Hof 's-Hertogenbosch, 26-05-2011, nr. 20-002679-10
ECLI:NL:GHSHE:2011:BQ6181
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
26-05-2011
- Magistraten
Mrs. J. Huurman-van Asten, Y.G.M. Baaijens-van Geloven, E.A.A.M. Pfeil
- Zaaknummer
20-002679-10
- LJN
BQ6181
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2011:BQ6181, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 26‑05‑2011
Uitspraak 26‑05‑2011
Mrs. J. Huurman-van Asten, Y.G.M. Baaijens-van Geloven, E.A.A.M. Pfeil
Partij(en)
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof 's‑Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank 's‑Hertogenbosch van 2 juli 2010 in de strafzaak met parketnummer 01-849453-09 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [ geboortedatum ]
thans verblijvende in [verblijfplaats],
waarbij verdachte ter zake van de misdrijven, zoals in het vonnis nader omschreven, werd veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, met beslissingen tot verbeurdverklaring, onttrekking aan het verkeer en teruggave van in beslag genomen goederen, en met niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partijen in hun vorderingen, een en ander zoals in het vonnis nader omschreven.
Hoger beroep
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Zowel door het openbaar ministerie als door de verdachte is, blijkens de respectieve akten beroep, onbeperkt appel ingesteld. Het beroep van de verdachte richt zich volgens de akte ook tegen alle eventuele tussenbeslissingen.
Door de officier van justitie is vervolgens een appelschriftuur, gedateerd 28 juli 2010, ingediend, waarbij het appel is beperkt. Bij brief van 14 oktober 2010, gericht aan het hof, heeft de advocaat-generaal nogmaals de redenen van het beroep uiteengezet.
Door de raadsman is in zijn opgave van bezwaren van 16 juli 2010 vermeld, dat het hoger beroep is gericht tegen de bewezenverklaring van de feiten waarbij dwang bewezen is verklaard. Voorts verklaart hij dat het een volgappel is met betrekking tot 2 onderwerpen, te weten het beslag en de strafmaat. Bij brief van 18 oktober 2010, in reactie op de hiervoor genoemde brief van de advocaat-generaal van 14 oktober 2010, heeft de raadsman laten weten dat hij het openbaar ministerie — opnieuw — zou verzoeken het aantal feiten dat aan het hof ter beoordeling wordt voorgelegd te beperken.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Ingevolge artikel 449, eerste lid, in verbinding met artikel 407, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, kan de officier van justitie het hoger beroep bij het instellen ervan beperken, indien in eerste aanleg aan de verdachte cumulatief strafbare feiten zijn ten laste gelegd. Wanneer echter een dergelijke beperking niet bij het instellen van het beroep door de officier van justitie in de akte is aangebracht en later dat appel evenmin gedeeltelijk is ingetrokken, dient de appelrechter in volle omvang te beslissen en is de inhoud van de appelschriftuur niet doorslaggevend.
Nu door het OM onbeperkt appel is ingesteld en het appel vervolgens niet gedeeltelijk is ingetrokken, dienen alle tenlastegelegde feiten opnieuw te worden onderzocht.
Voorts heeft het hof ter terechtzitting in hoger beroep vastgesteld dat door de officier van justitie en de raadsman van verdachte niet bedoeld is beroep in te stellen tegen de tussenbeslissingen.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in zijn strafvervolging
De raadsman van verdachte heeft bij pleidooi aangevoerd dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk moet worden verklaard in de strafvervolging van verdachte omdat, zo vat het hof het door de verdediging naar voren gebrachte samen, de door het openbaar ministerie gekozen opstelling in deze zaak er toe heeft geleid dat de onschuldpresumptie is geschonden, de verdedigingspositie van verdachte op achterstand is gezet (equality of arms), verdachtes recht op een eerlijk proces tekort is gedaan (fair trial) en een vervolging in strijd zou komen met de beginselen van een behoorlijke procesorde, waaronder in het bijzonder het beginsel van een redelijke en billijke belangenafweging.
In het kader van zijn verweer wijst de raadsman onder andere op de persconferentie, gehouden op 26 juni 2009 door de burgemeester, de hoofdofficier van justitie en de plaatsvervangend korpschef waarbij zij zich in het openbaar over de onderhavige strafzaak en schuld van verdachte zouden hebben uitgelaten op zodanige wijze dat bij het publiek de stellige indruk werd gewekt dat verdachte schuldige is in een zeer omvangrijke ontuchtzaak, waarbij verkrachting niet is uitgesloten. In het bijzonder noemt hij de uitlatingen van de hoofdofficier van justitie dat het zou gaan om achtennegentig gevallen van ontucht en dat tot dan toe geen aanwijzingen waren gevonden voor penetratie/verkrachting, maar dat niets werd uitgesloten. Door de verdachte op voorhand al zo te belasten en de publieke opinie te beïnvloeden wordt het de rechter, aldus de raadsman, wel zeer moeilijk gemaakt om tegen die maatschappelijke verontwaardiging en publieke opinie in, te oordelen over de feiten en de rol van verdachte.
Ook de wijze waarop het openbaar ministerie tijdens het onderzoek zich vereenzelvigd heeft met de ouders van de slachtoffers, belemmeringen heeft opgeworpen voor de verdediging, onder andere door de verdediging niet de gelegenheid te bieden het beeldmateriaal te bekijken waarop de tenlasteleggingen waren gebaseerd en daarbij zelfs beslissingen van de rechter negeerde, heeft ertoe geleid, aldus de verdediging, dat het openbaar ministerie het recht tot vervolging heeft verspeeld.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof stelt voorop dat slechts in zeer uitzonderlijke gevallen schending van rechtsbeginselen kan leiden tot niet ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in zijn strafvervolging.
Met de raadsman is het hof van oordeel dat op grond van de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens moet worden aangenomen dat artikel 6 lid 2 EVRM zich niet alleen richt tot de rechter, maar ook tot gezagsdragers. Derhalve kunnen publieke uitlatingen van gezagsdragers met betrekking tot een lopende strafzaak wegens hun aard en inhoud een ongeoorloofde inbreuk maken op deze bepaling. Zelfs de uitlatingen van een burgemeester kunnen een schending betekenen van artikel 6 lid 2 EVRM al zal dit niet tot een zo ingrijpend rechtsgevolg als de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie kunnen leiden.
Bij beantwoording van de vraag of sprake is van schending van artikel 6 lid 2 EVRM zijn volgens de Europese jurisprudentie de woordkeus en de context van de gedane uitlatingen van belang.
Bezien in dat licht, is het hof van oordeel dat in dit geval geen sprake is van schending van die bepaling. Het openbaar ministerie heeft, bij gelegenheid van het requisitoir in eerste aanleg, de motieven toegelicht voor de beslissing om de publiciteit te zoeken: Het wilde de onvermijdelijke geruchtenstroom kanaliseren en daarmee onrust, wilde speculaties en ongecontroleerde reacties in de media voorkomen. Die keuze acht het hof begrijpelijk en gerechtvaardigd. Bovendien is het hof van oordeel dat de uitlatingen die tijdens de persconferentie zijn gedaan niet van zodanige aard waren dat gesproken kan worden van een schending van de onschuldpresumptie. De mededelingen over het aangetroffen beeldmateriaal en de gerezen verdenkingen zijn behoedzaam en met de nodige voorbehouden geformuleerd.
Van een schending van artikel 10 EVRM, zoals de raadsman aan het einde van zijn betoog stelt, is naar het oordeel van het hof in dit verband om dezelfde reden evenmin sprake.
Een en ander neemt niet weg dat rondom de zaak van verdachte sprake is geweest van grote onrust en een enorme aandacht van de media. Het behoeft geen betoog dat dit zijn (proces)positie, mede gezien de in de maatschappij heersende opvattingen over ontucht met kinderen en daders van dat soort feiten, ernstig kan aantasten. Het openbaar ministerie moet daarop bedacht zijn en zijn magistratelijke rol blijven spelen. Naast aandacht voor gevoelens in de maatschappij en de positie van slachtoffers, moet het openbaar ministerie waken voor de belangen van de verdachte en de rechten die hem toekomen. Naar het zich laat aanzien is dat in onderhavige zaak niet in de gewenste mate gebeurd. Dit betekent echter niet dat door het optreden van het openbaar ministerie doelbewust of met grove veronachtzaming van zijn belangen aan het recht van de verdachte op een eerlijk proces tekort is gedaan. De rechter in eerste aanleg heeft zich, naar het oordeel van het hof, door de gang van zaken niet zodanig laten beïnvloeden dat van schending van het recht op een eerlijk proces sprake is.
Ook de door de raadsman genoemde belemmeringen voor de verdediging, die het openbaar ministerie had opgeworpen, hebben geen schending van dat recht opgeleverd nu de rechter die belemmeringen heeft opgeheven.
Het zelfde geldt voor de krenkende behandeling van de raadsman bij het bekijken van het beeldmateriaal, hoezeer het ook begrijpelijk is dat hij zich daardoor gegriefd voelt.
Tot niet ontvankelijk verklaring kan de handelwijze van het openbaar ministerie op die grond dus niet leiden.
Evenmin zal op andere gronden tot niet ontvankelijkheid worden besloten. Het optreden van het openbaar ministerie heeft niet geleid tot aantasting van de onafhankelijke rechtspraak, een van de pijlers van de rechtsstaat en ook anderszins is het niet in strijd geweest met de grondslagen van het strafproces.
Het beroep van de raadsman op niet ontvankelijkheid op grond van schending van de beginselen van een behoorlijke procesorde, in het bijzonder het beginsel van een redelijke en billijke belangenafweging, zal ook niet kunnen slagen. Gezien de ernst van de onderliggende strafzaak en de belangen van de vele slachtoffers die daarmee zijn gemoeid, kan niet worden gesteld dat de beslissing tot vervolging in deze zaak, door de omstandigheden die zich hebben voorgedaan na het bekend worden van de feiten en het optreden van het openbaar ministerie daarin, unfair is en in strijd met een redelijke en billijke belangenafweging. Dat de enorme aandacht in de media de verdachte schade heeft berokkend en hem heeft gebrandmerkt voor het leven, zoals de raadsman zegt, zal het hof wel meewegen bij de strafmaat.
