, naar zijn oordeel, de immuniteit de loop van het recht zou belemmeren en waar er afstand van kan worden gedaan zonder schade te berokkenen aan het doel waarvoor de immuniteit wordt toegekend.