Einde inhoudsopgave
Verordening (EG) Nr. 2111/2005 betreffende de vaststelling van een communautaire lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod binnen de Gemeenschap is opgelegd en het informeren van luchtreizigers over de identiteit van de exploiterende luchtvaartmaatschappij, en tot intrekking van artikel 9 van Richtlijn 2004/36/EG
Bijlage In overweging te nemen gemeenschappelijke criteria voor het opleggen van een exploitatieverbod op het niveau van de Unie
Geldend
Geldend vanaf 11-04-2023
- Bronpublicatie:
02-12-2022, PbEU 2023, L 83 (uitgifte: 22-03-2023, regelingnummer: 2023/661)
- Inwerkingtreding
11-04-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
02-12-2022, PbEU 2023, L 83 (uitgifte: 22-03-2023, regelingnummer: 2023/661)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht / Algemeen
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Douane (V)
Bij besluiten over maatregelen op het niveau van de Unie wordt elk individueel geval op zijn merites beoordeeld Afhankelijk van de beoordeling van elk geval kan/kunnen een of alle in eenzelfde staat geregistreerde luchtvaartmaatschappij(en) voor maatregelen op het niveau van de Unie in aanmerking komen.
A
Om vast te stellen of een luchtvaartmaatschappij of alle in dezelfde staat geregistreerde luchtvaartmaatschappijen een volledig of gedeeltelijk verbod opgelegd moet(en) krijgen, wordt nagegaan of ze aan de geldende veiligheidsnormen voldoet/voldoen, waarbij de volgende factoren meespelen:
- 1.
Geverifieerde aanwijzingen voor ernstige veiligheidstekortkomingen bij de luchtvaartmaatschappij:
- a)
rapporten waaruit blijkt dat er sprake is van ernstige tekortkomingen of aanhoudend verzuim van de maatschappij om tekortkomingen aan te pakken die bij inspecties in het kader van het EU-programma voor platforminspecties (1) aan het licht zijn gekomen en waarvan de maatschappij eerder op de hoogte is gesteld;
- b)
tekortkomingen die zijn vastgesteld in het kader van de bepalingen voor het verzamelen van informatie in subdeel-RAMP van bijlage II bij Verordening (EU) nr. 965/2012 van de Commissie (2);
- c)
exploitatieverbod opgelegd door een derde land wegens aantoonbare tekortkomingen met betrekking tot de relevante veiligheidsnormen;
- d)
gegronde informatie in verband met ongelukken of ernstige voorvallen die wijst op latente systematische veiligheidstekortkomingen;
- e)
informatie die is verzameld via de vergunningsprocedure voor exploitanten uit derde landen, ongeacht of het gaat om initiële of permanente monitoring door het Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart (‘het Agentschap’), en met name over maatregelen die het Agentschap heeft genomen met betrekking tot de afwijzing van een aanvraag uit hoofde van ART.200, punt e), (1), van bijlage II bij Verordening (EU) nr. 452/2014 van de Commissie (3) of de schorsing of intrekking van een vergunning uit hoofde van ART.235 om veiligheidsredenen.
- 2.
Gebrek aan vermogen en/of bereidheid bij de luchtvaartmaatschappij om veiligheidstekortkomingen aan te pakken, hetgeen blijkt uit:
- a)
gebrek aan openheid of onvoldoende adequate en tijdige informatieverstrekking door de maatschappij naar aanleiding van een onderzoek naar de veiligheid van de exploitatie door de luchtvaartinspectie van een lidstaat of door de Commissie of het Agentschap;
- b)
ondeugdelijk of ontoereikend voorbereid actieplan met corrigerende maatregelen naar aanleiding van geconstateerde ernstige veiligheidstekortkomingen.
- 3.
