Einde inhoudsopgave
Verordening (EG) Nr. 715/2007 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6)
Artikel 5 Voorschriften en tests
Geldend
Geldend van 07-08-2009 tot 01-07-2030
- Redactionele toelichting
Deze wijziging wordt toegepast vanaf 31-12-2012. De datum van toepassing is gecorrigeerd via een rectificatie (PbEU 2009, L 200). Toepassing voorheen: 07-08-2009.
- Bronpublicatie:
18-06-2009, PbEU 2009, L 188 (uitgifte: 18-07-2009, regelingnummer: 595/2009)
- Inwerkingtreding
07-08-2009
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-06-2009, PbEU 2009, L 188 (uitgifte: 18-07-2009, regelingnummer: 595/2009)
- Vakgebied(en)
Verkeersrecht / Voertuigeisen
1.
De fabrikanten rusten hun voertuigen zo uit dat de onderdelen die van invloed kunnen zijn op de emissies zodanig ontworpen, geconstrueerd en gemonteerd zijn dat het voertuig onder normale gebruiksomstandigheden aan deze verordening en de uitvoeringsmaatregelen ervan kan voldoen.
2.
Het gebruik van manipulatie-instrumenten die de doelmatigheid van de emissiecontrolesystemen verminderen, is verboden. Dit verbod geldt niet indien:
- a)
het instrument nodig is om de motor te beschermen tegen schade of ongevallen en om de veilige werking van het voertuig te verzekeren;
- b)
het instrument slechts functioneert als de motor gestart wordt,
of
- c)
de omstandigheden in belangrijke mate zijn meegenomen in de testprocedures voor de controle van de verdampingsemissies en de gemiddelde uitlaatemissies.
3.
De specifieke procedures, tests en voorschriften voor de typegoedkeuring, vastgelegd in dit lid, alsmede voorschriften voor de uitvoering van lid 2 die tot doel hebben deze verordening op niet-essentiële onderdelen te wijzigen door deze aan te vullen, worden aangenomen overeenkomstig de regelgevingsprocedure met toetsing van artikel 15, lid 3. Hieronder valt het vaststellen van voorschriften betreffende:
- a)
uitlaatemissies, met inbegrip van testcycli, emissies bij lage omgevingstemperatuur, emissies bij stationair toerental, rookopaciteit en de correcte werking en regeneratie van de nabehandelingssystemen;
- b)
verdampingsemissies en motorcarteremissies;
- c)
boorddiagnosesystemen en de overeenstemming van in gebruik zijnde emissiebeheersingssystemen;
- d)
de duurzaamheid van emissiebeheersingssystemen, vervangende emissiebeheersingssystemen, de overeenstemming van in gebruik zijnde voertuigen, de overeenstemming van de productie en de technische controle;
- e)
meting van broeikasgasemissies en brandstofverbruik;
- f)
hybride voertuigen en op alternatieve brandstof rijdende voertuigen;
- g)
de uitbreiding van typegoedkeuringen en de vereisten voor kleine fabrikanten;
- h)
testapparatuur;
- i)
referentiebrandstoffen zoals benzine, diesel, gasvormige brandstoffen en biobrandstoffen, zoals bio-ethanol, biodiesel en biogas;
- j)
het meten van het motorvermogen.
Bovenvermelde voorschriften zijn, in voorkomend geval, van toepassing op voertuigen, ongeacht de gebruikte brandstof.