Einde inhoudsopgave
Besluit zorgverzekering
Artikel 3.20 [Voorlopige vaststelling]
Geldend
Geldend vanaf 21-09-2022. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 01-01-2022
- Bronpublicatie:
06-09-2022, Stb. 2022, 363 (uitgifte: 20-09-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
21-09-2022, terugwerkend tot: 01-01-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
06-09-2022, Stb. 2022, 363 (uitgifte: 20-09-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid ziektekosten / Zorgverzekering
1.
Het Zorginstituut kan het normatieve bedrag, bedoeld in artikel 3.18, en de vereveningsbijdrage, bedoeld in artikel 3.19, ten behoeve van een zorgverzekeraar voorlopig vaststellen.
2.
Het Zorginstituut kan bij een voorlopige vaststelling als bedoeld in het eerste lid de nacalculatie, bedoeld in artikel 3.15, achterwege laten.
3.
Het Zorginstituut past bij een voorlopige vaststelling als bedoeld in het eerste lid indien dat instituut de hogekostencompensatie, bedoeld in artikel 3.12a, achterwege heeft gelaten, in afwijking van artikel 3.16, dat artikel toe op het verschil tussen enerzijds het na toepassing van artikel 3.12 resulterende deelbedrag voor het cluster ‘kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg’, en anderzijds de gerealiseerde kosten voor dat cluster.
4.
Artikel 3.19, zevende lid, is van overeenkomstige toepassing.