Het openbaar ministerie kan derhalve in zijn vervolging worden ontvangen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdachte zal vrijspreken van de onder 8 primair, 13 primair, 15 primair, 22 primair, 23 primair, 25 primair, 27, 35 primair, 36 primair, 40 primair, 42 primair en 44 primair ten laste gelegde feiten, zal bewezen verklaren dat verdachte het onder 1 primair, 2 , 3 primair, 4, 5 primair, 6 primair, 7, 8 subsidiair, 9 primair, 10 primair, 11 primair, 12 primair, 13 subsidiair, 14 primair, 15 subsidiair, 16 primair, 17 primair, 18 primair, 19, 20 primair, 21 primair, 22 subsidiair, 23 subsidiair, 24 primair, 25 subsidiair, 26, 28 primair, 29, 30, 31, 32, 33 primair, 34 primair, 35 subsidiair, 36 subsidiair, 37 primair, 38 primair, 39 primair, 40 subsidiair, 41 primair, 42 subsidiair, 43 primair, 44 subsidiair en 45 ten laste gelegde heeft begaan, en hem daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van tien jaren, met aftrek van voorarrest.
Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vorderingen van benadeelde partijen zal toewijzen conform een door hem overgelegd overzicht, met oplegging van de daarbij behorende schadevergoedingsmaatregelen, en zal beslissen op het beslag conform een door hem overgelegde beslaglijst.
Van de zijde van de verdachte is bepleit dat:
- —
het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zal worden verklaard in zijn vervolging,
- —
de verdachte van de ten laste gelegde feiten 1, 3, 10, 16 en 18, voor zover daarin sprake is van seksueel binnendringen en de pogingen daartoe, zal worden vrijgesproken,
- —
de verdachte van de ten laste gelegde feiten, waarin sprake is van dwang, zal worden vrijgesproken,
- —
de verdachte van de onder 42 tot en met 45 ten laste gelegde feiten —kinderpornografie dan wel heimelijk filmen — zal worden vrijgesproken,
subsidiair, indien het hof komt tot een veroordeling:
- —
het hof komt tot een andere bestraffing, te weten een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar, waarvan een deel voorwaardelijk, met een proeftijd van tien jaar met daaraan verbonden een bijzondere voorwaarde van langdurig toezicht op verdachte door de reclassering,
- —
de vorderingen van de benadeelde partijen in hun vorderingen niet-ontvankelijk zullen worden verklaard,
- —
met betrekking tot het beslag slechts 2 onderwatercamera's van het merk Canon en een cam-camera van het merk Sony verbeurd worden verklaard en de overige camera's worden teruggegeven aan de verdachte, alleen de computer op de zolder wordt verbeurd verklaard dan wel onttrokken aan het verkeer, en de overige computers terug worden gegeven aan de verdachte, en slechts een harde schijf waarop het verboden beeldmateriaal staat wordt verbeurd verklaard dan wel ontrokken aan het verkeer, en de overige harde schijven met (beeld)materiaal terug worden gegeven aan de verdachte, evenals de in beslaggenomen 185 CD's en DVD's, de videobanden en negatieven en dia's.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
De tenlastelegging, zoals deze luidt na wijziging ervan ter terechtzitting in eerste aanleg op 1 april 2010, 4 juni 2010 en 9 juni 2010, is als bijlage A aan dit arrest gehecht en wordt geacht daarvan deel uit te maken.
Voor zover in de tenlastelegging omissies, taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
In de tenlastelegging zijn onder 1 en 2, respectievelijk 6 en 7 en 17, 18 en 23 telkens ontuchtige handelingen in (nagenoeg) dezelfde periode en op dezelfde plaats, gepleegd met hetzelfde meisje, ten laste gelegd.
Per feit wordt echter aangegeven op welke filmopname het ten laste gelegde betrekking heeft, zodat dit niet tot verwarring behoeft te leiden.
Hetzelfde geldt voor de onder 45 telastegelegde pornografische afbeeldingen met betrekking tot [slachtoffer 45].
Vrijspraak
Het hof acht niet bewezen dat verdachte de onder 11, 18A, 21, 23A, 27, 32, 37, 38 en 45 voor wat betreft [slachtoffer 50], [slachtoffer 51], en beeld 6 van [slachtoffer 52] en [slachtoffer 45] ten laste gelegde feiten heeft begaan, zodat hij van die feiten zal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 11:
‘Uit de stukken van het dossier en het verhandelde ter zitting in eerste aanleg en hoger beroep blijkt onvoldoende dat het meisje zoals in de filmopname te zien is, het meisje is dat in de tenlastelegging onder dit feit is genoemd. Bij de stukken bevindt zich een proces-verbaal waarin het betreffende fotobestand wordt beschreven. Blijkens dit proces-verbaal bevat de foto evenwel onvoldoende kenmerken om de identiteit van de betrokkene vast te stellen.
Weliswaar wordt tevens vermeld dat de foto tot een serie behoort en is in een aanvullend proces-verbaal gerelateerd dat de verbalisant het meisje in deze serie herkent als [slachtoffer 53], doch onduidelijk blijft op grond waarvan deze herkenning heeft plaatsgevonden, terwijl bedoelde fotoserie ook niet aan de ouders van dit meisje is getoond. Gelet daarop is niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich aan dit feit heeft schuldig gemaakt.’
Ten aanzien van feit 18A en 23A:
‘Bij deze feiten is sprake van twee meisjes. Aan de hand van de badkleding is komen vast te staan dat de in feit 18 genoemde handelingen gepleegd zijn ten aanzien van [slachtoffer 15] en de in feit 23 genoemde handelingen ten aanzien van [slachtoffer 14]. In elk van de gevallen wordt dan ook vrijgesproken van het andere meisje.’
Ten aanzien van feit 21:
‘Blijkens het proces-verbaal waarin de betreffende filmopname wordt beschreven gaat het daarbij om een filmopname met de filenaam Rovl.mpg. De ouders van het in de tenlastelegging genoemde meisje hebben hun dochter herkend op twee aan hen getoonde foto's met de bestandsnaam Rovl.03.mpg. Ervan uitgaande dat een camera de opgenomen filmpjes oplopend nummert staat niet vast dat aan de ouders de foto's zijn getoond welke gemaakt zijn van de filmopname waarop de tenlastelegging ziet. Gelet daarop zal verdachte van dit feit worden vrijgesproken.’
Ten aanzien van feit 27:
‘Uit het dossier blijkt dat als opnamedatum van het betreffende filmpje 9 juni 2008 wordt genoemd. Deze datum ligt vóór de ten laste gelegde periode. Verdachte heeft ter zitting in eerste aanleg verklaard dat hij ervan uitgaat dat hij destijds de data op zijn camera's correct heeft ingesteld. Het is dan niet mogelijk dat de opname van latere datum is dan 9 juni 2008, omdat bij het bewerken en eventueel opnieuw opslaan van een bestand een nieuwe datum zal worden toegekend die na de oorspronkelijke opnamedatum zal liggen en niet vóór die datum. Daarom kan reeds om die reden niet tot een bewezenverklaring gekomen worden.’
Ten aanzien van feit 32:
‘Op basis van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep is niet wettig en overtuigend bewezen dat het feit in de ten laste gelegde periode is gepleegd. Weliswaar verklaart de moeder van het meisje dat het rond mei en juni 2007 is geweest dat haar dochter in het zwembad te 's‑Hertogenbosch heeft gezwommen, doch het betreffende fotobestand vermeldt als datum 27 september 2007, welke datum buiten de ten laste gelegde periode ligt. Gelet daarop bestaat omtrent de datum waarop het feit is gepleegd twijfel en zal verdachte om die reden van dit feit worden vrijgesproken.’
Ten aanzien van de feiten 37 en 38:
‘Van de zijde van de verdediging is aangevoerd dat onvoldoende is komen vast te staan wat de identiteit is van de meisjes die in het filmpje worden beschreven als meisje 043 en meisje 011. Volgens de verdachte zijn de namen van beide meisjes in de ten laste gelegde feiten verwisseld.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
De onder 37 en 38 ten laste gelegde feiten hebben beide betrekking op een filmopname met de bestandsnaam test 2.mpg. Op deze opname is, blijkens de beschrijving daarvan, te zien dat verdachte met twee meisjes in een doucheruimte staat, aangeduid als meisje 011 en meisje 43. De filmopname is getoond aan [slachtoffer 54] en zij herkende zichzelf en [slachtoffer 55] als de op de opname zichtbare meisjes. Ook de moeder van [slachtoffer 54], [moeder slachtoffer 54], herkende haar dochter en [slachtoffer 55] op de beelden.
Uit het proces-verbaal kan echter niet worden afgeleid welk van de twee meisjes [slachtoffer 54] en haar moeder als zichzelf, respectievelijk haar dochter herkennen en welk als [slachtoffer 55].
Naar het oordeel van het hof kan dit ook niet met voldoende zekerheid worden afgeleid uit de overige bewijsmiddelen.
In het delictproces-verbaal (pagina 3718–3724) wordt beschreven dat [slachtoffer 54] wordt aangeduid als meisje 043. Niet blijkt waarop dit wordt gebaseerd. Hetzelfde geldt voor de aanduiding van [slachtoffer 55] als meisje 011.
In het delictproces-verbaal van [slachtoffer 54] wordt ook melding gemaakt van een ander filmpje: 724_2421.AVI. Het meisje dat daarop te zien is (meisje 068), werd niet door de ouders van [slachtoffer 54] herkend als hun dochter. Verdachte heeft verklaard dat hij haar wél dacht te herkennen als [slachtoffer 54]. [Verbalisant 1] heeft de meisjes in beide filmpjes (meisje 043 en meisje 068) vergeleken en geconcludeerd dat het om hetzelfde meisje gaat, omdat bepaalde lichaamskenmerken overeenkomen (moedervlekken op specifieke plaatsen).
De conclusie dat 043 [slachtoffer 54] is is derhalve slechts gebaseerd op het feit dat verbalisant stelt dat dit hetzelfde meisje is als het meisje 068 in een ander filmpje en dat verdachte dat meisje (068) denkt te herkennen als [slachtoffer 54], terwijl de ouders van [slachtoffer 54] haar daarin (vrij stellig) niet herkennen.
Aan de ouders van [slachtoffer 55] zijn ook foto's getoond, waaronder foto 011 test 2.mpg A, B, C, D en E. Zij herkenden hun dochter niet.
Gelet op het voorgaande zal het hof verdachte van deze feiten vrijspreken.’
Ten aanzien van feit 45:
‘Uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep blijkt onvoldoende wanneer en waar de foto waarop [slachtoffer 50] is te zien, vervaardigd is. Dit fotobestand vermeldt als datum 10 april 2007 en als plaats van vervaardiging zwembad Viataal te Sint Michielsgestel, doch volgens de verklaring van de moeder van het meisje is haar dochter eerst in juni 2007 in dat zwembad gaan zwemmen.
Voorts verklaart verdachte op de foto het zwembad De Tolbrug in 's‑Hertogenbosch te herkennen. Waar derhalve twijfel bestaat omtrent de plaats en de datum van deze foto zal verdachte van dit feit worden vrijgesproken.
