Rb. Amsterdam, 23-07-2019, nr. 13/447875-08 (TBS)
ECLI:NL:RBAMS:2019:5778
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
23-07-2019
- Zaaknummer
13/447875-08 (TBS)
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2019:5778, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 23‑07‑2019; (Raadkamer, Beschikking)
- Vindplaatsen
JGz 2020/6 met annotatie van Vinkes, D.W.J.
Uitspraak 23‑07‑2019
Inhoudsindicatie
Verlenging TBS (met voorwaarden) met 1 jaar: overgang naar een rechterlijke machtiging in het kader van de Wet BOPZ moet zorgvuldig gebeuren. Beëindiging van maatregel prematuur nu uitstroommogelijkheden onzeker zijn.
RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/447875-08 (23/001646-09)
BESLISSING
op de op 31 mei 2019 ter griffie van deze rechtbank ingekomen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam d.d. 31 mei 2019 in de zaak tegen:
[terbeschikkinggestelde] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1971,
wonende op het adres [adres ] ,
thans begeleid door [instelling 3] te Amsterdam,
die bij arrest van het gerechtshof te Amsterdam d.d. 16 juni 2010 ter beschikking gesteld werd, teneinde van overheidswege te worden verpleegd, welke terbeschikkingstelling laatstelijk bij beschikking van deze rechtbank d.d. 27 juni 2018 voor de tijd van 1 (één) jaar werd verlengd, met verlenging van de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege onder de eerder opgelegde voorwaarden.
De inhoud van de vordering
De vordering van de officier van justitie strekt tot het verlengen van de termijn van genoemde terbeschikkingstelling (met voorwaarden) met 1 (één) jaar.
De procesgang
De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken in de zaak met bovenvermeld parketnummer, waaronder:
- -
het op 9 mei 2019 op grond van artikel 509o, derde lid van het Wetboek van Strafvordering uitgebrachte advies van Reclassering Nederland, strekkende tot de onvoorwaardelijke beëindiging van deze terbeschikkingstelling;
- -
de voortgangsverslagen van Reclassering Nederland van 19 mei 2019, 19 februari 2019 en 10 augustus 2018;
- -
het voorlopige verlengingsadvies van Reclassering Nederland van 11 december 2018;
- -
het op 30 maart 2019 op grond van artikel 509o, derde lid van het Wetboek van Strafvordering opgemaakte rapportage van de psychiater C.J. van Gestel, niet verbonden aan de inrichting waarin de terbeschikkinggestelde wordt verpleegd, strekkende tot het niet verlengen van deze terbeschikkingstelling met voorwaarden.
De rechtbank heeft op 23 juli 2019 de officier van justitie mr. M.L.A. ter Veer, de terbeschikkinggestelde en diens raadsvrouw, mr. M.C. Pedrotti, advocaat te Hoorn, alsmede de deskundigen C.J.J.C.M. van Gestel, als psychiater verbonden aan het NIFP te Amsterdam, en M.L. van der Wielen, als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland, ter openbare zitting gehoord. Hiervan is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.
De beoordeling
Aan genoemde rapportage van psychiater Van Gestel van 30 maart 2019 wordt het volgende ontleend, zakelijk weergegeven:
Betrokkene lijdt aan een ernstige vorm van schizofrenie en zijn intellectuele mogelijkheden zijn beperkt. Ten aanzien van het recidiverisico, zijn de akoestische hallucinaties van betrokkene de belangrijkste risicofactor. De kans op herhaling wordt ingeschat op matig, op voorwaarde dat behandelaars en begeleiders alert en responsief blijven. Omdat een definitieve woonplek mogelijkerwijs nog ver weg is, omdat betrokkene optimaal profiteert van zijn behandeling en begeleiding en gemotiveerd is dit te blijven doen en omdat responsiviteit van behandelaars ook na een ‘definitieve verhuizing’ blijft bestaan, hoeft niet langer te worden gewacht met voortzetting van het huidige traject in het kader van de Wet BOPZ.
Geadviseerd wordt tot een onvoorwaardelijke beëindiging van de terbeschikkingstelling.
De deskundige Van Gestel heeft dit advies ter zitting bevestigd en daar waar nodig aangevuld. De psychoses van betrokkene zijn kort en hevig. Betrokkene wordt altijd snel gestabiliseerd. Ook bij beëindiging van de maatregel zijn er voldoende mogelijkheden om tot voldoende risicomanagement te komen. Het zou passend zijn als betrokkene in een BOPZ-kader terecht komt. Dat er bij beëindiging van de maatregel sprake is van een overbruggingsperiode, brengt naar verwachting niet veel risico met zich mee.
Aan genoemd advies van Reclassering Nederland van 9 mei 2019 wordt het volgende ontleend, zakelijk weergegeven:
Betrokkene is gediagnostiseerd met schizofrenie van het paranoïde type en een licht verstandelijke beperking. Betrokkene zal, gelet op zijn psychische gesteldheid, blijvend zorg nodig hebben. Betrokkene functioneert redelijk stabiel, maar er is altijd wel sprake van ‘een stem’ die betrokkene op een agressieve wijze toespreekt. De stemmen spelen meer op bij oplopende spanning.
