Rb. Limburg, 08-11-2017, nr. 6100594/AZ/17-128 08112017
ECLI:NL:RBLIM:2017:10808
- Instantie
Rechtbank Limburg
- Datum
08-11-2017
- Zaaknummer
6100594/AZ/17-128 08112017
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBLIM:2017:10808, Uitspraak, Rechtbank Limburg, 08‑11‑2017; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
AR 2017/6003
AR-Updates.nl 2017-1413
GZR-Updates.nl 2018-0150
VAAN-AR-Updates.nl 2017-1413
Uitspraak 08‑11‑2017
Inhoudsindicatie
Verzoek tot ontbinding van arbeidsovereenkomst; Verwijtbaar handelen werknemer? Verstoorde arbeidsrelatie?
Partij(en)
RECHTBANK LIMBURG
Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 6100594 \ AZ VERZ 17-128
Beschikking van de kantonrechter van 8 november 2017
in de zaak van:
de stichting STICHTING KONINKLIJKE VISIO, EXPERTISECENTRUM VOOR SLECHTZIENDE EN BLINDE MENSEN,
gevestigd te Amsterdam,
werkgever
gemachtigde mr. N. Mauer,
verzoekende partij in het verzoek, verwerende partij in het voorwaardelijk tegenverzoek,
tegen:
[de werkneemster] ,
wonend [adres werkneemster] ,
[woonplaats werkneemster] ,
werkneemster
gemachtigde mr. R. [A] ,verwerende partij in het verzoek, verzoekende partij in het voorwaardelijk tegenverzoek.
Partijen zullen hierna Visio en [de werkneemster] worden genoemd.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het op 29 september 2017 ter griffie ontvangen verzoekschrift
- het verweerschrift tevens houdende voorwaardelijk tegenverzoek
- de e-mail d.d. 4 oktober 2017, met productie 13, van Visio
- de mondelinge behandeling d.d. 11 oktober 2017
- de pleitnota zijdens Visio.
1.2.
Daarna is beschikking bepaald.
2. De feiten
2.1.
[de werkneemster] , geboren op [geboortedag werkneemster 2] 1972, is op 12 april 1994 bij (de rechtsvoorganger van) Visio in dienst getreden en vervult thans de functie van planner tegen een loon van
€ 2.400,92 bruto per maand, exclusief vakantiebijslag en overige emolumenten.
2.2.
Visio is een organisatie die opereert als expertisecentrum voor slechtzienden en blinden, al dan niet in combinatie met een verstandelijke beperking van de betreffende cliënt. Zij biedt informatie en advies, maar ook verschillende vormen van onderzoek, begeleiding, revalidatie, onderwijs en (begeleid) wonen.
2.3.
[de werkneemster] is werkzaam in dezelfde ruimte als haar collega’s [A] (hierna: [A] ) en [B] (hierna: [B] ) op de vestiging te [vestigingsplaats] .
2.4.
[de werkneemster] is verantwoordelijk voor de planning van de activiteiten voor de vestiging te [vestigingsplaats] . In die hoedanigheid is zij ook verantwoordelijk voor de planning van de operationele activiteiten van [B] . [B] begeleidt uit hoofde van zijn functie cliënten van Visio. [B] is blind.
2.5.
Op 19 mei 2017 (om 09:40) heeft [de werkneemster] per vergissing een e-mail verstuurd aan [B] die voor [A] bedoeld was met de navolgende tekst:
“Hallo [A] ,
Ik moet even terugkomen op mijn eerder gestuurde mail over [B] (opmerking kantonrechter: lees [B] ). Hij is net gearriveerd. Hij kwam om 09.45 uur toch maar eens kijken of zijn laptop werkt! Maar goed, hij blijft EUN KUTMONGOOL (haha!).”
2.6.
[B] heeft over deze e-mail geklaagd bij zijn leidinggevende de heer [leidinggevende] . Visio is hierop een onderzoek gestart, waarbij de zakelijke e-mailbox van [de werkneemster] is onderzocht. Hieruit bleek dat [de werkneemster] en [A] eerder e-mails hebben verstuurd naar elkaar over [B] .
2.7.
In een e-mail van eveneens 19 mei 2017 (om 09:03) heeft [de werkneemster] aan [A] laten weten:
“Ha musch,
Moet je dit toch effe laten weten. Wie schittert weer van afwezigheid? Juist ja Ralf [B] . De printproblemen zijn opgelost. Iedereen die op vrijdag moet werken is aanwezig, behalve dat “blindj verke”. Dit kent toch ech neit of ben ik eune diebiel….Maar goed, dan weet je dat! Hij zal zich naar [leidinggevende] weer lekker d’rin en d’ruit lullen.
Bah wat eune KUTMONGOOL!!!
Tot dinsdig, wirk ze maondig….”
2.8.
