Einde inhoudsopgave
Tijdelijke wet inframarginale elektriciteitsheffing
Artikel 21 naheffing, teruggaaf en verjaring
Geldend
Geldend vanaf 25-07-2024. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 01-12-2022
- Bronpublicatie:
17-07-2024, Stb. 2024, 224 (uitgifte: 24-07-2024, kamerstukken: 36453)
- Inwerkingtreding
25-07-2024, terugwerkend tot: 01-12-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-07-2024, Stb. 2024, 224 (uitgifte: 24-07-2024, kamerstukken: 36453)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Financiën
- Vakgebied(en)
Milieubelastingen / Energiebelasting
Energierecht / Energieopwekking
1.
Indien de belasting die op aangifte behoort te worden voldaan geheel of gedeeltelijk niet is betaald, of indien te veel is betaald, heft de inspecteur, in afwijking in zoverre van artikel 20, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de te weinig geheven belasting na, respectievelijk verleent de inspecteur teruggaaf van hetgeen te veel is geheven.
2.
Indien een nieuw marktinkomstenverslag is ingediend overeenkomstig artikel 14 of de som van de belastbare marktinkomsten ambtshalve door Onze Minister voor Klimaat en Energie is vastgesteld overeenkomstig artikel 15 en onherroepelijk is geworden, met als gevolg dat:
- a.
te weinig is geheven, dan heft de inspecteur de te weinig geheven belasting na;
- b.
te veel is geheven, dan verleent de inspecteur teruggaaf van de te veel geheven belasting.
3.
De vaststelling van de naheffingsaanslag of de teruggaafbeschikking, bedoeld in het tweede lid, geschiedt binnen twaalf weken na het tijdstip waarop het nieuwe marktinkomstenverslag is ingediend of de ambtshalve vaststelling van de som van de belastbare marktinkomsten onherroepelijk is geworden.
4.
Indien het tijdstip waarop een nieuw marktinkomstenverslag, bedoeld in artikel 5, tweede lid, onderdeel a, wordt ingediend, is gelegen na het verloop van vijf jaren na het einde van het kalenderjaar waarin de belastingschuld inzake de inframarginale elektriciteitsheffing is ontstaan of de teruggaaf is verleend, vervalt de bevoegdheid tot het opleggen van een naheffingsaanslag, bedoeld in artikel 20 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, of het verlenen van teruggaaf twaalf weken na het indienen van dit marktinkomstenverslag.
5.
Indien het tijdstip waarop de ambtshalve vaststelling van de som van de belastbare marktinkomsten, bedoeld in artikel 5, tweede lid, onderdeel b, onherroepelijk is geworden, is gelegen na het verloop van vijf jaren na het einde van het kalenderjaar waarin de belastingschuld inzake de inframarginale elektriciteitsheffing is ontstaan of de teruggaaf is verleend, vervalt de bevoegdheid tot het opleggen van een naheffingsaanslag, bedoeld in artikel 20 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen of het verlenen van teruggaaf twaalf weken na het hiervoor bedoelde tijdstip.
6.
De teruggaaf, bedoeld in het eerste lid, tweede lid, onderdeel b, vierde of vijfde lid wordt vastgesteld bij voor bezwaar vatbare beschikking.