Hof Amsterdam, 28-10-2021, nr. 20/00231
ECLI:NL:GHAMS:2021:3636
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
28-10-2021
- Zaaknummer
20/00231
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2021:3636, Uitspraak, Hof Amsterdam, 28‑10‑2021; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2022:1162
Uitspraak 28‑10‑2021
Inhoudsindicatie
Naheffingsaanslag parkeerbelasting.
Partij(en)
GERECHTSHOF AMSTERDAM
kenmerk 20/00231
28 oktober 2021
uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] , woonachtig te [Z] , belanghebbende,
gemachtigde: G. Veldhuisen
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AMS 19/679 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, de heffingsambtenaar.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1.
De heffingsambtenaar heeft met dagtekening 13 september 2018 een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd van in totaal € 51,40 (€ 2,40 parkeerbelasting en € 49,- naheffingskosten).
1.2.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak van19 december 2018 het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
1.3.
De rechtbank heeft bij de uitspraak van 14 februari 2020 het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.4.
Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep heeft het Hof ontvangen op27 maart 2020 en is nader aangevuld bij brief van 4 mei 2020. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 oktober 2021. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2. Feiten
De heffingsambtenaar schrijft onder meer in zijn verweerschrift van 24 september 2020 het volgende:
“Gemachtigde is het niet eens met het oordeel van de rechtbank dat de gemeente het bezwaarschrift kennelijk niet-ontvankelijk kon verklaren, omdat de gronden van het beroep niet tijdig waren ingediend. Ook is eiser het niet eens met het feit dat hij niet is gehoord. Hij geeft aan ook nimmer akkoord te zijn gegaan met een telefonische hoorzitting.”
en:
“Eiser heeft een punt met de argumenten die hij aandraagt waarom de uitspraak op bezwaar niet kennelijk niet-ontvankelijk kon worden verklaard door de gemeente. Ook is het zo dat eiser in zijn bezwaarschrift niet heeft aangegeven akkoord te zijn met een telefonische hoorzitting. Ik verzoek u derhalve het hoger beroep gegrond te verklaren en de uitspraak op bezwaar te vernietigen en de zaak terug te verwijzen naar de gemeente om de bezwaarprocedure overnieuw te doen.”
3. Geschil in hoger beroep
Evenals bij de rechtbank is in hoger beroep in geschil of het bezwaar tegen de naheffingsaanslag terecht kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard.
4. Beoordeling Hof
Het Hof sluit zich aan bij het bovenstaande verzoek van de heffingsambtenaar (zie 2.), verklaart het hoger beroep gegrond en verwijst de zaak terug naar de heffingsambtenaar.
5. Kosten
5.1.
Het Hof ziet aanleiding voor een veroordeling van de heffingsambtenaar op de voet van artikel 8:75 jo. artikel 8:108 Awb in de door belanghebbende gemaakte (proces)kosten in bezwaar, beroep en hoger beroep. De voor vergoeding in aanmerking komende kosten zijn opgenomen in artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit).
5.2.
De heffingsambtenaar wordt met toepassing van het Besluit veroordeeld in de kosten van het bezwaar (1 punt à € 265), beroep (2 punten à € 748), hoger beroep (2 punten à € 748), alles met wegingsfactor 0,25. In totaal derhalve € 814,25.
6. Beslissing
Het Hof:
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank;
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- wijst de zaak terug naar de heffingsambtenaar;
- veroordeelt de heffingsambtenaar in de kosten van de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 814,25, indien dit bedrag niet tijdig wordt vergoed te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf vier weken na de het verzending van deze uitspraak tot de dag van de algehele voldoening;
- gelast de heffingsambtenaar aan belanghebbende te vergoeden het door hem in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van (€ 47 + € 131 =) € 178, indien dit bedrag niet tijdig wordt vergoed te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf vier weken na de het verzending van deze uitspraak tot de dag van de algehele voldoening.
De uitspraak is gedaan door mrs. A.M. van Amsterdam, voorzitter, M.J. Leijdekker en N. Djebali, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. J.H.E. Breman, als griffier. De beslissing is op 28 oktober 2021 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
Toelichting rechtsmiddelverwijzing
Per 15 april 2020 is digitaal procederen bij de Hoge Raad opengesteld. Niet-natuurlijke personen (daaronder begrepen publiekrechtelijke lichamen) en professionele gemachtigden zijn verplicht digitaal te procederen. Wie niet verplicht is om digitaal te procederen, kan op vrijwillige basis digitaal procederen. Hieronder leest u hoe een cassatieberoepschrift wordt ingediend.
Digitaal procederen
Het webportaal van de Hoge Raad is toegankelijk via “Login Mijn Zaak Hoge Raad” op www.hogeraad.nl. Informatie over de inlogmiddelen vindt u op www.hogeraad.nl.
Niet in Nederland wonende of gevestigde partijen of professionele gemachtigden hebben in beginsel geen geschikt inlogmiddel en kunnen daarom niet inloggen in het webportaal. Zij kunnen zo lang zij niet over een geschikt inlogmiddel kunnen beschikken, per post procederen.
Per post procederen
Alleen bepaalde personen mogen beroep in cassatie instellen per post in plaats van via het webportaal. Zij mogen dit bovendien alleen als zij zonder een professionele gemachtigde procederen. Het gaat om natuurlijke personen die geen ondernemer zijn en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Een professionele gemachtigde moet altijd digitaal procederen, ongeacht voor wie de gemachtigde optreedt. Degene die op papier mag procederen en dat ook wil, kan het beroepschrift in cassatie sturen aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.