Na afronding van het onderzoek heeft Visio [de werkneemster] op 1 juni 2017 tijdens een gesprek geconfronteerd met de e-mails. Zij heeft na dit gesprek de werkplek moeten verlaten en is op non actief gesteld.
Op diezelfde dag heeft Visio aan [de werkneemster] schriftelijk een beëindigingsvoorstel gedaan.
2.9.
[de werkneemster] heeft het beëindigingsvoorstel niet geaccepteerd.
3. Het geschil
3.1.
Visio verzoekt de tussen haar en [de werkneemster] bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, in verbinding met artikel 7:669 lid 3, onderdeel e en g Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Zij heeft het volgende (kort samengevat) aan haar verzoek ten grondslag gelegd. [de werkneemster] heeft zich op een onbehoorlijke manier uitgelaten ten opzichte van [B] . Dit handelen is niet toegestaan en [de werkneemster] heeft daarmee het vertrouwen van Visio beschadigd. [de werkneemster] probeert haar handelen te vergoelijken door te zeggen dat haar uitlatingen gezien moeten worden in de context van een volgens haar opbouwende frustratie over de negatieve en laconieke werkhouding van [B] , terwijl geen rechtvaardiging bestaat voor dergelijk handelen.
3.2.
[de werkneemster] heeft verweer gevoerd tegen het ontbindingsverzoek.
3.3.
Voor het geval de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, verzoekt [de werkneemster] aan haar toe te kennen een billijke vergoeding van € 70.500,00, vermeerderd met rente en kosten.
[de werkneemster] heeft aan dit verzoek ten grondslag gelegd dat er sprake is van verwijtbaar handelen aan de zijde van Visio. De leidinggevende van [de werkneemster] heeft op geen enkele wijze ingegrepen toen van [de werkneemster] en andere diverse collega’s signalen werden ontvangen over de werkhouding van [B] , terwijl dit wel van hem verwacht had mogen worden. De leidinggevende van [de werkneemster] heeft zelfs aangestuurd op escalatie van het conflict. Verder is [de werkneemster] niet in de gelegenheid gesteld haar eigen verhaal te vertellen en weigert Visio een mediation-traject in te gaan met [de werkneemster] om de ontstane situatie op te lossen. Tot slot heeft [de werkneemster] na beëindiging van het gesprek op 1 juni 2017 de werkplek direct moeten verlaten, terwijl zij zeer overstuur was en het onverantwoord was om haar alleen aan het verkeer deel te laten nemen.
3.4.
Visio heeft verweer gevoerd tegen de voorwaardelijk verzochte billijke vergoeding.
3.5.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.
4. De beoordeling van het verzoek en voorwaardelijk tegenverzoek
4.1.
Gelet op de samenhang tussen het verzoek en voorwaardelijk tegenverzoek zullen deze gezamenlijk behandeld en beoordeeld worden.
ontbindingsverzoek
4.2.
De kantonrechter stelt allereerst vast dat niet is gebleken dat het onderhavige ontbindingsverzoek verband houdt met een opzegverbod als bedoeld in artikel 7:670, leden 1 tot en met 4 en 10 van het BW, of enig ander verbod tot opzegging van de arbeidsovereenkomst. Derhalve komt de kantonrechter toe aan een inhoudelijke beoordeling van dit verzoek.
4.3.
De kantonrechter stelt bij de beoordeling vervolgens voorop dat uit artikel 7:669 lid 1 BW in verbinding met artikel 7:671b lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van [de werkneemster] binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt. In artikel 7:669 lid 3 BW is nader omschreven wat onder een redelijke grond moet worden verstaan. Bij regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 april 2015 (Stcrt. 2015/12685) zijn daarvoor nadere regels gesteld (Ontslagregeling).
4.4.
Visio verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:669 lid 3 onderdeel e en g BW. De kantonrechter van oordeel dat de door Visio naar voren gebrachte feiten en omstandigheden een redelijke grond opleveren voor ontbinding, zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3, onderdeel e BW en overweegt daartoe als volgt.
4.5.
De kantonrechter stelt voorop dat voormelde e-grond vereist dat sprake is van
verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer, zodanig dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
4.6.
Op 19 mei 2017 heeft [de werkneemster] twee e-mails gestuurd via het zakelijke netwerk van Visio waarin zij zich op een onbehoorlijk en oncollegiale manier heeft uitgelaten over haar collega [B] . Zoals hiervoor geciteerd wordt [B] in het Limburgs dialect blind varken genoemd en “KUTMONGOOL”. Gelet op de aard van de activiteiten van Visio (een organisatie die personen met visuele beperking behandelt en begeleidt), de door Visio opgestelde regels omtrent het onderwerp pesten en e-mailgebruik en het feit dat [B] blind is, moet voor [de werkneemster] duidelijk zijn geweest dat Visio deze uitlatingen aan het adres van [B] niet zou accepteren. Er is dan ook sprake van verwijtbaar handelen van [de werkneemster] zodanig dat van Visio in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
4.7.
