Einde inhoudsopgave
RvdW 2015/156
Brussel II bis-Verordening. Bevoegdheid inzake ouderlijke verantwoordelijkheid. Prorogatie van rechtsmacht krachtens art. 12 lid 3; omvang.
HvJ EU 01-10-2014, ECLI:EU:C:2014:2246 (E/B)
- Instantie
Hof van Justitie van de Europese Unie
- Datum
1 oktober 2014
- Magistraten
R. Silva de Lapuerta, K. Lenaerts, J.L. da Cruz Vilaça, J.-C. Bonichot, A. Arabadjiev
- Zaaknummer
C-436/13
- Conclusie
A-G N. Wahl
- Roepnaam
E/B
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
EU-recht (V)
- Brondocumenten
ECLI:EU:C:2014:2246, Uitspraak, Hof van Justitie van de Europese Unie, 01‑10‑2014
- Wetingang
Art. 12 lid 3 Verordening (EG) nr. 2201/2003 (Brussel II bis-Verordening)
Essentie
E. tegen B.
Verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens art. 267 VWEU, ingediend door de Court of Appeal (England and Wales) (Civil Division) (Verenigd Koninkrijk) bij beslissing van 2 augustus 2013.
Brussel II bis-Verordening. Bevoegdheid inzake ouderlijke verantwoordelijkheid. Prorogatie van rechtsmacht krachtens art. 12 lid 3; omvang.
Wanneer krachtens art. 12, lid 3, van de Brussel II bis-Verordening prorogatie van rechtsmacht inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid heeft plaatsgevonden ten gunste van een gerecht van een lidstaat waarbij de personen die de ouderlijke verantwoordelijkheid dragen in onderlinge overeenstemming een procedure aanhangig hebben gemaakt, dan vervalt die prorogatie ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.