Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsregeling visserij
Artikel 55
Geldend
Geldend vanaf 04-07-2015
- Bronpublicatie:
30-06-2015, Stcrt. 2015, 18860 (uitgifte: 03-07-2015, regelingnummer: WJZ/14156864)
- Inwerkingtreding
04-07-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-06-2015, Stcrt. 2015, 18860 (uitgifte: 03-07-2015, regelingnummer: WJZ/14156864)
- Vakgebied(en)
Agrarisch recht (V)
Gezondheidsrecht / Bijzondere onderwerpen
Dierenrecht / Algemeen
1.
Het verbod, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van het Reglement voor de binnenvisserij 1985, is niet van toepassing op de visrechthebbende en de houder van een schriftelijk toestemming, die:
- a.
beschikt over minimaal 250 hectare viswater en daarmee inkomsten uit de visserij genereert van minimaal € 8.500,‒ bruto per jaar;
- b.
zich daartoe heeft gemeld bij de Minister;
- c.
de melding, bedoeld in onderdeel b, vergezeld heeft doen gaan van een assurance-rapport van een registeraccountant of een accountant-administratieconsulent waaruit blijkt dat in het kalenderjaar voorafgaande aan de melding is voldaan aan het criterium, bedoeld in onderdeel a, en
- d.
voorts telkens éénmaal in de vier jaar, te rekenen vanaf de melding, bedoeld in onderdeel b, de Minister een rapport heeft doen toekomen als bedoeld in onderdeel c, waaruit blijkt dat in het kalenderjaar voorafgaande aan de toezending van het assurance-rapport nog steeds is voldaan aan het criterium, bedoeld in onderdeel a.
2.
Het verbod, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van het Reglement voor de binnenvisserij 1985, is niet van toepassing op het vissen in een binnen een afgesloten erf gelegen viswater, dat geen voor het doorlaten van vis geschikte verbinding met andere wateren bezit, alsmede op het vissen in een viskwekerij.
3.
Bij de bepaling van het areaal, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt mede begrepen het oppervlak aan viswater waarvoor vergunning is verleend ingevolge de artikelen 12 en 36, met uitzondering van het viswater waarvoor vergunning is verleend voor recreatief vissen voor uitsluitend eigen gebruik met maximaal twee fuiken of met beperkte lengte hoekwant tot maximaal 200 meter, of met beperkte lengte staand want tot maximaal 150 meter.
4.
In afwijking van het eerste lid, aanhef en onderdelen c en d, kan een rapport als bedoeld in die onderdelen gezamenlijk voor ten minste tien verschillende meldingen worden ingediend, indien uit dat rapport blijkt dat ten aanzien van ten minste 25% van degenen waarop de aanvraag ziet door de accountant bij wijze van steekproef is vastgesteld dat aan de criteria, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, is voldaan.
5.
Het aantal personen waarvan op grond van het vierde lid bij wijze van steekproef de gegevens wordt gecontroleerd, wordt, in voorkomend geval, afgerond op het naaste hele getal.