Rb. Amsterdam, 27-01-2017, nr. 16/5457
ECLI:NL:RBAMS:2017:520
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
27-01-2017
- Zaaknummer
16/5457
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2017:520, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 27‑01‑2017; (Rekestprocedure)
- Vindplaatsen
Uitspraak 27‑01‑2017
Inhoudsindicatie
Beklag ex artikel 552ab Sv. De belanghebbende beklaagt zich over een voorwaarde van de transactie, zoals deze tot stand is gekomen tussen de gewezen verdachte en het Openbaar Ministerie. De gewezen verdachte heeft afstand gedaan van een goed, toebehorend aan de belanghebbende. Klager (de belanghebbende) dient aannemelijk te maken dat teruggave aan hem redelijk en maatschappelijk niet onverantwoord is. Klager heeft hiertoe aannemelijk gemaakt dat het goed hem toekomt. Beklag gegrond en de voorwaarde van de transactie wordt vervallen verklaard. De rechtbank is niet bevoegd de teruggave van het goed te gelasten, nu artikel 552ab Sv niet voorziet in een dergelijke expliciete bevoegdheid.
Partij(en)
RECHTBANK AMSTERDAM
RK: 16/5457
BESCHIKKING
op het klaagschrift ex artikel 552ab van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[klager] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1983,
wonend op het adres [adres] ,
te dezen woonplaats kiezend op het kantooradres van zijn raadsman,
mr. K.Y. Ramdhan, [kantooradres advocaat] ,
klager.
1. Procesgang
Het klaagschrift is op 12 augustus 2016 bij akte ingediend ter griffie van deze rechtbank.
De rechtbank heeft op 13 januari 2017 klager, zijn raadsman, en de officier van justitie in openbare raadkamer gehoord.
2. Inhoud klaagschrift en standpunt klager
Het klaagschrift strekt tot teruggave van het in beslag genomen voorwerp, te weten een horloge, merk Audemars Piguet. Klager is eigenaar van het horloge en omdat hij een buitenlandse reis ging maken, had hij het in bewaring gegeven aan [persoon] , onder wie het horloge uiteindelijk in beslag is genomen. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft klager een aankoopbewijs overgelegd, waaruit blijkt dat het horloge op zijn naam op 24 december 2015 is aangeschaft. Voorts heeft de raadsman van klager op 11 januari 2017 nadere stukken ter overtuiging aan de rechtbank doen toekomen. Deze stukken houden in:
- -
een schriftelijke verklaring van de gewezen verdachte, [persoon] , waarin hij de stelling van klager onderschrijft;
- -
een boekingsbevestiging betreffende een retourvlucht tussen Amsterdam Schiphol en Danpasar (Indonesië) (vertrek van en aankomst op Schiphol op [data] ) op naam van klager.
- -
foto’s van klager waarop te zien is dat hij een horloge draagt, waarvan wordt gesteld dat dit het horloge is van het merk Audemars Piguet dat onder de gewezen verdachte in beslag is genomen. In raadkamer heeft de raadsman van klager voornoemde foto’s in kleur aan de rechtbank getoond, nu deze scherper en duidelijker zijn dan voornoemde foto’s. Klager heeft in raadkamer verklaard dat deze foto’s in april 2016 zijn genomen.
De raadsman van klager heeft in raadkamer ter aanvulling op het klaagschrift aangevoerd dat hij de originele bon van aanschaf heeft gezien en op zijn kantoor heeft liggen. Voorts heeft de raadsman verklaard dat hij, alvorens onderhavig klaagschrift in te dienen, het Openbaar Ministerie heeft verzocht het horloge aan klager te doen teruggeven, waarop het Openbaar Ministerie niet heeft gereageerd.
3. Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft verklaard zich te verzetten tegen teruggave van het in beslag genomen voorwerp aan klager en heeft daartoe aangevoerd dat het belang van strafvordering zich daartegen verzet, nu de beslagene, tevens gewezen verdachte, [persoon] , afstand heeft gedaan van het horloge uit hoofde van de aanwijzingen van het transactievoorstel dat hem op 18 mei 2016 is aangeboden en welk voorstel hij op 19 mei 2016 heeft geaccepteerd. Klager kan derhalve geen aanspraak meer maken op het inbeslaggenomen voorwerp.
4. Het oordeel van de rechtbank
4.1
Feiten en omstandigheden
Uit de stukken en het verhandelde in raadkamer is het volgende gebleken.