Hij heeft onvoldoende vaardigheden om een maatschappelijk en sociaal aanvaardbaar bestaan op te bouwen en te onderhouden. Hij functioneert boven verwachting in het [instelling] , nadat de verhuizing in mei 2018 zonder problemen is verlopen. De behandeling/begeleiding door het FACT team van [instelling 3] verloopt goed: betrokkene stelt zich begeleidbaar op, komt afspraken na en is medicatietrouw. In het geval van crisis weet hij zijn behandelaars te vinden. Ook na beëindiging van de TBS-maatregel zal het FACT betrokkene blijven behandelen/begeleiden. Een voorwaardelijke Rechterlijke Machtiging is aangevraagd.
Omdat het [instelling] geen definitieve verblijfsplek is, is het de bedoeling dat betrokkene zal verhuizen naar een beschermde woonvorm, waar hij definitief kan blijven.
De zoektocht naar een nieuwe, definitieve woonplek, blijft spanningen geven bij betrokkene. Betrokkene wil graag in aanmerking komen voor [instelling 2] , een woonvoorziening in Amsterdam West met 24-uurs begeleiding in huis, persoonlijke begeleiding en waarborging van psychiatrische zorg. Deze voorziening kent een lange wachtlijst. De wachttijd wordt aanzienlijk vergroot (oplopend tot vijf jaar), bij beëindiging van de maatregel. Op de huidige justitiële indicatie kan betrokkene naar verwachting binnen een jaar worden overgeplaatst. Het [instelling] is bereid betrokkene bij hen de overplaatsing te laten afwachten.
Het meest wenselijk lijkt, gezien de ervaringen in het verleden, de TBS-maatregel te laten voortduren tot na een verhuizing naar een definitieve woonplek. Indien de inschatting is dat behandeling, begeleiding en risicomanagement ook in voldoende mate binnen het kader van een BOPZ-maatregel kunnen worden uitgevoerd, sluit de reclassering zich aan bij het oordeel van de gedragsdeskundige dat verlenging van de TBS-maatregel niet meer noodzakelijk is.
De deskundige Van der Wielen heeft dit advies ter zitting bevestigd en daar waar nodig aangevuld. Zij verwacht dat de hulpverlening die betrokkene nodig heeft goed kan worden ondervangen door een rechterlijke machtiging, waarvan de aanvraag niet lang zal duren. Dat het reclasseringstoezicht bij een beëindiging van de maatregel komt te vervallen, vormt geen groot risico, omdat betrokkene in het [instelling] kan blijven en de begeleiding bekend is met zijn dossier.
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de vordering tot verlenging van de termijn van de terbeschikkingstelling (met voorwaarden) met 1 (één) jaar.
De raadsvrouw van de terbeschikkinggestelde heeft namens de terbeschikkinggestelde verzocht om de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de termijn van de terbeschikkingstelling met 1 (één) jaar, af te wijzen. Het recidiverisico wordt ingeschat als laag. De behandeling en begeleiding die voor inperking van voornoemd risico van belang zijn, kunnen ook buiten het kader van de huidige maatregel doorgang vinden.
Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de beslissing aan te houden, teneinde nader onderzoek te doen naar de mogelijkheid van een rechterlijke machtiging in het kader van de BOPZ.
De rechtbank is – gelet op de adviezen, het verhandelde ter zitting en de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht – van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist dat de termijn van de terbeschikkingstelling en de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege met 1 (één) jaar wordt verlengd.
De rechtbank overweegt dat het van belang is dat een overgang naar een rechterlijke machtiging in het kader van de Wet BOPZ zorgvuldig moet gebeuren. Hoewel betrokkene afkoerst op een succesvolle beëindiging van de maatregel, is het op dit moment nog te vroeg om de vordering tot verlenging van de maatregel af te wijzen omdat de uitstroommogelijkheden op dit moment nog onzeker zijn. Zowel de psychiater als de reclassering hebben verklaard dat een rechterlijke machtiging (RM) een goede optie voor betrokkene zou zijn. De rechtbank moet echter vaststellen dat er geen RM is aangevraagd, zodat er bij beëindiging van de maatregel op dit moment, geen kader meer is. Nu het risico op recidive bij beëindiging van de maatregel wordt ingeschat op “matig”, is beëindiging van de maatregel zonder vervolgkader prematuur.
Beslissing
De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie toe en verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling van [terbeschikkinggestelde] met 1 (één) jaar, met verlenging van de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege onder de eerder opgelegde voorwaarden.
Deze beslissing is gegeven door
mr. I. Mannen, voorzitter,
mrs. L. Dolfing en A. Meester, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.E. van der Burg, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 juli 2019.