De aanmerkelijkbelangregeling in internationaal perspectief
Einde inhoudsopgave
De aanmerkelijkbelangregeling in internationaal perspectief (FM nr. 123) 2007/6.0:6.0 Introductie
De aanmerkelijkbelangregeling in internationaal perspectief (FM nr. 123) 2007/6.0
6.0 Introductie
Documentgegevens:
Mr. dr. F.G.F. Peters, datum 01-03-2007
- Datum
01-03-2007
- Auteur
Mr. dr. F.G.F. Peters
- JCDI
JCDI:ADS368724:1
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting / Buitenlands belastingplichtige
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Internationaal belastingrecht / Heffingsbevoegdheid
Internationaal belastingrecht / Belastingverdragen
Belastingrecht algemeen / Algemeen
Europees belastingrecht / Algemeen
Vennootschapsbelasting / Belastingplichtige
Inkomstenbelasting / Aanmerkelijk belang (box 2)
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
In hoofdstuk 3 tot en met 5 is beoordeeld in hoeverre de buitenlandse belastingplicht voor het aanmerkelijk belang op basis van de vestigingsplaatsfictie effect heeft onder de belastingverdragen en de BRK. In dit hoofdstuk volgt een beschouwing over die andere belangrijke vraag, te weten of belastingverdragen (en de BRK) aan de effectuering van de Nederlandse exitheffingen in de weg staan.
De emigratieheffing en de heffing bij zetelverplaatsing knopen aan bij de verplaatsing van de woonplaats van de aanmerkelijkbelanghouder respectievelijk van de werkelijke leiding van de vennootschap naar het buitenland. De heffingen zijn in het leven geroepen om in geval van vestiging in een verdragsstaat van de aanmerkelijkbelanghouder en zijn vennootschap de afrekening over de in de Nederlandse periode ontstane aanmerkelijkbelangclaim zeker te stellen, niettegenstaande de eventuele omstandigheid dat het desbetreffende belastingverdrag de heffingsbevoegdheid over aanmerkelijkbelangwinst toewijst aan de nieuwe woonstaat.
Bij emigratie naar een niet-verdragsstaat zal de emigratieheffing van artikel 4.16, lid 1, letter h, Wet IB 2001 zonder meer kunnen worden toegepast. Na toepassing van de emigratieheffing wordt de aanmerkelijkbelanghouder buitenlands belastingplichtig ter zake van inkomen uit aanmerkelijk belang, ingeval de vennootschap (fictief) in Nederland is gevestigd. Indien de in een niet-verdragsstaat wonende buitenlands belastingplichtige aanmerkelijkbelanghouder de werkelijke leiding van de vennootschap uit Nederland verplaatst, zal moeten worden afgerekend op de voet van artikel 7.5, lid 7, Wet IB 2001. Indien en voor zolang de vennootschap onder de werking van de vestigingsplaatsfictie valt, blijft de aanmerkelijkbelanghouder bovendien buitenlands belastingplichtig. Dubbele Nederlandse heffing over vervreemdingsvoordelen wordt in beide gevallen voorkomen doordat de verkrijgingsprijs van het aanmerkelijk belang voor de buitenlandse belastingplicht na toepassing van de emigratieheffing en/of zetelverplaatsingheffing wordt opgehoogd op de voet van artikel 7.6, lid 1 en 2, Wet IB 2001. In voorkoming van dubbele heffing over reguliere voordelen wordt voorzien door de kwijtscheldingsbepaling van artikel 26, lid 4, Inv.wet 1990. Internationale dubbele heffing over vervreemdingsvoordelen wordt met ingang van 2005 in niet-verdragssituaties niet meer opgeheven; de kwijtschelding van artikel 26, lid 5, letter b, Inv.wet 1990 geldt uitsluitend indien het heffingsrecht op grond van een belastingverdrag of de BRK aan een ander land toekomt.
Bij emigratie naar een verdragsstaat of een van de andere landen van het Koninkrijk, eventueel gevolgd door zetelverplaatsing, is het de vraag of het toepasselijke belastingverdrag of de BRK aan de Nederlandse heffing in de weg staat, waarbij het voor de emigratieheffing bovendien de vraag is of het belastingverdrag dan wel de BRK überhaupt aan de orde komt, aangezien deze heffing plaatsvindt op een moment waarop de aanmerkelijkbelanghouder nog binnenlands belastingplichtig is. De emigratieheffing wordt behandeld in paragraaf 6.1 en de zetelverplaatsingheffing in paragraaf 6.2. Beide paragrafen worden afgesloten met een conclusie.