De ouders van [slachtoffer 51] hebben hun dochter niet op de in de tenlastelegging genoemde afbeelding herkend noch op een andere foto uit dezelfde reeks, zodat ook van dit feit vrijspraak zal volgen.
Het hof acht voorts niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en subsidiair, 3 primair en subsidiair, 5 primair, 6 primair, 8 primair, 9 primair, 10 primair, subsidiair en meer subsidiair, 12 primair, 13 primair, 14 primair, 15 primair, 16 primair en subsidiair, 17 primair, 18B primair en subsidiair, 22 primair, 23B primair, 25 primair, 28 primair, 33 primair, 34 primair, 35 primair, 36 primair, 39 primair, 40 primair, 41 primair en 42 primair ten laste gelegde heeft begaan, zodat hij daarvan eveneens zal worden vrijgesproken.
Het hof overweegt hieromtrent nader als volgt.
Het hof acht niet wettig bewezen dat verdachtes opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, was gericht op het seksueel binnendringen van het lichaam van de kinderen, genoemd in de feiten 1, 3, 10, 16 en 18B.
Voor het aannemen van opzet is geen bewijs, nu verdachte uitdrukkelijk verklaard heeft dat hij telkens met het kind slechts een pose wilde aannemen die hem later de gelegenheid gaf de daarvan gemaakte opname zodanig te bewerken dat de suggestie van binnendringen werd gewekt. Dat wordt bevestigd door het feit dat op geen van de grote hoeveelheid beelden die bij verdachte zijn aangetroffen een erectie te zien is en inderdaad op een aantal foto's een stijve penis is gemonteerd.
Die verklaring wordt ook niet feitelijk weerlegd door de uiterlijke verschijningsvorm van zijn gedragingen.
Verdachte heeft bij de feiten 1, 3 en 16 zijn slappe penis tegen de billen en/of de schaamstreek van het meisje gedrukt. Dat duidt niet op een handeling die gericht is op penetratie. Bij feit 1 heeft verdachte ook zijn hand in het bikinibroekje gestoken, maar dat dit gebeurde met de bedoeling haar lichaam binnen te dringen is niet gebleken.
Bij feit 10 is volgens de beschrijving van de daarvan gemaakte opnamen de tong van verdachte tegen de tong van het meisje, dat eveneens haar mond had geopend en haar tong uitgestoken hield, gekomen en zelfs even voor in haar mond. Dat dit met opzet en een seksuele intentie gebeurde, blijkt, mede in aanmerking genomen dat de tongen uitgestoken waren, niet. Het subsidiair ten laste gelegde voltooide delict is derhalve ook niet bewezen.
Bij feit 18B duwt, blijkens het proces-verbaal van beschrijving van de van dit feit gemaakte film, verdachte het hoofd van het kind onder water naar zijn slappe penis en de mond raakt die penis ook, maar ook dit weerspreekt de hiervoor weergegeven verklaring van verdachte niet. Verdachte heeft in alle gevallen ook geen verdere handelingen verricht, gericht op penetratie, hetgeen voor de hand had gelegen als dat zijn bedoeling was geweest.
Door het openbaar ministerie is betoogd dat in elk geval sprake is geweest van voorwaardelijk opzet: verdachte zou door zijn gedragingen willens en wetens telkens de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat hij het lichaam van het kind zou binnendringen.
De advocaat-generaal heeft daarbij voor wat betreft het duwen tegen de schaamstreek en vulva verwezen naar het arrest van de Hoge Raad van 18 mei 2010 en de conclusie daarbij van de advocaat-generaal Hofstee. Daaruit zou zijn af te leiden dat ook het aanraken van de vulva met slappe penis of vingers seksueel binnendringen oplevert. Daarop bestond een aanmerkelijke kans, aldus de advocaat-generaal, waarvan de verdachte zich bewust moet zijn geweest, maar die hem er niet van weerhouden heeft te handelen zoals hij heeft gedaan.
Het hof verwerpt dit standpunt. In de conclusie bij het arrest wordt de vraag opgeworpen op welk punt het aanraken van het vrouwelijk geslachtsorgaan het karakter van binnendringen krijgt. In die casus was sprake van over de schaamlippen wrijven en likken van de clitoris, hetgeen handelingen waren die ook volgens de advocaat-generaal bij de Hoge Raad op zich genomen geen binnendringen opleveren, maar de handelingen waren in dat geval zo nauw verweven met het ook aan de orde zijnde tussen de schaamlippen wrijven dat zij onder het bereik van 242 Sr vielen in die zin dat de bewezen verklaarde handelingen mede bestonden uit het seksueel binnendringen. Hieruit kan naar het oordeel van het hof niet worden afgeleid dat het enkele aanraken van de uitwendige geslachtsorganen zonder dat dat gepaard gaat met verdergaande seksuele handelingen, als seksueel binnendringen kan worden gekwalificeerd en dat verdachte door zijn onderlichaam tegen de billen of schaamstreek van een meisje te drukken of zijn hand in een broekje te steken de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij haar lichaam seksueel zal binnendringen, daar die kans niet als aanmerkelijk is te kwalificeren. Om deze reden zal het hof vrijspreken van de onder 1 primair, 3 primair, 10 primair en subsidiair, 16 primair en 18B primair tenlastegelegde feiten.
Het hof acht evenmin bewezen dat sprake is geweest van feitelijke aanranding van de eerbaarheid, behoudens in de gevallen tenlastegelegd onder de nummers 20 en 24. Verdachte heeft ontkend dat hij enige dwang heeft uitgeoefend zodat bewijs voor dit onderdeel zal moeten worden afgeleid uit de beschrijving van de beelden, nu geen andere bewijsmiddelen voorhanden zijn.
Van dwang is sprake als een slachtoffer iets moet dulden omdat zij geen keuzevrijheid heeft, waarbij zij het ontbreken van keuzevrijheid als onvrijwillig moet hebben ervaren en zich daarvan bewust moet zijn geweest.
Geen van de beschrijvingen van de filmbeelden bevatten een ondubbelzinnig blijk van bewustzijn bij de kinderen van het plegen van de ontuchtige handelingen, van bezwaren daartegen en van de onmogelijkheid daaraan te ontkomen. Het hof stelt voorop, dat de opnames slechts een klein blikveld bestrijken: vaak is niet duidelijk wat zich in de onmiddellijke nabijheid afspeelt en in hoeverre gedragingen daardoor worden beïnvloed. Bovendien moet in aanmerking worden genomen dat de handelingen plaatsvonden tijdens een zwemles, zodat veel bewegingen van de kinderen wellicht hun verklaring vinden in die omstandigheid, zoals het vastpakken van een hand van verdachte, het van verdachte wegzwemmen etcetera. Bovendien, voor zover het om handelingen buiten het water gaat, was het gebruikelijk dat verdachte en zijn leerlingen en helpsters naakt door de kleed- en douchelokalen liepen en elkaar hielpen bij douchen en aankleden.
Als dat in gedachten wordt gehouden bij het lezen van de beschrijving van de gedragingen is in geen van de gevallen, behoudens in de hiervoor genoemde zaken 20 en 24, sprake van een ondubbelzinnige, niet mogelijk anders uit te leggen reactie van de meisjes, zodat de verklaring van verdachte dat hij niet heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen niet door bewijs wordt weerlegd en hij derhalve van de feiten 1 subsidiair, 3 subsidiair, 5 primair, 6 primair, 8 primair, 9 primair, 10 meer subsidiair, 12 primair, 13 primair, 14 primair, 15 primair, 16 subsidiair, 17 primair, 18B subsidiair, 22 primair, 23B primair, 25 primair, 28 primair, 33 primair, 34 primair, 35 primair, 36 primair, 39 primair, 40 primair, 41 primair zal worden vrijgesproken.’
Ten aanzien van feit 42 primair:
‘Op basis van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep is niet wettig bewezen dat ten tijde van het vervaardigen van de betreffende foto het daarop afgebeelde meisje de leeftijd van 18 jaar kennelijk nog niet had bereikt. Het slachtoffer heeft op 10 november 2009 ten overstaan van de politie verklaard dat zij de moedervlek op haar buik die op de foto te zien is, drie jaar geleden heeft laten weghalen, doch daar staat tegenover dat het fotobestand als datum vermeldt 22 juni 2007, zodat op dat punt onvoldoende duidelijkheid bestaat. Verdachte zal daarom van het primair tenlastegelegde feit worden vrijgesproken.’
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 meer subsidiair, 2, 3 meer subsidiair, 4, 5 subsidiair, 6 subsidiair, 7, 8 subsidiair, 9 subsidiair, 10 meest subsidiair, 12 subsidiair, 13 subsidiair, 14 subsidiair, 15 subsidiair, 16 meer subsidiair, 17 subsidiair, 18B meer subsidiair, 19, 20 primair, 22 subsidiair, 23B subsidiair, 24 primair, 25 subsidiair, 26, 28 subsidiair, 29, 30, 31, 33 subsidiair, 34 subsidiair, 35 subsidiair, 36 subsidiair, 39 subsidiair, 40 subsidiair, 41 subsidiair, 42 subsidiair, 43 primair, 44 primair, en 45 overigens ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 juni 2006 tot en met 5 mei 2009 te 's‑Hertogenbosch, met [slachtoffer 1] van wie hij, verdachte, wist dat die [slachtoffer 1], aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens leed dat die [slachtoffer 1], niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden (een minderjarige met het syndroom van Down), ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit:
- —
het duwen en houden van zijn penis en een of meer vingers tegen de vagina van die [slachtoffer 1];
2.
hij in de periode van 1 juni 2006 tot en met 5 mei 2009 te 's‑Hertogenbosch met [slachtoffer 1], van wie hij, verdachte, wist dat die [slachtoffer 1] aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens leed dat die [slachtoffer 1] niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden (een minderjarige met het syndroom van Down), ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit:
- —
het duwen van zijn penis tegen de schaamstreek van die [slachtoffer 1] en
- —
het duwen van zijn penis in de voorzijde van het bikinibroekje van die [slachtoffer 1] en daarbij het naar voren brengen van zijn, verdachtes, heupen en vervolgens het tegen zich aan drukken van die [slachtoffer 1] en
- —
het betasten van de ontblote borsten van die [slachtoffer 1] en
- —
het wrijven over de ontblote billen van die [slachtoffer 1];
3.
hij in de periode van 15 maart 2006 tot en met 7 juni 2009 te 's‑Hertogenbosch, met [slachtoffer 2], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit:
- —
het meermalen brengen en/of duwen en/of houden van zijn, verdachtes, penis tussen en/of tegen de ontblote billen van die [slachtoffer 2];
4.
hij in de periode van 1 september 2007 tot en met 7 juni 2009 te 's‑Hertogenbosch met [slachtoffer 3], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit:
- —
het meermalen spreiden en gespreid houden van de benen van die [slachtoffer 3], terwijl zij op een drijfmat in het zwembad ligt en
- —
het vastpakken en vasthouden van de badkleding van die [slachtoffer 3] ter hoogte van haar schaamstreek en
- —
het ontbloten van de vagina en de schaamstreek van die [slachtoffer 3] en
- —
het op die [slachtoffer 3] gaan liggen en
- —
het vastpakken en vasthouden van die [slachtoffer 3];
5.
hij in de periode van 1 april 2007 tot en met 7 juni 2009 te 's‑Hertogenbosch met [slachtoffer 4], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit:
- —
het brengen en duwen van zijn penis tegen de schaamstreek en tegen de vagina van die [slachtoffer 4];
6.
hij in de periode van 1 augustus 2007 tot en met 7 juni 2009 te 's‑Hertogenbosch met [slachtoffer 5], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit:
- —
het brengen van zijn penis tegen de billen van die [slachtoffer 5] en
- —
het wrijven over de buik van die [slachtoffer 5] en
- —
het bij de schaamstreek vast pakken van die [slachtoffer 5] en
- —
het verschuiven van de badkleding van die [slachtoffer 5] waardoor haar vagina ontbloot werd en
- —
het vastpakken en aanraken van de borst van die [slachtoffer 5].
