Einde inhoudsopgave
Wet inzake bloedvoorziening
Artikel 21
Geldend
Geldend vanaf 01-01-1998
- Bronpublicatie:
04-12-1997, Stb. 1997, 645 (uitgifte: 16-12-1997, kamerstukken: 25649)
- Inwerkingtreding
01-01-1998
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
04-12-1997, Stb. 1997, 645 (uitgifte: 16-12-1997, kamerstukken: 25649)
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht / Individuele gezondheidszorg
1.
Met de opsporing van de bij deze wet strafbaar gestelde feiten zijn, onverminderd artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, belast de ambtenaren, aangewezen bij besluit van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Onze Minister van Justitie. Deze ambtenaren zijn tevens belast met de opsporing van de feiten, strafbaar gesteld in de artikelen 179 tot en met 182 en 184 van het Wetboek van Strafrecht, voor zover deze feiten betrekking hebben op een bevel, vordering of handeling, gedaan of ondernomen door henzelf.
2.
Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
3.
Bij de uitoefening van hun taak dragen de ambtenaren een legitimatiebewijs bij zich.
4.
Onverminderd artikel 1, eerste en tweede lid, van de Algemene wet op het binnentreden tonen zij hun legitimatiebewijs desgevraagd aanstonds.
5.
Het legitimatiebewijs bevat een foto van de ambtenaar en vermeldt in ieder geval diens naam en hoedanigheid.