RvdW 2021/60
Beleggingsfraude. Klachten m.b.t. strafmotivering (ten nadele van verdachte afgeweken van onvoorzienbare strafeis?) en geschatte toewijzing vordering b.p’s. HR: art. 81 lid 1 RO.
HR 08-12-2020, ECLI:NL:HR:2020:1801
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
8 december 2020
- Magistraten
Mrs. V. van den Brink, Y. Buruma, A.E.M. Röttgering
- Zaaknummer
18/03050
- Conclusie
A-G mr. D.J.C. Aben
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Bijzonder strafrecht / Economisch strafrecht
Financieel recht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:1801, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 08‑12‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:803, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 15‑09‑2020
Essentie
Beleggingsfraude. Klachten m.b.t. strafmotivering (ten nadele van verdachte afgeweken van onvoorzienbare strafeis?) en geschatte toewijzing vordering b.p’s. HR: art. 81 lid 1 RO.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 18/03050
Datum 8 december 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 11 juli 2018, nummer 21/004497-16, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976,
hierna: de verdachte.
Conclusie
Conclusie A-G mr. D.J.C. Aben:
1. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, heeft bij arrest van 11 juli 2018 het vonnis van de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.