Einde inhoudsopgave
Facultatief Protocol bij het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing
Artikel 5
Geldend
Geldend vanaf 22-06-2006
- Redactionele toelichting
Dit artikel is gecorrigeerd via een rectificatie (Trb. 2010, 273).
- Bronpublicatie:
18-12-2002, Trb. 2006, 64 (uitgifte: 24-03-2006, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
22-06-2006
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-12-2002, Trb. 2006, 64 (uitgifte: 24-03-2006, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
1.
Het Subcomité ter Preventie bestaat uit tien leden. Na de vijftigste bekrachtiging van of toetreding tot dit Protocol, zal het aantal leden van het Subcomité ter Preventie toenemen tot vijfentwintig.
2.
De leden van het Subcomité ter Preventie worden gekozen uit personen van hoogstaand zedelijk karakter bekend wegens hun beroepservaring op het gebied van de rechtsbedeling, in het bijzonder van het strafrecht, het gevangeniswezen of de politie, of op de verschillende gebieden die betrekking hebben op de behandeling van mensen die van hun vrijheid zijn beroofd.
3.
Bij de samenstelling van het Subcomité ter Preventie dient voldoende acht te worden geslagen op een billijke geografische verdeling en vertegenwoordiging van de uiteenlopende beschavingen en rechtsstelsels van de Staten die Partij zijn.
4.
Bij de samenstelling dient tevens rekening te worden gehouden met een evenwichtige vertegenwoordiging van de seksen op basis van de beginselen van gelijkheid en non-discriminatie.
5.
In het Subcomité ter Preventie mogen geen twee onderdanen van dezelfde Staat zitting nemen.
6.
De leden van het Subcomité ter Preventie nemen op persoonlijke titel zitting, zijn onafhankelijk, onpartijdig en beschikbaar om op doeltreffende wijze in het Subcomité te fungeren.