Op 18 mei 2016 is voornoemd voorwerp onder [persoon] , beslagene, in beslag genomen.
Op 19 mei 2016 is tussen het Openbaar Ministerie en de heer [persoon] , bijgestaan door mr. K.Y. Ramdhan, een transactieovereenkomst tot stand gekomen, waarbij de heer [persoon] , naast het betalen van een geldboete van € 25.000,-, afstand heeft gedaan van diverse inbeslaggenomen goederen ten behoeve van de staat, waaronder van het horloge van het merk Audemars Piguet.
In raadkamer heeft de rechtbank de gewezen verdachte, [persoon] , gehoord. [persoon] heeft – kort en zakelijk weergegeven – verklaard dat niet hij, maar klager eigenaar is van het horloge en dat ook was ten tijde van de inbeslagneming. Het horloge werd enkel onder hem aangetroffen omdat het door klager aan hem in bewaring was gegeven ten tijde van klagers vakantie in het buitenland.
Ten aanzien van de ontvankelijkheid van klager
De raadsman van klager heeft het beklag gegrond op artikel 552a Sv, maar de rechtbank stelt vast dat het klaagschrift niet op grond van dit artikel (dan wel artikel 552b Sv) kan worden ingesteld, nu niet langer sprake is van beslag (c.q. het horloge niet verbeurd is verklaard of is onttrokken aan het verkeer). De rechtbank zal het geschrift dan ook welwillend lezen als een klaagschrift ex artikel 552ab Sv en voornoemd klaagschrift toetsen aan de criteria zoals gesteld in artikel 552ab Sv.
De rechtbank stelt vast dat klager, nu hij stelt rechthebbende te zijn van het inbeslaggenomen horloge, kan worden aangemerkt als belanghebbende.
De belanghebbende beklaagt zich over het aangaan van een transactie houdende aanwijzingen als bedoeld in artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Dat artikel 552ab Sv enkel spreekt van een beklag tegen een strafbeschikking ex artikel 257a Sv en een schikking ex artikel 511c Sv is echter geen aanleiding om klager niet-ontvankelijk te achten. De wetgever heeft immers bij de totstandkoming van artikel 552ab Sv expliciet beoogd dat belanghebbenden zich konden beklagen tegen het uitvaardigen van een transactie ex artikel 74 Sr, hetgeen ook blijkt uit de Memorie van Toelichting (MvT).1.Bovendien zal de strafbeschikking ex artikel 257a Sv op termijn de transactie ex artikel 74 Sr vervangen en komt de inhoud van beide artikelen nagenoeg overeen.
Weliswaar kan niet worden vastgesteld dat de officier van justitie voorafgaand aan het indienen van het klaagschrift niet bereid is gebleken het voorwerp aan klager terug te geven, maar nu de raadsman in zijn klaagschrift en in raadkamer heeft gesteld dat zulke verzoeken vruchteloos zijn gedaan, alsmede gelet op het standpunt van het Openbaar Ministerie van 31 augustus 2016 en het door de officier van justitie in raadkamer ingenomen standpunt, is de rechtbank van oordeel dat afdoende is gebleken dat het Openbaar Ministerie, onderscheidenlijk de officier van justitie, niet bereid is gebleken, en bovendien thans niet bereid is, het inbeslaggenomen horloge aan klager terug te geven.
Het klaagschrift is ten slotte binnen drie maanden nadat de transactie tot stand is gekomen ingesteld ter griffie van de rechtbank waarbij de officier van justitie is geplaatst, waardoor klager ontvankelijk is in zijn beklag.
4.2
Ten aanzien van de inhoudelijke toetsing van het klaagschrift
De rechtbank heeft acht geslagen op het feit dat een eenduidig criterium voor de toetsing van een klaagschrift ex artikel 552ab Sv niet uit de tekst van de wet of de wetsgeschiedenis kan worden afgeleid. In de literatuur is meermaals betoogd dat aansluiting dient te worden gezocht bij artikel 552a Sv en dat klager aldus kan volstaan met aannemelijk te maken dat teruggave aan hem redelijk en maatschappelijk niet onverantwoord is.2.De rechtbank dient derhalve na te gaan of klager recht heeft op het inbeslaggenomen voorwerp en hiertoe zal worden getoetst of het horloge aan hem, als belanghebbende, toekomt.