[de werkneemster] wijst er nadrukkelijk op dat haar uitlatingen geplaatst dienen te worden in een bepaalde context. Er is volgens [de werkneemster] sprake van een zeer negatieve en laconieke werkhouding bij [B] die grote frustraties veroorzaakt bij [de werkneemster] en haar collega’s. [B] komt te laat naar het werk, hij vertrekt te vroeg naar huis, hij voert veel en lange privé telefoongesprekken tijdens werktijd en is ook zeer actief op facebook tijdens werktijd. Ook op zijn thuiswerkdag voert [B] geen werkzaamheden uit voor Visio. Door [de werkneemster] ingeplande afspraken worden niet nagekomen met als gevolg teleurgestelde cliënten.
Hoewel [de werkneemster] en haar collega’s meerdere malen geklaagd hebben hierover bij hun leidinggevende wordt er niets gedaan.
4.8.
Ook als de kantonrechter voormelde uitlatingen van [de werkneemster] over [B] zou plaatsen in de door [de werkneemster] geschetste context, alsmede rekening zou houden met de door haar gestelde omstandigheden zoals haar 23- jarig dienstverband, haar goede functioneren en de nog immer bestaande goede band met haar (blinde) collega’s die haar onvoorwaardelijk steunen, maakt dit niet dat er geen sprake meer is van verwijtbaar handelen aan haar zijde. [de werkneemster] is verantwoordelijk voor haar eigen handelen. Hoewel de uitkomst voor [de werkneemster] spijtig is, heeft haar handelen voor gevolg dat zij op de spreekwoordelijke blaren moet zitten. Dat [de werkneemster] spijt heeft van haar handelen moge zo zijn, maar brengt geen verandering in het oordeel van de kantonrechter. Er is dan ook geen rechtvaardiging voor haar handelen. Het feit dat Visio een professionele zorgverlener is, maakt - anders dan [de werkneemster] betoogt - de uitkomst niet anders.
4.9.
De conclusie is dat de kantonrechter het verzoek van Visio zal toewijzen. Hierbij heeft de kantonrechter in overweging genomen dat herplaatsing van [de werkneemster] - gelet op de voldragen e-grond - niet in de rede ligt.
transitievergoeding/opzegtermijn
4.10.
Visio is van mening dat zij geen transitievergoeding verschuldigd is, omdat sprake is van ernstige verwijtbaarheid aan de zijde van [de werkneemster] . De handelswijze van [de werkneemster] kan geschaard worden onder een grovelijke belediging, welke in dit wet als dringende reden voor ontslag is genoemd. De kantonrechter kan Visio hierin niet volgen.
De in de parlementaire geschiedenis genoemde voorbeelden (welke Visio citeert in haar verzoekschrift) zijn van een andere orde dan de door [de werkneemster] gedane uitlatingen over [B] .
De conclusie is dan ook dat geen sprake is van ernstige verwijtbaarheid aan de zijde van [de werkneemster] , zodat Visio aan [de werkneemster] een transitievergoeding verschuldigd is. Ter zitting is de kantonrechter gebleken dat partijen het eens zijn over de hoogte van deze vergoeding ad
€ 25.498,00. Visio dient dit bedrag dan ook aan [de werkneemster] te voldoen. De kantonrechter zal geen veroordeling daartoe uitspreken, nu [de werkneemster] geen daartoe strekkend verzoek heeft gedaan.
4.11.
Dit alles betekent ook dat bij de ontbindingsdatum rekening gehouden dient te worden met de geldende opzegtermijn (4 maanden), waarbij de proceduretijd in mindering wordt gebracht. Dit resulteert in de ontbindingsdatum van 1 januari 2018.
billijke vergoeding
4.12.
[de werkneemster] heeft verzocht aan haar een billijke vergoeding toe te kennen.
Voor toekenning van een billijke vergoeding ex artikel 7:671b lid 8 sub c is vereist dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van Visio. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van Visio zich slechts zal voordoen in uitzonderlijke gevallen, bijvoorbeeld als Visio grovelijk de verplichtingen niet nakomt die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst en er als gevolg daarvan een verstoorde arbeidsverhouding ontstaat of als Visio een valse grond voor ontslag aanvoert met als enig oogmerk een onwerkbare situatie te creëren (zie: Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 34). Een dergelijke situatie doet zich hier niet voor, zodat de verzochte billijke vergoeding wordt afgewezen.
proceskosten
4.13.
Gelet op de aard en uitkomst van de zaak is de kantonrechter van oordeel dat het redelijk is dat de proceskosten op hierna te bepalen wijze worden gecompenseerd.
5. De beslissing
De kantonrechter
In het verzoek en in het voorwaardelijk tegenverzoek
5.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 januari 2018,
5.2.
compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gewezen door mr. J.W. Rijksen en in het openbaar uitgesproken.
type: no
coll:sm