Einde inhoudsopgave
Kaderwet dienstplicht
Artikel 26 Diensteindiging
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2020
- Redactionele toelichting
Bij de inwerkingtreding van deze wet is dit artikel opgeschort.
- Bronpublicatie:
03-10-2018, Stb. 2019, 160 (uitgifte: 25-04-2019, kamerstukken: 34764)
- Inwerkingtreding
01-01-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-05-2019, Stb. 2019, 234 (uitgifte: 28-06-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Defensie
- Vakgebied(en)
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
De uit deze wet voortvloeiende verplichtingen zijn niet langer van toepassing
- a.
voor zover de dienstplichtige in werkelijke dienst
- 1°
blijkt voorgoed ongeschikt te zijn;
- 2°
van de dienst wordt uitgesloten;
- 3°
door herhaald wangedrag blijkt ongevoelig te zijn voor bestraffing ingevolge de Wet militair tuchtrecht en deswege niet in de dienst kan worden gehandhaafd; of
- 4°
blijkens een verdrag niet tot dienstplicht is verplicht;
- b.
zodra de dienstplichtige in werkelijke dienst
- 1°
het Nederlanderschap verliest; of
- 2°
een tegen deze gewezen rechterlijke uitspraak waarbij de bijkomende straf van ontzetting uit het recht om bij de gewapende macht te dienen is opgelegd zonder dat daarbij is bepaald dat deze straf geheel of gedeeltelijk niet ten uitvoer zal worden gelegd, in kracht van gewijsde is gegaan.