Rb. 's-Hertogenbosch, 03-02-2006, nr. 132160 EX RK 05-207
ECLI:NL:RBSHE:2006:AV1026
- Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
- Datum
03-02-2006
- Zaaknummer
132160 EX RK 05-207
- LJN
AV1026
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Ondernemingsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBSHE:2006:AV1026, Uitspraak, Rechtbank 's-Hertogenbosch, 03‑02‑2006; (Raadkamer)
Uitspraak 03‑02‑2006
Inhoudsindicatie
Zwaarwegende (processuele) belangen staan in de weg aan het doen starten van een voorlopig deskundigenonderzoek. Verzoek wordt afgewezen.
Partij(en)
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
BESCHIKKING
Zaaknummer : 132160 / EX RK 05-207
Datum beschikking : 3 februari 2006
Deze beschikking wordt gegeven naar aanleiding van het op 16 september 2005 ter griffie ingediende verzoekschrift namens:
de naamloze vennootschap
N.V. MAATSCHAPPIJ VAN ASSURANTIE,
DISCONTERING EN BELEENING DER STAD ROTTERDAM ANNO 1720,
gevestigd te Rotterdam,
verzoekster,
procureur mr. J.E. Lenglet,
advocaat mr. W.A. Luiten te Rotterdam.
gericht tegen:
[verweerster],
wonende te [woonplaats],
verweerster,
procureur mr. J.E.M. van den Muyzenberg-Van Zoelen.
1. Inleiding
Het verzoekschrift strekt tot het gelasten van een voorlopig deskundigenonderzoek.
Partijen zijn opgeroepen te verschijnen ter zitting van 11 januari 2006 voor de behandeling van het verzoek tot een voorlopig deskundigenonderzoek. Voor verzoekster is verschenen haar advocaat mr. W.A. Luiten en de heer Katwijk, werkzaam bij verzoekster. Verweerster is in persoon verschenen, bijgestaan door haar procureur mr. Lavrijssen, kantoorgenoot van mr. Muyzenberg-van Zoelen. Mr. Luiten heeft ter zitting een pleitnota overgelegd. Beide raadslieden hebben namens partijen het woord gevoerd.
2. Het verzoek
Verweerster is op 7 juli 2001 een ongeval overkomen. Verzoekster heeft aansprakelijkheid voor het ongeval erkend. Op gezamenlijk verzoek van partijen heeft neuroloog [X] op 8 april 2003 een expertiserapport uitgebracht. De medisch adviseur van verzoekster is van oordeel dat voornoemd rapport de toets der kritiek niet kan doorstaan en heeft aan verweerster voorgesteld een nieuwe expertise te laten verrichten. Verweerster is in beginsel akkoord gegaan met dat voorstel, maar heeft bezwaar gemaakt tegen het uit doen brengen van meerdere deskundigenberichten. Verzoekster is van oordeel dat het aan de rechter is om eventuele verschillende uitkomsten van de rapporten te wegen, de rapporten te beoordelen op kwaliteit en motivering en vervolgens op basis van die weging tot een beslissing omtrent onder andere de causale relatie tussen ongeval en klachten te komen. Verzoekster heeft derhalve belang bij een voorlopig deskundigenonderzoek. Dat er inmiddels een bodemprocedure aanhangig is, behoeft aan toewijzing van het verzoek niet in de weg te staan volgens verzoekster.
3. Het verweer
Verweerster heeft zich primair op het standpunt gesteld dat het verzoek dient te worden afgewezen. Zij heeft daartoe onder meer aangevoerd dat de rechtbank 's-Hertogenbosch niet bevoegd is, nu er bij de rechtbank Arnhem een bodemprocedure loopt althans dat toewijzing van het verzoek -gezien vorenstaande omstandigheid- in strijd is met een goede procesorde.
4. De beoordeling
De rechtbank stelt voorop dat zij bevoegd is het verzoekschrift te beoordelen, omdat er ten tijde van het indienen van het verzoek nog geen bodemprocedure bij de Arnhemse rechtbank aanhangig was. Inmiddels loopt die procedure wel. Vast staat dat het debat in die bodemprocedure gaat over het causaal verband tussen ongeval en de (ms-achtige) klachten van verweerster, waarbij met name de deugdelijkheid van de rapportage van neuroloog [X] een punt van beoordeling zal zijn. De rechtbank is van oordeel dat er zwaarwegende (processuele) belangen in de weg staan aan het doen starten van een voorlopig deskundigenonderzoek ter beoordeling van ditzelfde debat in een situatie als de onderhavige. Er is in casu reeds een deskundigenrapport uitgebracht in opdracht van beide partijen, uitgaande van een door partijen overeengekomen vraagstelling, en er zijn tal van wetenschappelijke publicaties overgelegd die bijdragen aan inzicht in de voorliggende vraag naar het causaal verband. Het vooromschreven oordeel dat er zwaarwegende belangen aan toewijzing van het verzoek in de weg staan, geldt temeer nu de bodemprocedure aanhangig is bij een andere rechtbank. Indien de bodemrechter van oordeel is dat aanvullend, dan wel nieuw deskundigenonderzoek noodzakelijk is, dan ligt het veeleer op de weg van die bodemrechter een dergelijk onderzoek -gericht- te entameren. Deze bodemrechter dient immers een oordeel te geven omtrent de in geschil zijnde vraag aangaande het causaal verband tussen ongeval en klachten en zal daarbij tevens de deugdelijkheid van het reeds uitgebrachte rapport van [X] betrekken. Het verzoek, zal gezien het vorenstaande, worden afgewezen. De rechtbank acht termen aanwezig om de kosten van deze procedure tussen partijen te compenseren, in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
5. De beslissing
De rechtbank:
wijst het verzoek af;
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij haar kosten draagt;
Deze beschikking is gegeven door mr. B.C.W. Geurtsen-van Eeden, rechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank voornoemd van 3 februari 2006, in tegenwoordigheid van de griffier