Einde inhoudsopgave
Overeenkomst betreffende een eengemaakt octrooigerecht
Artikel 33 Bevoegdheid van de divisies van het Gerecht van Eerste Aanleg
Geldend
Geldend vanaf 01-06-2023
- Bronpublicatie:
19-02-2013, Trb. 2016, 1 (uitgifte: 18-01-2016, kamerstukken/regelingnummer: -)
19-02-2013, Trb. 2013, 92 (uitgifte: 30-05-2013, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-06-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-08-2023, Trb. 2023, 98 (uitgifte: 16-08-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
16-08-2023, Trb. 2023, 98 (uitgifte: 16-08-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Instituties
Intellectuele-eigendomsrecht / Octrooirecht
EU-recht / Rechtsbescherming
Staatsrecht / Rechtspraak
1.
Onverminderd het zevende lid van dit artikel worden de in artikel 32, eerste lid, onder a), c), f) en g) bedoelde vorderingen ingesteld bij:
- a.
de lokale divisie op het grondgebied van de overeenkomstsluitende lidstaat waar de feitelijke inbreuk of dreigende inbreuk zich heeft voorgedaan of zich kan voordoen, of de regionale divisie waaraan die overeenkomstsluitende lidstaat deelneemt; of
- b.
de lokale divisie op het grondgebied van de overeenkomstsluitende lidstaat waar de verweerder of, in het geval van meerdere verweerders, een van de verweerders zijn woonplaats of zijn hoofdvestiging heeft of, bij gebreke daarvan, zijn vestiging heeft, of de regionale divisie waaraan die overeenkomstsluitende lidstaat deelneemt. Tegen meerdere verweerders kan uitsluitend een vordering worden ingesteld als tussen hen een commerciële relatie bestaat en de vordering op dezelfde vermeende inbreuk betrekking heeft.
Vorderingen als bedoeld in artikel 32, eerste lid, onder h), worden overeenkomstig het eerste lid, onder b), bij de lokale of regionale divisie ingesteld.
Vorderingen tegen verweerders die hun woonplaats of zijn hoofdvestiging of, bij gebreke daarvan, hun vestiging buiten het grondgebied van de overeenkomstsluitende lidstaten hebben, worden overeenkomstig het eerste lid, onder a), bij de lokale of regionale divisie of bij de centrale divisie ingesteld.
Indien er op het grondgebied van de betrokken overeenkomstsluitende lidstaat geen lokale divisie is en deze niet aan een regionale divisie deelneemt, wordt de vordering bij de centrale divisie ingesteld.
2.
Indien een vordering als bedoeld in artikel 32, eerste lid, onder a), c), f), g) of h), bij een divisie van het Gerecht van Eerste Aanleg aanhangig is, mag tussen dezelfde partijen met betrekking tot hetzelfde octrooi geen vordering als bedoeld in artikel 32, eerste lid, onder a), c), f), g) of h) bij een andere divisie worden ingesteld.
Indien een vordering als bedoeld in artikel 32, eerste lid, onder a), bij een regionale divisie aanhangig is en de inbreuk op het grondgebied van drie of meer regionale divisies is gepleegd, verwijst de desbetreffende regionale divisie de zaak op verzoek van de verweerder naar de centrale divisie.
Indien een vordering tussen dezelfde partijen over hetzelfde octrooi bij verscheidene divisies is ingesteld, is de divisie waar de vordering het eerst is ingesteld bevoegd voor de gehele zaak, en verklaren de divisies waar de vordering later is ingesteld deze overeenkomstig het procesreglement niet-ontvankelijk.
3.
Indien een vordering wegens inbreuk als bedoeld in artikel 32, eerste lid, onder a) aanhangig is, kan een reconventionele vordering tot nietigverklaring als bedoeld in artikel 32, eerste lid, onder e), worden ingesteld. De desbetreffende lokale of regionale divisie heeft, na de partijen te hebben gehoord, de keuze om:
- a.
zowel de inbreukvordering als de reconventionele nietigheidsvordering te behandelen en de president van het Gerecht van Eerste Aanleg te verzoeken overeenkomstig artikel 18, derde lid, uit de pool van rechters een technisch geschoolde rechter met kwalificaties en ervaring op het desbetreffende gebied van de technologie toe te wijzen;
- b.
de reconventionele nietigheidsvordering naar de centrale divisie te verwijzen en de inbreukprocedure te behandelen of aan te houden; of
- c.
met instemming van de partijen de zaak ter afdoening naar de centrale divisie te verwijzen.
4.
De in artikel 32, eerste lid, onder b) en d), bedoelde vorderingen worden bij de centrale divisie ingesteld. Deze vorderingen kunnen echter, indien een inbreukvordering in de zin van artikel 32, eerste lid, onder a), tussen dezelfde partijen over hetzelfde octrooi bij een lokale of regionale divisie is ingesteld, uitsluitend bij dezelfde lokale of regionale divisie worden ingesteld.
5.
Indien bij de centrale divisie een nietigheidsvordering als bedoeld in artikel 32, eerste lid, onder d), aanhangig is, kan een inbreukvordering als bedoeld in artikel 32, eerste lid, onder a), tussen dezelfde partijen met betrekking tot hetzelfde octrooi, bij elke divisie overeenkomstig het eerste lid van dit artikel of bij de centrale divisie worden ingesteld. De desbetreffende lokale of regionale divisie heeft de keuze overeenkomstig het derde lid van dit artikel te handelen.
6.
Een vordering tot verklaring van niet-inbreuk als bedoeld in artikel 32, eerste lid, onder b), die aanhangig is bij de centrale divisie, wordt aangehouden indien binnen drie maanden na de datum waarop de vordering bij de centrale divisie is ingesteld, bij een lokale of regionale divisie tussen dezelfde partijen of tussen de houder van een exclusieve licentie en de partij die een verklaring van niet-inbreuk vordert, met betrekking tot hetzelfde octrooi een inbreukvordering als bedoeld in artikel 32, eerste lid, onder a), wordt ingesteld.
7.
De partijen kunnen bij vorderingen als bedoeld in artikel 32, eerste lid, onder a) tot en met h), overeenkomen hun vordering in te stellen bij de divisie van hun keuze, waaronder de centrale divisie.
8.
De in artikel 32, eerste lid, onder d) en e), bedoelde vorderingen kunnen worden ingesteld zonder dat de eiser bij het Europees Octrooibureau oppositie hoeft in te stellen.
9.
De in artikel 32, eerste lid, onder i), bedoelde vorderingen worden ingesteld bij de centrale divisie.
10.
Een partij stelt het Gerecht in kennis van elke herroepings-, beperkings- of oppositieprocedure die, en van elk verzoek om versnelde behandeling dat, bij het Europees Octrooibureau aanhangig is. Het Gerecht kan de procedure opschorten indien een spoedige beslissing van het Europees Octrooibureau te verwachten is.