7.
hij in de periode van 1 augustus 2007 tot en met 7 juni 2009 te 's‑Hertogenbosch, met [slachtoffer 5], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit:
- —
het met zijn, verdachtes, tong maken van een likkende beweging ter hoogte van de schaamstreek van die [slachtoffer 5] en
- —
het brengen en/of duwen en/of houden van zijn, verdachtes, penis tegen de al dan niet ontblote schaamstreek en vagina van die [slachtoffer 5];
8.
hij in de periode van 1 januari 2009 tot en met 7 juni 2009 te Sint-Michielsgestel met [slachtoffer 6], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit:
terwijl verdachte en die [slachtoffer 6] beiden bloot en met hun borstzijden naar elkaar toe gericht stonden:
- —
het vastpakken van die [slachtoffer 6] onder de oksels en vervolgens het optillen van die [slachtoffer 6] en vervolgens het naar zich toe halen van die [slachtoffer 6] en vervolgens het weer langzaam naar beneden brengen van die [slachtoffer 6], waarbij die blote lichamen elkaar raakten;
9.
hij in de periode van 1 mei 2008 tot en met 7 juni 2009 te Sint-Michielsgestel met [slachtoffer 7], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit:
- —
het betasten van de ontblote billen en de vagina van die [slachtoffer 7] en
- —
het brengen van zijn penis tegen de ontblote vagina en de billen van die [slachtoffer 7];
10.
hij in de periode van 1 juni 2007 tot en met 30 september 2008 te 's‑Hertogenbosch met [slachtoffer 8], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit:
- —
het meermalen die [slachtoffer 8] haar tong laten uitsteken en haar mond laten openen en vervolgens het brengen van zijn, verdachtes, tong in de richting van de mond van die [slachtoffer 8] en
- —
het met zijn mond en tong aanraken van het gezicht en de tong en de mond van die [slachtoffer 8] en
- —
het tonen van de ontblote schaamstreek en vagina van die [slachtoffer 8] voor de camera;
12.
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2008 tot en met februari 2009 te 's‑Hertogenbosch, met [slachtoffer 9], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit:
- —
het brengen van zijn penis tegen de billen van die [slachtoffer 9] en
- —
het tegen zich aantrekken van die [slachtoffer 9], terwijl hij zijn penis uit zijn zwembroek had gehaald en de vagina van die [slachtoffer 9] was ontbloot;
13.
hij in de periode van 15 maart 2006 tot en met 7 juni 2009 te 's‑Hertogenbosch met [slachtoffer 10], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit:
terwijl verdachte en die [slachtoffer 10] beiden bloot onder de douche stonden,
- —
het brengen van die [slachtoffer 10] in een zogenaamde kop/handstand en haar daarbij vast houden en haar benen spreiden en vervolgens
- —
het brengen van zijn penis tegen de vagina van die [slachtoffer 10];
14.
hij in de periode van 1 januari 2007 tot en met 7 juni 2009 te 's‑Hertogenbosch, met [slachtoffer 11], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een ontuchtige handeling heeft gepleegd, bestaande uit:
- —
het brengen van zijn penis in de zwembroek/bikinibroek van die [slachtoffer 11] en het daarbij maken van op en neer gaande bewegingen;
15.
hij in de periode van 15 maart 2006 tot en met 7 juni 2009 te 's‑Hertogenbosch met [slachtoffer 12], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit:
- —
het brengen van zijn ontblote penis tegen het kruis van het bikinibroekje van die [slachtoffer 12] en vervolgens het maken van op en neer gaande bewegingen;
16.
hij in de periode van 15 maart 2006 tot en met 7 juni 2009 te 's‑Hertogenbosch met [slachtoffer 13], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit:
- —
het brengen en/of duwen van zijn penis in de schaamstreek en tegen de vagina van die [slachtoffer 13] en
- —
het vasthouden van de billen van die [slachtoffer 13] en
- —
het spreiden van de benen van die [slachtoffer 13] en
- —
het vastpakken en vasthouden van de borst van die [slachtoffer 13];
17.
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2008 tot en met 7 juni 2009, te Sint Michielsgestel met [slachtoffer 14], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit:
- —
het ontbloten van de billen van die [slachtoffer 14] en
- —
het meermalen, brengen en/of duwen en/of houden van zijn, verdachtes, penis tegen de (ontblote) billen en de bilspleet van die [slachtoffer 14] en
- —
het vastpakken van die [slachtoffer 14] bij de (ontblote) billen en het vervolgens wrijven met die (ontblote) billen over zijn, verdachtes, penis en
- —
het duwen en/of brengen van de schaamstreek van die [slachtoffer 14] op zijn, verdachtes, penis;
18B.
hij in de periode van 1 augustus 2008 tot en met 7 juni 2009, te Sint-Michielsgestel, met [slachtoffer 15], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit:
- —
het meermalen bij het hoofd vastpakken van die[slachtoffer 15] en haar op deze wijze onder water richting zijn penis brengen en/of bewegen en
- —
het daarbij naar voren brengen/duwen van zijn, verdachtes, heupen en het daarbij achter over gaan hangen met zijn, verdachtes, lichaam en
- —
het meermalen, (aan)raken van het gezicht en/of de mond van die [slachtoffer 15] met zijn, verdachtes, penis en
- —
het brengen van zijn, verdachtes, penis tegen de billen van die [slachtoffer 15];
19.
hij in de periode van 1 november 2007 tot en met 7 juni 2009 te 's‑Hertogenbosch met [slachtoffer 16], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit:
- —
het voor de camera manoeuvreren van de ontblote vagina van die [slachtoffer 16] en
- —
het aanraken met en het brengen en bewegen van zijn, verdachtes, penis in de nabijheid en in de richting van en tegen de schaamstreek van die [slachtoffer 16];
20.
hij in de periode van 1 augustus 2007 tot en met 7 juni 2009 te 's‑Hertogenbosch, door feitelijkheden [slachtoffer 17] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit:
terwijl verdachte en die [slachtoffer 17] beiden bloot onder de douche stonden
- —
het brengen van zijn, verdachtes, penis ter hoogte van de schaamstreek en billen van die [slachtoffer 17] en
- —
het met zijn penis aanraken van de billen van die [slachtoffer 17] en
- —
het vastpakken en naar zich toe trekken en tegen zich aan trekken van die [slachtoffer 17]
en bestaande die feitelijkheid uit:
- —
de omstandigheid dat verdachte een fysiek en/of geestelijk overwicht op die [slachtoffer 17] had (als zwemleraar en/of als volwassene ten opzichte van een minderjarige) en
- —
het op een zodanige wijze vastpakken dat zij zich daaraan niet kon onttrekken, en tegen zich aan trekken van die [slachtoffer 17];
22.
hij in de periode van 1 oktober 2008 tot en met 7 juni 2009 te Vlijmen, gemeente Heusden, met [slachtoffer 18], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit:
- —
het meermalen verschuiven of wegtrekken van het badpakje van die [slachtoffer 18] ter hoogte van haar billen en schaamstreek en het daardoor meermalen ontbloten van de billen en de anus en de vagina van die [slachtoffer 18];
23B.
hij in de periode van 1 augustus 2008 tot en met 7 juni 2009, te Sint Michielsgestel, met [slachtoffer 14], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit:
- —
het plaatsen van die [slachtoffer 14] op zijn, verdachtes, schoot en/of ontblote penis terwijl die [slachtoffer 14] met haar gezicht naar verdachte gericht was en zij haar benen gespreid had en
- —
het vervolgens meermalen optillen van die [slachtoffer 14] en vervolgens weer laten zakken van die [slachtoffer 14] waarbij zij met haar schaamstreek de ontblote penis van verdachte raakte en
- —
het meermalen over het zwembroekje van die [slachtoffer 14] wrijven en
- —
het vastpakken van de billen van die [slachtoffer 14] en
- —
het meermalen met zijn, verdachtes, ontblote penis aanraken van (het zwembroekje van) die [slachtoffer 14] ter hoogte van haar billen;
24.
hij in de periode van 15 maart 2006 tot en met 7 juni 2009 te Sint Michielsgestel door feitelijkheden [slachtoffer 19] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit:
terwijl verdachte en die [slachtoffer 19] beiden bloot onder de douche stonden
- —
het inzepen van het lichaam van die [slachtoffer 19] ter hoogte van haar borsten en haar rug en
- —
het bewegen van zijn borstkas tegen het bovenlichaam van die [slachtoffer 19] en het wrijven over de rug en schouders van die [slachtoffer 19] en
- —
het brengen van zijn, verdachtes, penis, in de richting van de billen van die [slachtoffer 19] (door zijn knieën te buigen en zijn bekken te kantelen)
en bestaande die feitelijkheden uit:
- —
de omstandigheid dat verdachte een fysiek en geestelijk overwicht op haar had (als zwemleraar en als volwassene ten opzichte van een minderjarige (met taal- en spraakproblemen en een storing in het autistisch spectrum)) en
- —
het (meermalen) beperken van die [slachtoffer 19] in haar bewegingsruimte en
- —
het zich op zeer korte afstand van die [slachtoffer 19] (blijven) bevinden en het meermalen vastpakken en vasthouden en naar zich toe en tegen zich aan trekken van die [slachtoffer 19];
25.