De rechtbank is, gelet op de aankoopbon op naam en adres van klager, de verklaring van de gewezen verdachte [persoon] , de boekingsbevestiging van de KLM op naam van klager en de in raadkamer getoonde foto’s van oordeel dat klager voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het inbeslaggenomen horloge hem toekomt, zijnde eigenaar van het voorwerp. De rechtbank zal het beklag in zoverre gegrond verklaren.
4.3
Ten aanzien van de te nemen beslissing door de rechtbank
Ten slotte staat de rechtbank voor de vraag welke beslissing zij moet nemen omtrent het inbeslaggenomen voorwerp. Gelet op het vierde lid van artikel 552ab Sv is de rechtbank, het beklag gegrond achtend, (enkel) bevoegd ‘de voorwaarden, onderscheidenlijk de schikking (…) vervallen’ te verklaren. De vraag werpt zich op of de rechtbank ook bevoegd is de teruggave van het inbeslaggenomen goed te gelasten, waarbij voorop moet worden gesteld dat dit niet uit de tekst van de wet, noch uit de wetsgeschiedenis kan worden afgeleid.
De rechtbank heeft acht geslagen op het feit dat de wetgever in de artikelen 552a Sv, achtste lid, en 552b Sv, vierde lid, een expliciete bevoegdheid heeft opgenomen om ten aanzien van een inbeslaggenomen goed de teruggave te gelasten (ex artikel 353 Sv). Het moet er dan ook voor worden gehouden dat, nu een dergelijke expliciete bevoegdheid in artikel 552ab Sv ontbreekt, de wetgever ervoor heeft gekozen ten aanzien van een klaagschrift als het onderhavige een dergelijke bevoegdheid niet aan de rechtbank toe te kennen.
Deze uitleg is in overeenstemming met de tekst en de systematiek van de wet, de uitleg daarvan in de literatuur3.en is voorts niet onverenigbaar met de wetsgeschiedenis.
Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden zal de rechtbank het beklag gegrond achten en de voorwaarde van de transactie betreffende de afstand van het horloge van het merk Audemars Piguet vervallen verklaren.
4.4
Overwegingen ten overvloede
Nu is gebleken dat het inbeslaggenomen voorwerp aan klager toekomt en de rechtbank geen last tot teruggave kan afgeven, is het aan de officier van justitie om, met in achtneming van het bepaalde in artikel 116 Sv, derde en vierde lid, al dan niet de teruggave aan klager te gelasten.
Nu één van de voorwaarden van de transactie is komen te vervallen, heeft de gewezen verdachte, [persoon] , thans niet voldaan aan de voorwaarden van de transactie, zoals deze op 19 mei 2016 overeen is gekomen. Dit leidt tot de gevolgtrekking dat het recht van de officier van justitie om tot strafvervolging over te gaan niet is vervallen.
5. Beslissing
De rechtbank komt tot de volgende beslissing.
De rechtbank verklaart het beklag
GEGROND
en
VERKLAART VERVALLEN DE VOORWAARDE
met betrekking tot de transactie ex artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht in de zaak met parketnummer 13/730023-16 tegen [persoon] ,
afstand ten behoeve van de Staat van het volgende inbeslaggenomen voorwerp
Horloge Audemars Piguet
Deze beslissing is op 27 januari 2017 gegeven en in het openbaar uitgesproken doormr. W.H. van Benthem, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. J.B.P. Terwindt, griffier.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat beroep in cassatie bij de Hoge Raad open, in te stellen bij de griffie van deze rechtbank, binnen veertien (14) dagen na betekening van deze beschikking.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 27‑01‑2017
J. Wöretshofer, T&C Strafvordering, Deventer: Kluwer 2015, art. 552ab, aant.2, alsmede W.E.C.A. Valkenburg, 'Beklagprocedures', in: M.S. Groenhuijsen, J.L. van der Neut & J. Simmelink (red.), Ontneming van voordeel in het strafrecht. De nieuwe wetgeving in theorie en praktijk, Deventer: Gouda Quint 1997, p. 232-233.
B.F. Keulen, Crimineel vermogen en strafrecht, Deventer: Gouda Quint 1999, p. 353, alsmedeJ. Wöretshofer in: A.L. Melai & M.S. Groenhuijsen e.a., Het Wetboek van Strafvordering, Deventer: Kluwer (losbl.), art. 552ab Sv, aant. 10.