Rb. Amsterdam, 08-08-2013, nr. 13/690012-11, nr. 13/2521
ECLI:NL:RBAMS:2013:5862
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
08-08-2013
- Zaaknummer
13/690012-11
13/2521
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2013:5862, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 08‑08‑2013
Uitspraak 08‑08‑2013
Inhoudsindicatie
Beschikking ex artikel 182 Sv waarin - kort gezegd - is besloten dat artikel 182 lid 6 Sv niet van toepassing is, nu de rc in de zaak met het onderzoek is belast ingevolge een verwijzingsopdracht van de rechtbank ex artikel 316 lid 1 Sv. Verdachte is niet ontvankelijk in het bezwaar.
Partij(en)
RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/690012-11
RK: 13/2521
BESCHIKKING
op het bezwaarschrift ex artikel 182 lid 6 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verdachte],
geboren op [1947] te [geboorteplaats] (Suriname),
wonende op het adres [woonadres],
te dezen woonplaats kiezend op het kantooradres van zijn raadsman,
mr. J. Hemelaar, [kantooradres],
verder te noemen: verdachte.
Procesgang
Het bezwaarschrift is op 13 mei 2013 ter griffie van deze rechtbank ingediend.
De raadsman heeft bij brief van 12 april 2013 reeds laten weten in beroep te komen tegen de beslissing van de rechter-commissaris. De volmacht voor het indienen van het bezwaarschrift, zoals verwoord in de brief 12 april 2013, werd op 10 mei 2013 verleend.
De rechtbank heeft op 25 juli 2013 verdachte, de raadsman en de officier van justitie in besloten raadkamer gehoord.
Inhoud van het bezwaarschrift
Het bezwaarschrift richt zich tegen de beslissing van de rechter-commissaris van 21 maart 2013, inhoudende de weigering de door verdachte gewenste onderzoekshandelingen te verrichten.
Verdachte is voor de zitting van 10 mei 2012 gedagvaard. De zaak is toen aangehouden en ter zitting van 14 november 2012 wederom aangebracht. Vervolgens is de zaak door de politierechter verwezen naar de rechter-commissaris teneinde twee getuigen te horen, alsmede de rechter-commissaris al datgene te laten verrichten wat hij in het belang van het onderzoek noodzakelijk acht. Eén van de twee getuigen is op 1 maart 2013 gehoord.
Namens verdachte heeft de raadsman op 1 maart 2013 de rechter-commissaris verzocht nadere onderzoekshandelingen te verrichten naar aanleiding van het verhoor van de getuige.
De rechter-commissaris heeft bij brief van 21 maart 2013 de gewenste onderzoekshandelingen afgewezen, nu deze met name gericht zijn op een onderzoek naar het waarheidsgehalte van de verklaring die de getuige onder ede heeft afgelegd. De rechter-commissaris stelt niet in te zien
dat de uitkomsten van de gewenste onderzoekshandelingen van belang zouden kunnen zijn voor enige in deze zaak te nemen beslissing.
Bij brief van 26 maart 2013 heeft de raadsman de redenen voor het uitvoeren van de gewenste onderzoekshandelingen uiteen gezet en heeft de rechter-commissaris verzocht het verzoek opnieuw in overweging te nemen en alsnog toe te wijzen.
De rechter-commissaris heeft bij brief van 29 maart 2013 laten weten dat de door de raadsman aangevoerde argumenten haar niet tot een andere beslissing brengen.
In raadkamer heeft de raadsman aangevoerd dat hij bij het verzoek tot het verrichten van de onderzoekshandelingen, behoudens één, blijft.
De officier van justitie heeft, onder verwijzing naar haar in raadkamer overgelegde op schrift gestelde standpunt, verklaard dat zij zich primair op het standpunt stelt dat de onderhavige bezwaarschriftprocedure in deze niet van toepassing is, nu de zaak reeds op zitting heeft gestaan en door de politierechter is verwezen naar de rechter-commissaris. Verdachte is derhalve niet-ontvankelijk.
Subsidiair stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat verdachte niet-ontvankelijk is, omdat het bezwaarschrift niet binnen veertien dagen na de afwijzing van de rechter-commissaris is ingediend.
Meer subsidiair stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat het bezwaarschrift ongegrond dient te worden verklaard, nu de weigering door de rechter-commissaris een juiste beslissing is geweest.
De raadsman heeft in tweede termijn in raadkamer verklaard het ten aanzien van het door haar primair ingenomen standpunt eens te zijn met de officier van justitie.
Beoordeling
Naar het oordeel van de rechtbank dient het bezwaarschrift niet-ontvankelijk te worden verklaard. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Op 1 januari 2013 is de Wet versterking positie rechter-commissaris in werking getreden. Hierbij zijn in het Tweede Boek, Titel III in de eerste afdeling van het Wetboek van Strafvordering de artikelen 181 tot en met 184 opgenomen. Artikel 316 Sv is vanaf 1 januari 2013 anders komen te luiden. Uit het derde lid van dit artikel kan worden opgemaakt dat de artikelen 181 tot en met 184 Sv niet van toepassing zijn op het onderzoek genoemd in artikel 316 Sv.
Uit het wettelijk systeem volgt dat het uitgangspunt is dat de rechter-commissaris na het uitbrengen van de dagvaarding zijn onderzoekshandelingen beëindigt.
Het onderzoek van de rechter-commissaris, op grond van de artikelen 181 tot en met 184 Sv, duurt tot de aanvang van het onderzoek ter terechtzitting.
Als de zittingsrechter de zaak verwijst naar de rechter-commissaris, vallen gevraagde onderzoekshandelingen onder artikel 316 Sv en niet meer onder de artikelen 181 tot en met 184 Sv. In de fase na verwijzing door de zittingsrechter als bedoeld in artikel 316 Sv staat dan geen bezwaar meer open.
Nu de rechter-commissaris in de onderhavige zaak met het onderzoek is belast ingevolge een verwijzingsopdracht van de rechtbank als bedoeld in artikel 316 lid 1 Sv, is artikel 182 lid 6 Sv niet van toepassing. Verdachte zal in zijn bezwaarschrift daarom niet kunnen worden ontvangen.
Beslissing
Verklaart verdachte NIET-ONTVANKELIJK in zijn bezwaar.
Deze beslissing is op 8 augustus 2013 gegeven en uitgesproken door
mr. H.A. van Eijk, voorzitter,
mrs. C.E.M. Marsé en P. Sloot, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.M. Noomen, griffier.
De jongste rechter is buiten staat te tekenen.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.