Einde inhoudsopgave
Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting
Artikel 10 Incidenten
Geldend
Geldend vanaf 01-01-1999
- Bronpublicatie:
24-12-1998, Stcrt. 1998, 247 (uitgifte: 24-12-1998, regelingnummer: 733726/98/DJI)
- Inwerkingtreding
01-01-1999
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-12-1998, Stcrt. 1998, 247 (uitgifte: 24-12-1998, regelingnummer: 733726/98/DJI)
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Tenuitvoerlegging
Penitentiair recht / Algemeen
Strafprocesrecht (V)
1.
Indien zich tijdens het verlof een incident voordoet, kan de directeur, afhankelijk van de aard van het incident en het verlof, en de bestemming van de inrichting:
- a.
het volgende verlof geheel of gedeeltelijk intrekken of niet verlenen,
- b.
bij het volgende verlof bijzondere voorwaarden opleggen,
- c.
de gedetineerde intern overplaatsen, of
- d.
overplaatsing naar een andere afdeling of inrichting adviseren.
2.
Van een incident als bedoeld in het eerste lid is in elk geval sprake wanneer de gedetineerde:
- a.
tijdens het verlof buiten de inrichting betrokken is bij een verstoring van de openbare orde of een strafbaar feit;
- b.
verwijtbaar te laat of niet in de inrichting terugkeert;
- c.
onder invloed van alcohol of verdovende middelen in de inrichting terugkeert;
- d.
bij terugkeer in de inrichting contrabande met zich meevoert.
3.
Onverminderd de verplichting om het incident elders te signaleren, worden gegevens over incidenten tijdens verlof opgenomen in het penitentiair dossier.