Einde inhoudsopgave
Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Slovenië inzake sociale zekerheid
Artikel 28 Bepalingen inzake het Nederlandse ouderdomspensioen
Geldend
Geldend vanaf 01-05-2003
- Bronpublicatie:
22-03-2000, Trb. 2001, 20 (uitgifte: 02-02-2001, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-05-2003
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-05-2003, Trb. 2003, 66 (uitgifte: 01-01-2003, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Verdragenrecht
Internationale sociale zekerheid / Algemeen
1.
In geval van ouderdom stelt het Nederlandse verzekeringsorgaan het pensioen rechtstreeks en uitsluitend vast op basis van de krachtens de Nederlandse wetgeving inzake ouderdomsverzekering vervulde verzekeringstijdvakken.
2.
De in artikel 13, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet (AOW) bedoelde korting wordt niet toegepast op kalenderjaren of delen daarvan vóór de inwerkingtreding van dit Verdrag gedurende welke een gehuwde vrouw of een weduwe tussen haar vijftiende en vijfenzestigste levensjaar, en wonend in Slovenië, niet verzekerd was krachtens bovengenoemde wet voor zover de kalenderjaren of delen daarvan samenvallen met door haar echtgenoot gedurende hun huwelijk krachtens die wetgeving vervulde verzekeringstijdvakken.
In afwijking van artikel 7 van de AOW wordt een dergelijke vrouw beschouwd als rechthebbende op een pensioen.
3.
De in artikel 13, tweede lid, van de AOW bedoelde korting wordt niet toegepast op kalenderjaren of delen daarvan vóór de inwerkingtreding van dit Verdrag gedurende welke de gehuwde vrouw van de gepensioneerde in Slovenië woonde tussen haar vijftiende en vijfenzestigste levensjaar, en niet verzekerd was krachtens bovengenoemde wetgeving voor zover de kalenderjaren of delen daarvan samenvallen met door haar echtgenoot gedurende hun huwelijk krachtens die wetgeving vervulde verzekeringstijdvakken.
4.
De bepalingen bedoeld in het tweede en het derde lid van dit artikel worden uitsluitend toegepast indien de belanghebbende gedurende zes jaar op het grondgebied van Slovenië of Nederland heeft gewoond na het bereiken van de leeftijd van 59 jaar en voor de duur dat die persoon op het grondgebied van een van de Verdragsluitende Partijen woont.
5.
In afwijking van het bepaalde in artikel 45, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet (AOW), en artikel 63, eerste lid, van de Algemene Nabestaandenwet (ANW), is de echtgenoot/echtgenote van een werknemer die valt onder de verplichte verzekeringsregeling en woont in Slovenië gerechtigd krachtens die wetgeving een vrijwillige verzekering af te sluiten, maar slechts voor de tijdvakken na de inwerkingtreding van dit Verdrag gedurende welke de werknemer verplicht verzekerd is of was krachtens bovengenoemde wetgeving. Dit recht vervalt op de datum van beëindiging van de verplichte verzekering van de werknemer.
Bovengenoemd recht vervalt echter niet wanneer de verplichte verzekering van de werknemer wordt beëindigd als gevolg van zijn overlijden en wanneer zijn weduwe uitsluitend een pensioen krachtens de Nederlandse Algemene Nabestaandenwet (ANW) ontvangt.
Het recht inzake vrijwillige verzekering vervalt in elk geval op de datum waarop de vrijwillig verzekerde de leeftijd van 65 jaar bereikt.
De premie die dient te worden betaald voor bovengenoemde vrijwillige verzekering wordt voor de echtgenoot/echtgenote van een werknemer die verplicht verzekerd is krachtens de AOW en de ANW vastgesteld overeenkomstig de bepalingen inzake de vaststelling van de premie voor de verplichte verzekering, mits zijn of haar inkomsten geacht worden in Nederland te zijn genoten.
6.
Het in het vijfde lid van dit artikel bedoelde recht wordt alleen toegekend indien de echtgenoot/echtgenote van een werknemer de Sociale Verzekeringsbank uiterlijk een jaar na aanvang van het tijdvak van de verplichte verzekering in kennis heeft gesteld van het voornemen een vrijwillige verzekering af te sluiten.
Voor de echtgenoot/echtgenote van een werknemer die verplicht verzekerd was onmiddellijk voorafgaand aan of op de datum van inwerkingtreding van dit Verdrag, vangt de periode van een jaar aan op de datum van inwerkingtreding van dit Verdrag.
7.
De in het tweede en derde lid van dit artikel bedoelde bepalingen zijn niet van toepassing op tijdvakken die samenvallen met tijdvakken die in aanmerking kunnen worden genomen voor de berekening van pensioenrechten krachtens de wetgeving die van toepassing is op ouderdomspensioenen in een andere staat dan Nederland, of voor tijdvakken gedurende welke de belanghebbende een ouderdomspensioen ontving krachtens die wetgeving.
8.
Het in het tweede en het derde lid van dit artikel bepaalde wordt alleen toegepast op de echtgenoot/echtgenote die een vrijwillige verzekering heeft afgesloten krachtens de Nederlandse wetgeving overeenkomstig het vijfde lid van dit artikel.