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2006 tot en met 7 september 2008 te 's‑Hertogenbosch, met [slachtoffer 20], van wie hij, verdachte, wist dat die [slachtoffer 20] aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling leed dat die [slachtoffer 20] onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit:
- —
het leggen van zijn, verdachtes, penis in de heupspleet van die [slachtoffer 20] en
- —
het daarbij met zijn, verdachtes, eikel aanraken van het schaamhaar van de vagina en de schaamstreek van die [slachtoffer 20] en
- —
het daarbij/tevens met zijn, verdachtes, scrotum aanraken op heuphoogte van het bovenbeen van die [slachtoffer 20].
26.
hij in de periode van 8 april 2008 tot en met 7 juni 2009 te Sint-Michielsgestel, met [slachtoffer 21], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een ontuchtige handeling heeft gepleegd, bestaande uit:
- —
het drukken van zijn ontblote penis tegen de ontblote vagina van die [slachtoffer 21];
28.
hij in de periode van 1 maart 2008 tot en met 07 juni 2009 te 's‑Hertogenbosch, met [slachtoffer 22], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit:
- —
het brengen van zijn penis tegen de billen en vagina en de schaamstreek van die [slachtoffer 22] en
- —
het naar voren brengen van zijn, verdachtes, heupen en
- —
het onder water kussen van/op het gezicht van die [slachtoffer 22].
29.
hij in de periode van 1 augustus 2008 tot en met 1 juni 2009 te 's‑Hertogenbosch, met [slachtoffer 23], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit:
- —
het vastpakken en vasthouden van die [slachtoffer 23], en
- —
het springen waardoor zijn ontblote penis tegen de billen van die [slachtoffer 23] stoot.
30.
hij in in de periode van 1 augustus 2007 tot en met 7 juni 2009 te 's‑Hertogenbosch met [slachtoffer 24], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een ontuchtige handeling heeft gepleegd, bestaande uit:
- —
het drukken van zijn, verdachtes, penis tegen de ontblote vagina van die [slachtoffer 24];
31.
hij in de periode van 1 januari 2007 tot en met 7 juni 2009 in het arrondissement 's‑Hertogenbosch, met [slachtoffer 25], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een ontuchtige handeling heeft gepleegd, bestaande uit:
- —
het brengen en houden van zijn, verdachtes, penis in het zwembroekje van die [slachtoffer 25].
33.
hij in de periode van 1 november 2008 tot en met 1 juni 2009 te Sint-Michielsgestel, met [slachtoffer 26] die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit:
terwijl verdachte en die [slachtoffer 26] zich in/onder water bevonden:
- —
het vastpakken en op zijn, verdachtes, schoot, althans in de buurt van zijn lichaam, vasthouden van die [slachtoffer 26] en
- —
het trekken aan het zwempakje van die [slachtoffer 26] en zodanig manoeuvreren van dat zwempakje dat de vagina en schaamstreek wordt ontbloot en
- —
het vastpakken bij de billen van die [slachtoffer 26];
34.
hij in de periode van 1 december 2008 tot en met 7 juni 2009 te Sint-Michielsgestel, met [slachtoffer 27], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit:
- —
het meermalen verschuiven en/of wegtrekken van de badkleding van die [slachtoffer 27] ter hoogte van haar schaamstreek, en
- —
het meermalen ontbloten van zijn, verdachtes, penis en
- —
het vervolgens brengen en duwen en houden van de ontblote vagina en schaamstreek en de billen van die [slachtoffer 27] op zijn, verdachtes, ontblote penis en
- —
het daarbij/vervolgens maken van op en neergaande bewegingen en het betasten van de billen van die [slachtoffer 27].
35.
hij in de periode van 1 februari 2009 tot en met 31 maart 2009 te Sint-Michielsgestel, met [slachtoffer 28], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit:
- —
het meermalen verschuiven en wegtrekken van de badkleding van die [slachtoffer 28] ter hoogte van haar schaamstreek, en
- —
het ontbloten van zijn, verdachtes, penis en
- —
het brengen en duwen en houden van zijn, verdachtes, ontblote penis tegen de billen van die [slachtoffer 28] en
- —
het daarbij/vervolgens maken van op en neergaande bewegingen.
36.
hij in de periode van 15 maart 2006 tot en met 31 oktober 2006 te 's‑Hertogenbosch, met [slachtoffer 29], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit:
- —
het zodanig verschuiven en wegtrekken van het kruis van het badpak van die [slachtoffer 29] dat haar vagina ontbloot werd en
- —
het aanraken met de mond van de ontblote tepel van die [slachtoffer 29].
39.
hij in de periode van 15 maart 2006 tot en met 7 juni 2009 te Sint-Michielsgestel met [slachtoffer 30], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit:
terwijl verdachte en die [slachtoffer 30] beiden bloot stonden
- —
het brengen van zijn, verdachtes, penis ter hoogte van de billen van die [slachtoffer 30] en
- —
het vervolgens in de zij prikken en kietelen en aanraken van die [slachtoffer 30] en
- —
het vervolgens naar zich toe en tegen zich aan trekken van die [slachtoffer 30];
40.
hij in de periode van 1 januari 2005 tot en met 7 juni 2009 te 's‑Hertogenbosch met [slachtoffer 31], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit:
terwijl verdachte en die [slachtoffer 31] beiden bloot en met hun borstzijden naar elkaar toe gericht onder de douche stonden
- —
het vastpakken van die [slachtoffer 31] onder de oksels en vervolgens het optillen van die [slachtoffer 31] waarbij de borsten en de vagina van die [slachtoffer 31] ter hoogte van zijn, verdachtes, hoofd kwamen en waarbij de lichamen van die [slachtoffer 31] en verdachte langs elkaar schuurden en
- —
het vastpakken van die [slachtoffer 31] ter hoogte van haar borst;
41.
hij in de periode van 1 juni 2008 tot en met 7 juni 2009 te Sint-Michielsgestel met [slachtoffer 32], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit:
terwijl verdachte en die [slachtoffer 32] beiden bloot en met hun borstzijden naar elkaar toe gericht stonden
- —
het vastpakken van die [slachtoffer 32] onder de oksels en vervolgens het optillen van die [slachtoffer 32] en het langs elkaar laten glijden van de lichamen van die [slachtoffer 32] en verdachte en
- —
het aanraken van de borst van die [slachtoffer 32];
42.
hij in de periode van 15 maart 2006 tot en met 8 juni 2009 te 's‑Hertogenbosch, gebruik makende van een technisch hulpmiddel, te weten een film- of fotocamera, waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar was gemaakt, opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon, te weten [slachtoffer 33], aanwezig in een niet voor het publiek toegankelijke plaats, in een kleedkamer van een zwembad, een afbeelding heeft vervaardigd;
43.
hij in de periode van 1 januari 2009 tot en met 8 juni 2009 te Sint-Michielsgestel, een gegevensdrager, bevattende afbeeldingen van seksuele gedragingen, bij welke vorenbedoelde afbeeldingen een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken, heeft vervaardigd en in bezit heeft gehad, te weten een film van een naakte persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, die op zodanige wijze is afgebeeld, dat dit kennelijk is bedoeld om seksuele prikkeling op te wekken, bestaande die afbeelding van die seksuele gedragingen (zakelijk weergegeven) uit:
- —
een filmopname waarop een meisje, te weten [slachtoffer 34], en verdachte te zien zijn. Zij zijn beiden geheel bloot en bezig zich af te drogen en waarbij van die [slachtoffer 34] en verdachte de schaamstreek in beeld zijn gebracht,
terwijl hij, verdachte, van vorenstaand misdrijf een gewoonte heeft gemaakt;
44.
hij in de periode van 1 april 2008 tot en met 8 juni 2009 te Vlijmen, een gegevensdrager, bevattende afbeeldingen van seksuele gedragingen, bij welke vorenbedoelde afbeeldingen personen die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet hadden bereikt, waren betrokken, heeft vervaardigd en in bezit heeft gehad, te weten een film van naakte personen die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet hadden bereikt die op zodanige wijze zijn afgebeeld, dat dit kennelijk is bedoeld om seksuele prikkeling op te wekken, bestaande die afbeelding van die seksuele gedragingen (zakelijk weergegeven) uit:
- —
een filmopname waarop een meisje, te weten [slachtoffer 35], en meer andere meisjes te zien zijn in een kleedkamer. Die [slachtoffer 35] en de andere meisjes zijn allen bloot en bezig zich af te drogen en/of aan te kleden en waarbij de vagina en/of schaamstreek, in elk geval het blote lichaam van die [slachtoffer 35], zichtbaar is,
terwijl hij, verdachte, van vorenstaand misdrijf een gewoonte heeft gemaakt;
45.