Gebrek aan vermogen en/of bereidheid bij de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor regelgevend toezicht op een luchtvaartmaatschappij om veiligheidstekortkomingen aan te pakken, hetgeen blijkt uit het feit dat:
- a)
de bevoegde autoriteiten van een andere staat niet meewerken met de burgerluchtvaartautoriteit van een lidstaat, de Commissie of het Agentschap wanneer bezorgdheid is gerezen over de exploitatieveiligheid van een in die staat geregistreerde maatschappij;
- b)
de bevoegde autoriteiten met regelgevend toezicht op de luchtvaartmaatschappij onvoldoende in staat zijn de relevante veiligheidsnormen toe te passen en te handhaven. Daarbij moet vooral worden gelet op het volgende:
- i)
audits en daarmee verband houdende actieplannen met corrigerende maatregelen die zijn opgesteld in het kader van het Universal Oversight Audit Programme van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie of krachtens de toepasselijke Uniewetgeving;
- ii)
of de exploitatievergunning of technische toestemming van een maatschappij onder het toezicht van die staat eerder door een andere staat is afgewezen of ingetrokken;
- iii)
of het certificaat niet is afgegeven door de bevoegde autoriteit in de staat waar de maatschappij voornamelijk werkzaam is;
- c)
de bevoegde autoriteiten van de staat waar de door de maatschappij gebruikte vliegtuigen geregistreerd zijn, onvoldoende in staat zijn om toezicht te houden op de door de luchtvaartmaatschappij gebruikte toestellen overeenkomstig haar verplichtingen uit hoofde van het Verdrag van Chicago.
B
Wanneer wordt overwogen of de EU-lijst overeenkomstig artikel 4, lid 1, punt b), van deze verordening moet worden bijgewerkt om een luchtvaartmaatschappij van de lijst te schrappen omdat de veiligheidstekortkomingen zijn verholpen en er op grond van de in deel A vermelde gemeenschappelijke criteria geen andere reden is om de luchtvaartmaatschappij nog langer in de EU-lijst op te nemen, kunnen de volgende elementen worden geacht daarvan het bewijs te leveren:
- 1.
verifieerbaar bewijs dat de vastgestelde tekortkomingen op duurzame wijze zijn verholpen, waaruit blijkt dat de luchtvaartmaatschappij de desbetreffende veiligheidsnormen ten volle naleeft en toepast;
- 2.
hercertificering van de luchtvaartmaatschappijen door de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor regelgevend toezicht op de luchtvaartmaatschappijen overeenkomstig de ICAO-procedure, met bewijzen dat alle activiteiten naar behoren zijn gedocumenteerd;
- 3.
verifieerbaar bewijs van de naleving en effectieve toepassing van de relevante veiligheidsnormen door de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor regelgevend toezicht op de luchtvaartmaatschappij;
- 4.
verifieerbare capaciteit van de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor regelgevend toezicht op de luchtvaartmaatschappij om een degelijk regelgevingssysteem te handhaven;
- 5.
verifieerbaar bewijs van doeltreffend toezicht door de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor regelgevend toezicht op de luchtvaartmaatschappij, zodat de relevante veiligheidsnormen adequaat kunnen worden gehandhaafd en nageleefd;
- 6.
informatie die is verzameld in het kader van de TCO-procedure, ongeacht of het gaat om initiële of permanente monitoring door het Agentschap;
- 7.
informatie die is verzameld tijdens platforminspecties.
Voetnoten
Europees programma betreffende de uitvoering van platforminspecties van luchtvaartuigen die worden gebruikt door exploitanten uit derde landen (SAFA) of die worden gebruikt door exploitanten onder regelgevend toezicht van een andere EU-lidstaat (SACA).
Verordening (EU) nr. 965/2012 van de Commissie van 5 oktober 2012 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures voor vluchtuitvoering, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 296 van 25.10.2012, blz. 1).
Verordening (EU) nr. 452/2014 van de Commissie van 29 april 2014 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures voor vluchtuitvoering door exploitanten uit derde landen, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 133 van 6.5.2014, blz. 12).