NJ 1940/298
Verklaring van verd., vervat in een p.v. van den R.C. waaraan de handteekening van dien magistraat ontbreekt, als bewijsmiddel aangewend. „Ander geschrift" in den zin van art. 344, 5° ?
HR 23-10-1939, ECLI:NL:HR:1939:118, m.nt. Prof. Mr. B.M. Taverne
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
23 oktober 1939
- Magistraten
Mrs. Taverne, de Menthon Bake, Servatius, Hijink en van der Flier
- Zaaknummer
[231939/NJ_1940-298]
- Conclusie
Mr. Holsteyn
- Noot
Prof. Mr. B.M. Taverne
- JCDI
JCDI:ADS131226:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1939:118, Uitspraak, Hoge Raad, 23‑10‑1939
- Wetingang
(Sv art. 344.)
Essentie
Verklaring van verd., vervat in een p.v. van den R.C. waaraan de handteekening van dien magistraat ontbreekt, als bewijsmiddel aangewend. „Ander geschrift" in den zin van art. 344, 5° ?
Samenvatting
Als bewijsmiddel is gebezigd een verklaring door verd. in het vooronderzoek afgelegd, blijkend uit eene in den vorm met een p.v. van den R.C. overeenkomende schriftuur, welke echter elke onderteekening van deze R.C. mist. Het feit, dat dit stuk als een p.v. is aangemerkt kan redelijkerwijze niet anders worden verklaard, dan dat den rechter het gemis aan onderteekening is ontgaan en hij het stuk heeft beschouwd alsof ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.