hij op tijdstippen in de periode van 15 maart 2006 tot en met 8 juni 2009 te 's‑Hertogenbosch en/of Sint-Michielsgestel en/of Vlijmen en/of Vught meermalen een afbeelding en/of een gegevensdrager bevattende afbeeldingen van seksuele gedragingen, bij welke vorenbedoelde afbeeldingen telkens een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken, heeft vervaardigd en in bezit heeft gehad, te weten afbeeldingen en films van een naakte of deels naakte persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt die op zodanige wijze zijn afgebeeld, dat hun ontblote geslachtsdelen nadrukkelijk in beeld zijn gebracht en die op zodanige wijze zijn afgebeeld, dat dit kennelijk is bedoeld om seksuele prikkeling op te wekken, bestaande die afbeeldingen van die seksuele gedragingen uit:
- —
een afbeelding waarop een meisje, te weten [slachtoffer 36], te zien is. [slachtoffer 36] ligt op haar rug in het water en heeft haar benen gespreid. Het badpak is bij het kruis zodanig verschoven dat de ontblote vagina van die [slachtoffer 36] duidelijk zichtbaar is en
- —
een afbeelding waarop een meisje, te weten [slachtoffer 37], en verdachte onder water in een zwembad te zien zijn. Die [slachtoffer 37] houdt haar armen en benen gespreid. Verdachte omarmt die [slachtoffer 37] met zijn linkerarm en met zijn rechterhand trekt hij, verdachte, het kruis van het badpak van die [slachtoffer 37] zodanig weg dat de ontblote vagina van die [slachtoffer 37] duidelijk zichtbaar is en
- —
een afbeelding waarop een meisje, te weten [slachtoffer 38], te zien is in het water waarbij zij wordt ondersteund door een man. Het bikinibroekje van die [slachtoffer 38] is zodanig verdraaid dat de ontblote vagina van die [slachtoffer 38] duidelijk zichtbaar is en
- —
een afbeelding waarop een meisje, te weten [slachtoffer 39], te zien is die op haar rug in het water van een zwembad ligt en waarbij het bikinibroekje zodanig verdraaid is dat de ontblote vagina van die [slachtoffer 39] duidelijk zichtbaar is en
- —
een afbeelding waarop een meisje, te weten [slachtoffer 40], en verdachte te zien zijn. [slachtoffer 40] ligt op haar rug en met gespreide benen in het water van een zwembad en verdachte houdt haar vast. Het badpak van die [slachtoffer 40] is ter hoogte van haar vagina zodanig verschoven dat haar ontblote vagina duidelijk zichtbaar is en
- —
een filmopname waarop een meisje, te weten [slachtoffer 41], in een kleedkamer te zien is. Die [slachtoffer 41] is geheel bloot en bezig zich af te drogen en waarbij haar vagina en billen zichtbaar zijn en waarbij ze haar been dusdanig optilt dat haar vagina duidelijk zichtbaar is en
- —
een afbeelding waarop een meisje, te weten [slachtoffer 42], onder water en in een zwembad te zien is. Die [slachtoffer 42] heeft haar benen gespreid en het kruis van het broekje is zodanig verdraaid zodat haar ontblote vagina duidelijk zichtbaar is en
- —
een afbeelding waarop twee meisje, [slachtoffer 43 en 44] te zien zijn. De meisjes staan bloot onder de douche waarbij de voorzijde van hun blote lichamen duidelijk zichtbaar zijn en
- —
een afbeelding waarop een meisje, te weten [slachtoffer 45], en een man te zien zijn. [slachtoffer 45] ligt op haar rug en met gespreide benen in het water van een zwembad en wordt door de man vastgehouden. Het badpak van die [slachtoffer 45] is ter hoogte van haar vagina zodanig verschoven dat haar (gedeeltelijk) ontblote vagina duidelijk zichtbaar is en
- —
een afbeelding waarop het bovenlichaam en (een deel van) de benen van een meisje te weten [slachtoffer 46], te zien zijn. Het kruis van haar zwembroekje is gedraaid, in elk geval is er ruimte tussen haar lichaam en het zwembroekje, zodat haar (gedeeltelijk) ontblote vagina duidelijk zichtbaar is en
- —
een afbeelding waarop (een gedeelte van) een meisje, te weten [slachtoffer 47], en een man in het zwembad en onder water te zien zijn. De man houdt die [slachtoffer 47] vast bij de heup waarbij zijn duim op haar bovenbeen rust en zijn vingers op/bij de billen. Het bikinibroekje van die [slachtoffer 47] is bij het kruis zodanig verdraaid dat haar ontblote vagina duidelijk zichtbaar is en
- —
een afbeelding waarop een meisje, te weten [slachtoffer 48], te zien is. Zij ligt op haar rug in het water en het kruis van het broekje van het meisje is zodanig gedraaid dat haar ontblote vagina duidelijk zichtbaar is en
- —
een filmopname waarop een meisje, te weten [slachtoffer 49], in een kleedruimte te zien is. Zij is bloot en is bezig zich af te drogen en aan te kleden en waarbij haar vagina en billen en borsten duidelijk zichtbaar zijn
terwijl hij, verdachte, van vorenstaande misdrijven een gewoonte heeft gemaakt.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
De door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring zijn als bijlage B aan dit arrest gehecht en worden geacht van dit arrest deel uit te maken.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
Op 15 mei 2009 heeft verdachte zijn computer ter reparatie aangeboden bij een computerbedrijf. Een medewerker van dat bedrijf ontdekte op verdachtes computer een viertal filmbestanden, waarvan de inhoud hem schokte. Hij kopieerde de filmbestanden op een cd-rom en heeft zich daarmee bij de politie gemeld. Naar aanleiding van deze melding en de inhoud van de cd-rom is verdachte op 8 juni 2009 aangehouden en heeft een doorzoeking plaatsgevonden in zijn woning. Daarbij werd de computer in beslag genomen die eerder ter reparatie was aangeboden, alsmede de aan die computer aangesloten externe harde schijf. De bestanden op de cd-rom en externe harde schijf zijn onderzocht met behulp van zogenaamde Ziuz-software. Tijdens dit onderzoek werden foto- en videobestanden aangetroffen waarop onder meer te zien was dat verdachte ontuchtige handelingen pleegde met meisjes van jonge leeftijd of waarop meisjes naakt waren afgebeeld. De aan de verdachte ten laste gelegde feiten zijn gebaseerd op de gedragingen die te zien zijn op de foto- en videobestanden die werden aangetroffen op de cd-rom (feit 1) en de externe harde schijf (feiten 2 tot en met 45).
Verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg van 31 mei 2010 verklaard dat hij in juli 2008 aan zijn knie is geopereerd, waardoor hij litteken op zijn knie heeft. Waar bij de tenlastegelegde feiten op de daarop betrekking hebbende filmopnamen dit litteken van verdachte te zien is en niet uit andere bewijsmiddelen volgt op welke datum of in welke periode deze feiten hebben plaatsgevonden, bezigt het hof voor de bewezenverklaring van die periode voornoemde verklaring van verdachte als bewijsmiddel.
Waar in de tenlastelegging het woord vagina voorkomt gaat het hof er van uit dat de steller van de tenlastelegging daarmee het gehele vrouwelijke geslachtsdeel, te weten zowel het inwendig als het uitwendig deel daarvan heeft bedoeld aan te duiden. In die gevallen waarin bij de beschrijving van de filmopnamen wordt gesproken over de vulva (schaamspleet) van een op die filmopnamen voorkomend meisje valt dit deel van het geslachtsorgaan derhalve onder het begrip vagina als in de tenlastelegging bedoeld.
Verdachte heeft ter zitting van 31 mei 2010 verklaard dat hij zwemles gaf in het zwembad De Tolbrug in Den Bosch, in zwembad Voorburg in Vught, in zwembad Die Heygrave in Vlijmen en in zwembad Viataal in Sint-Michielsgestel.
Het hof heeft in voorkomende gevallen, daar waar in de tenlastelegging de ten laste gelegde periode zich uitstrekt over een periode liggend vóór 15 maart 2006, deze periode tot deze datum ingekort, nu niet is gebleken dat de aan verdachte verweten strafbare feiten zijn gepleegd vóór genoemde datum.
Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 12 mei 2011 verklaard tot aan zijn aanhouding op 8 juni 2009 getrouwd te zijn geweest met [ex-echtgenote verdachte].
Waar voor de bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten is vereist dat de verweten handelingen buiten echt zijn gepleegd, is daaraan derhalve voldaan.
Ten aanzien van de feiten 20 en 24 voorts:
‘Op de filmopname welke betrekking heeft op feit 20 is te zien dat het daar gefilmde meisje een stap achteruit doet, haar rug extreem holt en haar armen en handen intrekt als de penis van verdachte haar aanraakt danwel haar borsten tegen de buik van verdachte worden aangedrukt, terwijl de filmopname behorende bij feit 24 laat zien dat het daarop zichtbare meisje op de momenten dat verdachte haar aanraakt, afwerende bewegingen maakt en ook verbaal laat weten niet gediend te zijn van de ontuchtige handelingen van verdachte. Gelet op deze beschrijvingen van de betreffende filmopnamen, en in het bijzonder op de daarop zichtbare lichaamstaal van de meisjes en, in zaak 24, de daarbij door het meisje geuite bewoordingen, staat voldoende vast dat deze meisjes op de weergegeven momenten besef hebben gehad dat bij hen ontuchtige handelingen werden gepleegd en dat zulks tegen hun wil geschiedde.
Dat het proces-verbaal in beide gevallen slechts een beschrijving van een selectie uit het beeldmateriaal bevat brengt het hof niet tot een ander oordeel, nu reeds op grond van deze beschrijving vaststaat dat de betreffende meisjes zich bewust zijn van de jegens hen gepleegde onzedelijke handelingen en deze tegen hun wil plaatsvinden.
Daarmee is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich in de hiergenoemde gevallen heeft schuldig gemaakt aan het in die zaken primair ten laste gelegde.’
Ten aanzien van de feiten 29 en 33 voorts:
‘Bij de stukken bevinden zich met betrekking tot deze feiten twee processen-verbaal waarin telkens beschreven wordt hetgeen op het in die processen-verbaal genoemde fotobestand is waargenomen alsmede processen-verbaal blijkens welke aan een of beide ouders van de in de tenlastelegging bij deze feiten genoemde meisjes foto's zijn getoond waarop zij hun dochter herkennen. Nu de aan de filmopnamen en de aan de ouder(s) getoonde foto's telkens dezelfde bestandsnaam bevatten gaat het hof er van uit dat de op de foto's zichtbare meisjes de meisjes zijn die ook op de filmopnamen te zien zijn.’
Ten aanzien van feit 36 voorts:
‘Weliswaar is het betreffende filmbestand blijkens het op 23 juli 2009 door [verbalisant 2] opgemaakte proces-verbaal opgenomen in een map met de naam ‘Nieuwe map’, terwijl [verbalisant 3] in zijn op 3 november 2009 opgemaakte proces-verbaal de film beschrijft welke is opgenomen in bestand ‘Nieuwe map (5)’, doch gelet op de overeenkomende bestandsnamen en de omstandigheid dat beide bestanden meisje 066 betreffen, gaat het hof er van uit dat het bij beide bestanden om dezelfde opname gaat.’
Ten aanzien van feit 40 voorts:
‘Verdachte wordt onder meer verweten het betreffende meisje ter hoogte van haar borst te hebben vastgepakt. Verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat dit niet bewust is gebeurd. Waar blijkens de beschrijving van de filmopname zijn hele handelen er evenwel op was gericht het meisje onzedelijk te betasten, acht het hof de verklaring van verdachte ongeloofwaardig en is het vastpakken van de borst in dezen te beschouwen als een ontuchtige handeling.’
Ten aanzien van feit 42 voorts:
‘Bij het bij dit feit behorende fotobestand gaat het om een meisje dat doende is zich af te drogen in een kleedkamer van een zwembad. Anders dan door de verdediging betoogd was deze kleedkamer ten tijde van het vervaardigen van de foto te beschouwen als een niet voor het publiek toegankelijke plaats, omdat verdachte het betreffende zwembad gedurende een bepaalde periode had afgehuurd ten behoeve van het geven van zwemles aan een speciaal geselecteerde groep leerlingen, waaronder het betreffende meisje.’
Ten aanzien van de feiten 43 tot en met 45 voorts:
‘Bij de feiten 43 en 44 gaat het om door verdachte opgenomen beelden in de kleedruimten van zwembaden.
