RvdW 2011/262
Moet de overeenkomst tussen partijen die strekt tot het verrichten van werk tegen betaling worden gekwalificeerd als een arbeidsovereenkomst of als een overeenkomst van opdracht? Bewijsvermoeden van art. 7:610a BW. Bewijswaardering. Cassatieberoep verworpen met toepassing van art. 81 RO.
HR 11-02-2011, ECLI:NL:HR:2011:BO9573
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
11 februari 2011
- Magistraten
Mrs. J.B. Fleers, A.M.J. van Buchem-Spapens, J.C. van Oven, F.B. Bakels, C.A. Streefkerk
- Zaaknummer
09/04243
- Conclusie
A-G Keus
- LJN
BO9573
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht (V)
Arbeidsrecht / Arbeidsovereenkomstenrecht
Verbintenissenrecht (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2011:BO9573, Uitspraak, Hoge Raad, 11‑02‑2011
ECLI:NL:PHR:2011:BO9573, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 24‑12‑2010
Essentie
Moet de overeenkomst tussen partijen die strekt tot het verrichten van werk tegen betaling worden gekwalificeerd als een arbeidsovereenkomst of als een overeenkomst van opdracht? Bewijsvermoeden van art. 7:610a BW. Bewijswaardering. Cassatieberoep verworpen met toepassing van art. 81 RO.
Partij(en)
Het kerkgenootschap Nederlands-Israëlietische hoofdsynagoge, te Amsterdam, eiseres tot cassatie, adv.: mr. H.J.W. Alt,
tegen
[Verweerder], te [woonplaats], verweerder in cassatie, adv.: mr. R.F. Thunnissen.
Conclusie
Conclusie A-G mr. Keus:
Het gaat in deze zaak om de vraag of de overeenkomst tussen partijen die strekt tot het verrichten van werk tegen betaling als een arbeidsovereenkomst ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.