Einde inhoudsopgave
Administratieve Schikking voor de toepassing van het Verdrag van 30 november 1979 betreffende de sociale zekerheid van Rijnvarenden
Artikel 74 Gezins- of kinderbijslagen voor kinderen die ten laste komen van een rechthebbende op een pensioen of rente en voor wezen
Geldend
Geldend vanaf 01-12-1987
- Bronpublicatie:
26-11-1987, Trb. 1988, 63 (uitgifte: 07-06-1988, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-12-1987
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-12-1987, Trb. 1987, 191 (uitgifte: 24-12-1987, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Afhankelijke geldigheid
Treedt tegelijk in werking met het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van Rijnvarenden (Trb. 1981, 43).
- Vakgebied(en)
Internationale sociale zekerheid / Algemeen
1.
Om in aanmerking te komen voor bijslagen krachtens artikel 66, artikel 67 of artikel 68 van het Verdrag richt de belanghebbende een aanvraag tot het bevoegde orgaan. Indien de aanvrager op het grondgebied van een andere Verdragsluitende Partij woont dan die waar het bevoegde orgaan gevestigd is, kan hij zijn aanvraag ook richten tot het orgaan van zijn woonplaats, dat de aanvraag aan het bevoegde orgaan doorzendt onder opgave van de datum waarop de aanvraag werd ingediend. Deze datum wordt beschouwd als de datum waarop de aanvraag bij het bevoegde orgaan werd ingediend.
2.
Ter ondersteuning van zijn aanvraag overlegt de belanghebbende een bewijsstuk betreffende de gezinsleden die hun woonplaats hebben op het grondgebied van een andere Verdragsluitende Partij dan die waar het bevoegde orgaan zich bevindt. Dit bewijsstuk wordt afgegeven hetzij door de inzake burgerlijke stand bevoegde autoriteiten van deze Partij, hetzij door een orgaan dat is aangewezen door de bevoegde autoriteit van genoemde Partij. Het bewijsstuk moet jaarlijks worden vernieuwd.
3.
Het vorige lid is van overeenkomstige toepassing op wezen die hun woonplaats hebben op het grondgebied van een andere Verdragsluitende Partij dan die waar het bevoegde orgaan zich bevindt.
4.
In de gevallen genoemd in artikel 66, derde lid, sub b) of artikel 67, derde lid, sub b) van het Verdrag, zendt het orgaan van de woonplaats de aanvraag vergezeld van alle noodzakelijke stukken en gegevens onverwijld door aan het orgaan van de Verdragsluitende Partij, aan de wetgeving waarvan de rechthebbende op een pensioen of rente of de overleden rijnvarende het langst onderworpen is geweest. Er moet, onder dezelfde voorwaarden, eventueel worden teruggegaan tot het orgaan van de Verdragsluitende Partij aan de wetgeving waarvan de rechthebbende op een pensioen of rente of overleden rijnvarende het kortst onderworpen is geweest.