Bij feit 45 gaat het in vijf gevallen ook om dit soort beelden, terwijl op de overige bij feit 45 beschreven beelden meisjes te zien zijn, die zich in het water bevinden en waarbij het kruis van het badpak of bikinibroekje zodanig verdraaid of verschoven is, dat de ontblote vagina zichtbaar is. In deze laatste gevallen zijn de betreffende meisjes zodanig afgebeeld dat hun ontblote vagina nadrukkelijk in beeld is gebracht. Op grond daarvan oordeelt het hof dat het daarbij kennelijk (mede) de bedoeling is geweest een seksuele prikkeling op te wekken, zodat het hof wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte zich met betrekking tot deze foto's en filmopnames aan het hem ten laste gelegde schuldig heeft gemaakt.
In de overige gevallen is sprake van gefotografeerde of gefilmde meisjes onder de douche (feiten 43, 44 en genoemde vijf situaties zoals in feit 45 ten laste gelegd).
Het zijn beelden die weliswaar zijn opgenomen in een voor de betreffende meisjes natuurlijke omgeving waarin zij zich op een natuurlijke wijze gedragen maar gelet op de intentie waarmee verdachte deze afbeeldingen heeft vervaardigd, te weten om zijn collectie als voyeur uit te breiden, strekken zij tot het opwekken van seksuele prikkeling en hebben zij daardoor een onmiskenbaar seksuele strekking. Op grond daarvan vallen ook deze beelden onder het begrip afbeelding van een seksuele gedraging.
Gezien de hoeveelheid aangetroffen beelden die gelet op hun karakter strekken tot het opwekken van een seksuele prikkeling of, gezien de wijze waarop zij tot stand zijn gekomen, een dergelijke strekking hebben, acht het hof bewezen dat verdachte van het vervaardigen en in bezit hebben van deze beelden een gewoonte heeft gemaakt.
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt — ook in zijn onderdelen — slechts gebruikt tot bewijs van het bewezen verklaarde feit, of de bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.’
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18B, 19, 22, 23B, 25, 26, 28, 29, 30, 31, 33, 34, 35, 36, 39, 40 en 41 bewezen verklaarde is telkens voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht.
Het onder 20 en 24 bewezen verklaarde is telkens voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht.
Het onder 42 bewezen verklaarde is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 139f, aanhef en onder 1, van het Wetboek van Strafrecht.
Het onder 43, 44 en 45 bewezen verklaarde is telkens voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 240b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Zij worden gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
Strafbaarheid van de verdachte
Bij de beoordeling van de strafbaarheid van de verdachte heeft het hof in het bijzonder acht geslagen op de inhoud van het de verdachte betreffend rapport, d.d. 8 april 2010, opgemaakt door [psychiater 1], alsmede het de verdachte betreffend rapport, d.d. 13 april 2010, opgemaakt door [psycholoog 1].
Het rapport van [psychiater 1] houdt als advies in om verdachte ten aanzien van alle ten laste gelegde feiten voor zover bewezen geacht, als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
Het rapport van [psycholoog 1] houdt als advies in om verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
Deze rapporten zijn in hoger beroep beoordeeld ten aanzien van de door deze deskundigen gehanteerde methode van risicotaxatie en hun conclusies en adviezen.
De psychiater [psychiater 2] komt tot het oordeel dat de eerste psychiater [psychiater 1] op een zorgvuldige wijze en conform de geldende beroepsstandaard zijn onderzoek heeft uitgevoerd.
De psycholoog [psycholoog 2] concludeert dat de eerste psycholoog [psycholoog 1] vanuit wetenschappelijk en vanuit klinisch oogpunt de best mogelijke methode en best beschikbare instrumenten heeft gebruikt. Voorts komt hij, na een hernieuwde beoordeling, tot nagenoeg dezelfde inschatting als de eerste psycholoog.
Gelet daarop volgt het hof voormelde adviezen van [psychiater 1] en [psycholoog 1] en legt die ten grondslag aan zijn beslissing. Op grond daarvan zal het hof de bewezen verklaarde feiten de verdachte in verminderde mate toerekenen.
Er zijn voorts geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
Het hof acht bewezen dat verdachte gedurende een reeks van jaren een groot aantal, veelal jonge, kinderen heeft misbruikt. Zijn beroep, zwemleraar gespecialiseerd in het geven van les aan kinderen met watervrees en kinderen met een beperking, kwam hem daarbij van pas, zo hij al niet juist met het oog op zijn pedofiele en voyeuristische neigingen dat beroep gekozen heeft.
Verdachte heeft verklaard, dat hij er van uit ging, dat de kans op ontdekking van zijn praktijken bij deze groep kinderen gering zou zijn. Wat een eventuele ontdekking zou betekenen voor de kinderen en hun familieleden en wat de gevolgen voor hun welzijn zouden zijn heeft hem, ook al moet hij zich daarvan bewust zijn geweest, er niet van weerhouden om aan zijn onzedelijke neigingen toe te geven.
Hij heeft niet alleen zijn leerlingen en de meisjes die hem bij de zwemlessen hielpen meestal heimelijk gefilmd en gefotografeerd, maar ook, om de gewenste onzedelijke aard van de afbeeldingen te bereiken, zo nodig hun zwemkleding verschoven en hun lichaam zodanig voor de lens van de camera gemanoeuvreerd dat hun geslachtsdelen zo goed mogelijk in beeld kwamen.
Bovendien heeft hij daarbij veelal zijn onderlichaam ontbloot en dit tegen de lichamen van de meisjes gedrukt.
Het hof acht niet bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan pogingen tot het seksueel binnendringen van de lichamen van de kinderen en acht slechts in twee gevallen de toepassing van een vorm van dwang bewezen.
Het hof let bij het bepalen van de straf voor deze feiten op de ernst ervan in verhouding tot andere feiten, zoals bijvoorbeeld blijkt uit het wettelijk strafmaximum dat op de feiten gesteld is. Vergelijking met andere zedendelicten leert dat verkrachting in beginsel een maximum straf van 12 jaren kent, feitelijke aanranding van de eerbaarheid (ontucht met dwang) acht jaren en ontucht met een kind beneden de zestien jaren zes jaren.
Ook beziet het hof welke straffen eerder zijn opgelegd in enigszins vergelijkbare gevallen, die zich in het verleden hebben voorgedaan.
Daarnaast neemt het hof omstandigheden in aanmerking die deze individuele strafzaak onderscheiden van andere, zowel ten nadele als ten gunste van verdachte, en beziet het hof hoe zo veel als mogelijk voorkomen kan worden dat verdachte zich in de toekomst opnieuw schuldig zal maken aan feiten als deze.
Het hof komt, het vorenstaande in aanmerking nemend, tot de volgende overwegingen en conclusies.
Onzedelijk gedrag ten opzichte van jonge, kwetsbare kinderen die worden toevertrouwd aan instanties of personen, waarvan verwacht mag worden dat zij op integere wijze de hun opgedragen taak zullen vervullen, is een ernstig vergrijp. Het wekt verontwaardiging en afkeer op bij een ieder en ook woede en verdriet bij de slachtoffers en hun naasten.
In dit geval gaat het om een zeer groot aantal feiten, gedurende een lange periode gepleegd.
De straf die daarvoor aan verdachte wordt opgelegd moet het aangedane leed vergelden en een zodanig afschrikwekkend karakter hebben dat anderen er van weerhouden worden om soortgelijke feiten te plegen. Een gevangenisstraf van lange duur ligt dan voor de hand.
Daarnaast moet echter ook worden gelet op de persoon van verdachte en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd en de omstandigheden die zich nadien hebben voorgedaan.
De gedragsdeskundigen die verdachte onderzocht hebben, zijn tot de conclusie gekomen dat verdachte lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling en een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens: hij is en was ten tijde van het plegen van de feiten een pedofiel en een voyeur. De feiten kunnen hem naar hun oordeel in verminderde mate worden toegerekend. Met betrekking tot het recidiverisico merken zij op dat de geconstateerde ziektes niet te verhelpen of te genezen zijn, maar behandeling in de vorm van intensieve individuele — en groepstherapie, gevolgd door langdurige controle en toezicht van de reclassering kunnen de kans op herhaling van feiten als waarvoor verdachte nu wordt veroordeeld in gunstige zin beïnvloeden. Die kans wordt door de deskundigen niet zo hoog ingeschat, dat opname in een TBS kliniek ter bescherming van de maatschappij geïndiceerd is. Bovendien is de kwaliteit van de ambulante behandeling van dit type delinquenten bij een in zedendelinquenten gespecialiseerde instelling hoger en kunnen er betere resultaten van worden verwacht.
Positief punt daarbij is, dat verdachte beseft dat hij behandeld moet worden en daartoe ook gemotiveerd is.
Het hof zal geen TBS opleggen. De advocaat-generaal heeft dat ook niet gevorderd. De rapporten van de psychiater en psychologe zijn nog eens beoordeeld door andere gerenommeerde deskundigen en er bestaat geen redelijke twijfel over dat met ambulante behandeling kan worden volstaan.
In deze zaak zijn de omstandigheden die zich na de feiten hebben voorgedaan, in het bijzonder de mate en aard van de publiciteit die met de arrestatie en het voorarrest van verdachte tot op de dag van vandaag is gepaard gegaan, een factor die bij de straftoemeting in matigende zin een rol dient te spelen. Zijn identiteit en zijn beeltenis zijn landelijk bekend, hij zal zich naar verwacht mag worden, gelet op de houding in delen van de maatschappij ten opzicht van veroordeelde pedofielen, na zijn detentie nergens onopgemerkt kunnen vestigen en zich op die wijze zijn leven lang achtervolgd weten door deze zaak.
De advocaat-generaal heeft tien jaren gevangenisstraf geëist, maar het hof komt tot een bewezenverklaring van minder, en minder ernstige, feiten dan hij aan zijn eis ten grondslag heeft gelegd.
De raadsman heeft er op gewezen dat oplegging van een gevangenisstraf van bijvoorbeeld zes jaren betekent dat verdachte na vier jaren voor voorwaardelijke in vrijheidstelling in aanmerking komt en dat dan slechts voor een periode van twee jaar voorwaarden aan zijn gedrag kunnen worden gesteld. Wordt echter een gevangenisstraf van vier jaren, waarvan een deel voorwaardelijk, opgelegd, dan kan nog voor een periode van maximaal tien jaren toezicht op hem worden uitgeoefend.
De raadsman heeft daarin gelijk, maar het hof zal zijn voorstel niet volgen.
