Rb. Rotterdam, 07-07-2020, nr. 599658 / HA RK 20-679
ECLI:NL:RBROT:2020:6292
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
07-07-2020
- Zaaknummer
599658 / HA RK 20-679
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2020:6292, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 07‑07‑2020; (Wraking)
- Vindplaatsen
Uitspraak 07‑07‑2020
Inhoudsindicatie
Verzoeker niet-ontvankelijk in het wrakingsverzoek. Wraking op grond van een beslissing van de rechter, uitgesproken op regiezitting (via Skype) van 24 juni 2020 en inhoudende bepaling van inhoudelijke behandeling op 9 juli 2020. Verzoeker en zijn gemachtigde waren aanwezig op die zitting. Het verzoek tot wraking is eerst ingediend op 2 juli 2020 en dat kan niet worden aangemerkt als “zodra de feiten en omstandigheden aan verzoeker bekend zijn geworden”.
Partij(en)
Rechtbank Rotterdam
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 599658 / HA RK 20-679
Beslissing van 7 juli 2020
op het verzoek van
[naam verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
gemachtigde mr. G. Oberman,
strekkende tot wraking van:
mr. G.A.F.M. Wouters, senior rechter in de rechtbank Rotterdam, team kanton 2
(hierna: de rechter).
1. Het procesverloop en de processtukken
Op 24 juni 2020 heeft in de verzoekschriftprocedure van [naam vennootschap] B.V. als verzoekster tegen verzoeker als verweerder ten overstaan van de rechter een regiezitting plaatsgevonden. Deze zitting vond plaats via een digitale verbinding met het programma Skype voor bedrijven. Genoemde procedure heeft als kenmerk: 8495384 VZ VERZ 20-8678.
Op die zitting heeft de rechter beslist dat een mondelinge behandeling zal plaatsvinden op
9 juli 2020 om 13.30 uur, ook weer via een Skype verbinding.
Op 2 juli 2020 is ter griffie ingekomen een verzoekschrift van verzoeker, waarin wraking van de rechter wordt verzocht.
Aan de wrakingskamer is ter beschikking gesteld het dossier van de hiervoor omschreven procedure, waarin zich onder meer bevindt het proces-verbaal van de regiezitting van 24 juni 2020.
Verzoeker en zijn gemachtigde, de rechter en de gemachtigde van [naam vennootschap] B.V. zijn uitgenodigd voor de zitting van de wrakingskamer, alwaar het wrakingsverzoek is behandeld.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt bij brief van 3 juli 2020.
Het wrakingsverzoek is behandeld ter zitting van 7 juli 2020, door middel van een tweezijdig elektronisch communicatiemiddel (Skype) als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid. Aan die zitting hebben deelgenomen: verzoeker met zijn gemachtigde, de rechter en de gemachtigde van [naam vennootschap] B.V.. De gemachtigde van verzoeker en de rechter hebben ieder hun standpunt nader toegelicht.
2. De ontvankelijkheid van het verzoek
2.1.
In de eerste plaats is aan de orde de vraag of het wrakingsverzoek tijdig is gedaan, namelijk zodra de feiten en omstandigheden waarop het wrakingsverzoek is gegrond aan verzoeker bekend waren geworden – zoals artikel 37 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) vereist.
2.2.
De wrakingskamer is van oordeel dat dit niet het geval is en overweegt daartoe het volgende. Verzoeker heeft aan zijn verzoek tot wraking ten grondslag gelegd de beslissing van de rechter, uitgesproken op de regiezitting van 24 juni 2020, inhoudende dat een mondelinge behandeling van de zaak zou gaan plaatsvinden op 9 juli 2020 te 13.30 uur via Skype. Verzoeker was, bijgestaan door zijn gemachtigde, op die regiezitting tegenwoordig en heeft bij die gelegenheid kennis genomen van die beslissing.
Het is vaste jurisprudentie dat de zinsnede “zodra de feiten en omstandigheden bekend zijn” betekent dat een wraking dient te worden gedaan onmiddellijk na het bekend worden van de feitelijke grond tot wraking, waarbij een korte tijd voor beraad acceptabel is.
In dit geval is die termijn ruimschoots overschreden. De gewraakte beslissing van de rechter heeft zich immers voorgedaan ter zitting van 24 juni 2020, terwijl het verzoek tot wraking eerst is ingediend op 2 juli 2020.
2.3
Verzoeker heeft aangevoerd dat de hiervoor bedoelde termijnoverschrijding verschoonbaar is, omdat – kort samengevat – een wrakingverzoek niet lichtvaardig moet worden ingediend, maar de beslissing tot het indienen daarvan gedegen moet worden afgewogen en dat daartoe eerst het noodzakelijke onderzoek moet worden gedaan, waarna een verzoekschrift tot wraking ook zorgvuldig en goed gemotiveerd moet worden opgesteld.
Naar het oordeel van de wrakingskamer had echter ook binnen deze context van verzoeker – die werd bijgestaan door een advocaat als gemachtigde – mogen worden verwacht dat hij het verzoek tot wraking uiterlijk binnen enkele dagen na de zitting van 24 juni 2020 zou doen. Het indienen van het verzoek na acht dagen kan niet worden aangemerkt als “zodra de feiten of omstandigheden bekend zijn geworden”.
2.4
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat verzoeker niet ontvankelijk dient te worden verklaard in het wrakingsverzoek.
2.5
Ten overvloede overweegt de wrakingskamer nog het volgende:
Indien verzoeker wel ontvankelijk zou zijn geweest in zijn verzoek tot wraking van de rechter, zou dit verzoek zijn afgewezen. Immers hetgeen verzoeker aan zijn verzoek ten grondslag heeft gelegd past niet binnen de door de Hoge Raad in haar arrest van 25 september 2018 (ECLI:NL:HR:2018:1413) opgenomen toetsingskader voor de toewijzing van een wrakingsverzoek naar aanleiding van een processuele beslissing van de rechter.
3. De beslissing
De rechtbank:
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking van mr. G.A.F.M. Wouters.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.P. Hameete, voorzitter, mr. M.G.L. de Vette en
mr. N. Doorduijn, rechters en door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting
van 7 juli 2020 in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier.
Verzonden op:
aan:
- verzoeker
- mr. G. Oberman
- mr. G.A.F.M. Wouters
- mr. A.D. Putker-Blees