Wil de omvang van het voorwaardelijk op te leggen gedeelte van de straf, de ‘stok achter de deur’, een voldoende sterke prikkel zijn om de daaraan verbonden voorwaarden na te leven, dan is een voorwaardelijk deel van tenminste 1 jaar vereist, hetgeen zou betekenen dat het onvoorwaardelijk deel slechts 3 jaren is. Dat zou in het licht van de hiervoor genoemde strafdoelen, vergelding en generale preventie, onvoldoende lang zijn. Bovendien doet zich de complicatie voor dat verdachte de Duitse nationaliteit heeft en te kennen heeft gegeven zich na zijn detentie in Duitsland te willen vestigen.
Het is echter thans nog niet mogelijk om de naleving van de voorwaarden in een andere lidstaat van de EU te waarborgen. Gegeven de onzekerheid wanneer dat wel het geval zal zijn, acht het hof ook om die reden het opleggen van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf met een lange proeftijd niet aangewezen.
Alles afwegende komt het hof tot het oordeel dat het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren passend en geboden is, waarbij het hof de feiten verdachte in verminderde mate toerekent.
Benadeelde partijen
De hieronder te noemen benadeelde partijen hebben in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot vergoeding van immateriële schade en kosten voor rechtsbijstand tot de bedragen als opgenomen in hun zich in het dossier bevindende schriftelijke Deze benadeelde partijen zijn in hun vorderingen niet-ontvankelijk verklaard.
De volgende benadeelde partijen hebben zich niet opnieuw gevoegd terzake van hun niet toegewezen vorderingen:
‘[namen 5 benadeelde partijen]
Deze vorderingen zijn daarom niet meer aan het oordeel van het hof onderworpen.’
De volgende benadeelde partijen hebben zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van hun niet toegewezen vorderingen:
‘[namen 39 benadeelde partijen]’
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
‘Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen [namen 5 benadeelde partijen]:
‘nu de verdachte van de hem onder 11, 37, 38 en 45 ten aanzien van [namen 2 slachtoffers] ten laste gelegde feiten wordt vrijgesproken, kunnen voornoemde benadeelde partijen in hun vordering niet worden ontvangen.’
Het hof zal deze benadeelde partijen veroordelen in de kosten van het geding door de verdachte ten behoeve van zijn verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil.’
Ten aanzien van de vorderingen van voornoemde overige benadeelde partijen:
‘Het hof zal deze benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in hun vorderingen, omdat het hof van oordeel is dat het vaststellen van de omvang van de schade en het vaststellen van het causale verband tussen verdachtes bewezen verklaarde gedragingen en de schade een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. Het vergt nader onderzoek om te bepalen of er schade is, zo ja, hoe groot de schade is en of die schade wel is veroorzaakt door de strafbare feiten of wellicht door de ontstane commotie.
Het hof komt daarom tot het oordeel dat de benadeelde partijen niet in hun vordering kunnen worden ontvangen en dat zij hun vordering slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen.
Het hof zal de kosten van de benadeelde partijen en van verdachte aldus compenseren dat elke partij haar eigen kosten draagt.’
Beslag
Onder verdachte is een groot aantal fotocamera's en filmcamera's in beslag genomen
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat die camera's en filmcamera's zullen worden verbeurd verklaard.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep nader gespecificeerd met welke camera's hij de feiten zou hebben gepleegd. Hij heeft verzocht om teruggave van de overige camera's.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof gebleken dat verdachte de onder 42 tot en met 45 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feiten in elk geval heeft gepleegd met behulp van een fototoestel Canon (nr. 2 op de lijst van in beslag genomen voorwerpen), een fototoestel Canon (nr. 79) en de Sony Handycam (nr. 51). Volgens opgave van verdachte behoorden deze voorwerpen aan hem toe. Het hof zal deze voorwerpen verbeurd verklaren.
Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Onder verdachte zijn voorts een groot aantal computers, laptops en harde schijven in beslag genomen.
De advocaat-generaal heeft zonder nadere motivering gevorderd dat deze computers, laptops en harde schijven zullen worden onttrokken aan het verkeer.
Volgens opgave van verdachte ter terechtzitting in hoger beroep is alleen één PC, die op zolder stond, gebruikt om foto's op één externe harde schijf te zetten. Van de andere computers, laptops en harde schijven heeft hij de teruggave verzocht.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Uit het hiervoor onder de bewijsmiddelen onder de nummers 3, 4 en 5 gebezigde processen-verbaal van politie blijkt dat onder de verdachte op de zolder van zijn woning een computer is in beslag genomen, die hij voor reparatie had aangeboden en waarop later, onder meer op een bij die computer behorende harde schijf, van het merk Seagate, serienummer 4LJOKQWY, afbeeldingen, waaronder de afbeeldingen, zoals in de bewezenverklaring omschreven, werden aangetroffen.
Deze computer en harde schijf, vermeld op de als bijlage C aan dit arrest gehechte beslaglijst, die geacht wordt deel uit te maken van dit arrest, onder de nummers 65 en 70, met behulp waarvan de onder 42 tot en met 45 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feiten zijn begaan, zullen worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
Voor wat betreft de overige computers, laptops, harde schijven en andere gegevendragers, zoals geheugenkaarten en -sticks, mobiele telefoons, DVD's, CD-roms, USB sticks, videobanden, films en dia's, zoals vermeld op de hiervoor genoemde beslaglijst, zal het hof de teruggave aan verdachte gelasten.
Niet is komen vast te staan dat daarop strafbare afbeeldingen staan. Zo nodig kan, als daar aanleiding toe is, alsnog een aparte vordering tot onttrekking aan het verkeer door het openbaar ministerie worden ingediend.
Van de overige goederen, vermeld op genoemde beslaglijst, zal het hof eveneens de teruggave gelasten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte onder 11, 18A, 21, 23A, 27, 32, 37, 38 en 45 voor wat betreft [slachtoffer 50], [slachtoffer 51] en beeld 6 van [slachtoffer 52] en [slachtoffer 45] is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart voorts niet bewezen hetgeen aan verdachte onder 1 primair en subsidiair, 3 primair en subsidiair, 5 primair, 6 primair 8 primair, 9 primair, 10 primair, subsidiair en meer subsidiair, 12 primair, 13 primair, 14 primair, 15 primair, 16 primair en subsidiair, 17 primair, 18B primair en subsidiair, 22 primair, 23B primair, 25 primair, 28 primair, 33 primair, 34 primair, 35 primair, 36 primair, 39 primair, 40 primair, 41 primair en 42 primair is ten laste gelegde en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het onder 1 meer subsidiair, 2, 3 meer subsidiair, 4, 5 subsidiair, 6 subsidiair, 7, 8 subsidiair, 9 subsidiair, 10 meest subsidiair, 12 subsidiair, 13 subsidiair, 14 subsidiair, 15 subsidiair, 16 meer subsidiair, 17 subsidiair, 18B meer subsidiair, 19, 20 primair, 22 subsidiair, 23B subsidiair, 24 primair, 25 subsidiair, 26, 28 subsidiair, 29, 30, 31, 33 subsidiair, 34 subsidiair, 35 subsidiair, 36 subsidiair, 39 subsidiair, 40 subsidiair, 41 subsidiair, 42 subsidiair, 43 primair, 44 primair, en 45 overigens ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert:
- —
1, 2 en 25 telkens:
Met iemand van wie hij weet dat hij aan een zodanige gebrekkig ontwikkeling ven de geestvermogens lijdt dat hij niet of onvolkomen in staat is zijn wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, ontuchtige handelingen plegen.
- —
3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18B, 19, 22, 23B, 26, 28, 29, 30, 31, 33, 34, 35, 36, 39, 40 en 41 telkens:
Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.
- —
20 en 24 telkens:
Feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
- —
42:
Gebruik makend van een technisch hulpmiddel waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar is gemaakt, opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon, aanwezig op een niet voor het publiek toegankelijke plaats, een afbeelding vervaardigen.
- —
43 en 44 telkens:
Een gegevensdrager, bevattende een afbeelding, van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, is betrokken, vervaardigen en in bezit hebben, terwijl hij van het plegen van dit misdrijf een gewoonte maakt.
- —
45:
Een afbeelding of een gegevensdrager, bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, is betrokken, vervaardigen en in bezit hebben, meermalen gepleegd, terwijl hij van het plegen van deze misdrijven een gewoonte maakt
Verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren.
Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart verbeurd de in beslag genomen en nog niet teruggegeven camera's en handycam, vermeld op de als bijlage C aan dit arrest gehechte beslaglijst, die geacht wordt van dit arrest deel uit te maken, onder de nummers 2, 79 en 51.
Verklaart onttrokken aan het verkeer de in beslag genomen en nog niet teruggegeven computer en harde schijf, vermeld op de hiervoor genoemde als bijlage C aan dit arrest gehechte beslaglijst onder de nummers 65 en 70.
Gelast de teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, vermeld op de hiervoor genoemde als bijlage C aan dit arrest gehechte beslaglijst, onder de nummers 3, 4, 5, 6, 11, 12, 13, 15, 16, 17, 18, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 27, 28, 29, 30, 31, 32, 33, 34, 35, 36, 37, 38, 39, 40, 41, 42, 43, 44, 45, 46, 47, 48, 49, 50, 52, 53, 54, 55, 56, 58, 60, 61, 63, 64, 66, 67, 68, 69, 70, 71, 72, 73, 75, 77, 78, 79, 85, 86, 97, 126, 127, 128, 129, 130, 132, 133, 134 en 139, met dien verstande dat wanneer alsnog blijkt dat deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit ervan in strijd met de wet of het algemeen belang kan zijn, een afzonderlijke rechterlijke beslissing kan worden gevorderd.
Gelast de teruggave aan de verdachte van de overige in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, vermeld op de hiervoor genoemde als bijlage C aan dit arrest gehechte beslaglijst onder de nummers 7, 9, 14, 57, 59, 62, 135, 136, 137 en 138.
Verklaart de benadeelde partijen [namen 39 benadeelde partijen] in hun vordering niet-ontvankelijk.
Veroordeelt de benadeelde partijen [namen 5 benadeelde partijen] in de kosten van het geding door de verdachte ten behoeve van zijn verdediging tegen de betreffende vordering gemaakt, begroot op nihil.
Bepaalt dat de kosten die door de verdachte en de benadeelde partijen [namen 34 benadeelde partijen] zijn gemaakt, worden gecompenseerd in dier voege, dat ieder de eigen kosten draagt.
Aldus gewezen door
mr. J. Huurman-van Asten, voorzitter,
mr. Y.G.M. Baaijens-van Geloven en mr. E.A.A.M. Pfeil,
in tegenwoordigheid van A. van Baast, griffier,
en op 26 mei 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.